TUSSEN GOD SPELEN EN BLOEMEN TELEN

Dries Van Noten : "Tuinieren is iets wat je heel redelijk maakt. In mode ben je snel geneigd onredelijk te worden."

Dries Van Noten voelt zich pas écht rijk wanneer hij kan oogsten en eten uit zijn eigen tuin, die eigenlijk een park is. In de jardin botanique van Antwerpen vertelt de grootste modeontwerper van ons land waarom hij ernaar snakt met zijn handen in de grond te blijven.

Afgelopen zomer kreeg de Amerikaanse Vogue de primeur om in het Hof Van Ringen te shooten, het domein in Lier waarop Dries Van Noten (52) samen met zijn partner woont in een groot opgeknapt huis uit 1840. Nooit eerder was de pers toegelaten voor een fotosessie in de 24 hectare grote tuin van Van Noten. Maar hoofdredacteur Anna Wintour deed hem een voorstel he couldn’t refuse : Van Notens domein vol diverse vegetatie en wilde dieren – vossen, vogels, kikkers – zou als decor dienen voor zijn eigen modecollectie, gedragen door de zeventienjarige actrice en kindster Dakota Fanning ( The Twilight Saga), en met de bekende modefotograaf Juergen Teller achter de lens.

Zo’n totaalpakket vol ronkende namen sla je niet af, en dus liep in het Lierse domein drie dagen lang een crew van zeventien man op en af. In december publiceerde Vogue het resultaat onder de titel Lord of the Rings. Maar welgeteld één outfit was op de beelden te zien. Wintour bleek achteraf meer interesse te hebben in de tuin zelf, en verkoos enkel de groene kiekjes te publiceren die Teller eigenlijk voor zichzelf gemaakt had. “Dat was jammer”, zegt Van Noten. “De modefoto’s van Juergen waren ongelooflijk. Dakota Fanning stond ook heel goed met de collectie. Maar ja, dat heb je achteraf niet meer in de hand.”

De Belgische ontwerper, wiens collecties vaak bol staan van kleur en fris contrast, heeft een passie voor fauna en flora. Dat was al jaren duidelijk. Voorbije zomer kwam Van Noten even in het nieuws toen hij zijn loslopende mannetjespauw naar een boerderij in Berlare had verplaatst, na een klacht van een buur.

We nodigen hem uit voor een frisse neus aan de vooravond van een nieuwe lente, in de botanische tuin van Antwerpen. Tussen de eerste krokussen en magnolia’s, gaan we op zoek naar de contrasten en gelijkenissen tussen mode en moeder natuur.

GOD SPELEN

Is de natuur uw grootste muze, of eerder een uitlaatklep ?

Dries Van Noten : Het is niet omdat ik in mijn tuin een bepaalde bloem plant, dat ik die nadien ook in mijn collectie verwerk. De natuur inspireert me niet letterlijk. Die tuin heb ik vooral nodig als tegengewicht. Als balans voor het hectische en soms bijzonder vluchtige van het hele modegebeuren. Ik heb het nodig om met mijn twee handen in de grond te kunnen woelen. Met twee voeten op de grond te staan. Tuinieren is iets wat je heel redelijk maakt. In mode ben je snel geneigd onredelijk te worden. Defilés creëren zo’n kunstmatige wereld, je hebt tien of twaalf minuten om je verhaal te vertellen en daarin probeer je alles te controleren. We hebben al defilés gehad met namaakzonneschijn. Of waar we het lieten regenen. Een defilé opstellen is god spelen. Gedurende tien minuten creëer je je eigen wereld. Een tuin is volledig het tegenovergestelde. Het regent wanneer het wil regenen, soms te veel, soms te weinig. Nu eens is het te warm, dan weer te koud. De natuur dicteert een eigen ritme.

Mode is dus een kleine kosmos die beter te controleren valt dan uw tuin.

Ja, zowel mijn mode als mijn tuin bestaan uit een zekere gelaagdheid. In mode controleer je die gelaagdheid, met een tuin probeer je dat, maar daar heb je nooit volledig zeggenschap over. Je kunt plantencombinaties maken die fantastisch zijn. Maar het jaar daarop kwijnt een plant weg, en zet een andere plant zich uit en krijg je een combinatie die totaal niet gewild was, maar dikwijls veel beter is. Dat heb je met kleren ook. De boeiendste ensembles bestaan wanneer je bezig bent met de styling van de defilés en je een model vraagt om een andere outfit aan te trekken. Plots staat ze tussen twee outfits in, het bovenstuk nog aan van de ene outfit, het onderstuk al van de andere. Dan zie je ineens dat het zo veel juister en spontaner overkomt. Je moet de hele tijd je ogen openhouden, en geen controlefreak proberen zijn.

Creativiteit in mode en in de natuur gaan allebei over het trekken van lijnen, het uitzetten van assen, zoeken naar proporties, creëren. Hoe oversized maak ik dat hemd, of hoe groot dat plantenvak ?

Hoe gaat u te werk bij de inrichting van uw tuin ?

Ik bezoek graag andere tuinen, Britse tuinen of zo. Chelsea Physic Garden is een heel kleine, maar toffe plek in Londen. Dan probeer je elementen die je daar ziet te vertalen. Wanneer je met een tuin bezig bent, ontmoet je een hele hoop mensen, van tuin-architecten tot specialisten. Al die mensen hebben een heel open en aangename mentaliteit. Een tuinier laat graag zijn tuin aan anderen zien. Ik ook, alleen voor de pers sluit ik hem liever af. Maar als ik bezoek heb, zal ik altijd tonen en uitleggen waarmee ik bezig bent. Is iemand geïnteresseerd in een bloem en staat er juist zaad in die bloemknop, dan hup, mogen ze dat meenemen om zelf uit te zaaien. Of ze vinden een plant mooi ? Hupla, een stuk eraf om mee te geven. Dat is het plezante aan een tuin. Er heerst zo’n andere mentaliteit dan in de mode. Het houdt je als mens in balans. Met een tuin kun je heel genereus zijn.

U werkt ook vaak met vaste arbeiders in India. Inspireert dat klimaat u ?

India is een element dat regelmatig terugkomt in de collecties. India inspireert, is altijd op een of andere manier aanwezig in de collecties, maar ik probeer voorzichtig te zijn met Indiase cultuur. Je voelt India al voldoende door de borduurtechnieken die in de collecties zitten. Af en toe maak ik eens een collectie, zoals vorige zomer, die heel etnisch geïnspireerd is qua stoffen. Maar in de collectie van deze zomer 2011, of die van volgende winter, zie je India absoluut niet. Borduurwerk is een prestigieuze mannenjob in India. Een ambacht dat doorgegeven wordt van vader op zoon. Wanneer een kledingstuk geborduurd wordt, zitten dikwijls acht mensen tegelijk rond enkele frames te werken. De ene doet de mouwen, de andere het lijf, nog een andere de kraag. Het mooiste moment is wanneer een belangrijk stuk van het frame komt en ruw in elkaar wordt gespeld op een pas-pop, waarna ze een groepsfoto maken met iedereen die eraan meegewerkt heeft. Hun arbeidstrots is iets wat wij verloren zijn.

De lente breekt weer stilaan aan. Heeft dat een invloed op uw humeur ?

Ja, dat geeft energie. Ik ben geen winterman. Ik ben heel blij dat ik mijn collecties kan tekenen in het juiste seizoen. Ik ontwerp de winter in de winter, en de zomer in de zomer. Misschien is dat een van de redenen waarom ik niet happig ben om aan precollecties te beginnen, dan zou ik alles moeten doorschuiven. Ik leef heel seizoensgebonden. Zit veel in de tuin, woon in een huis met heel veel grote ramen. We hebben een hond, Harry. Dit weekend was ik een halve dag thuis, de energie die ik kreeg, was ongelooflijk. Ik ben door de tuin gelopen om de situatie te bekijken. In het voorjaar kun je zo gelukkig zijn met dat eerste bloempje. De kleine cyclaam die bovenkomt, de eerste akonieten. De toverhazelaars die in volle bloei staan. In mei als de rododendrons, rozen, azalea’s, pioenen allemaal in volle bloei staan, dan is het totaaleffect mooi. Maar nu kun je echt gaan zoeken naar zo’n klein bloemetje. Iets dat begint te botten. De belofte dat er iets gaat komen is heel mooi. En dat enthousiasme van een kleuter blijft jaar na jaar.

Wat is voor u de mooiste tuin ooit ?

Een van de meest inspirerende plekken, waar ik ook de tuinmicrobe heb opgedaan, is de tuin van wijlen mevrouw Jelena de Belder. Zij ligt aan de basis van het Arboretum in Kalmthout, maar haar privétuin had ze in Essen. Toen ik kind was, was zij onze buurvrouw en ging ik daar geregeld wandelen. Als achttienjarige wil je natuurlijk niet in de tuin werken. Je wilt de stad in, uitgaan, mode. Maar wanneer je iets ouder wordt, iets meer gematureerd, en je verhuist van een appartement naar een huis met tuintje erbij, en later nog naar een ander huis met een nog grotere tuin, dan sta je daarvoor open. Toen ben ik bij haar op bezoek gegaan, en heeft zij me de passie doorgegeven.

GELOOF IN WAT JE KWEEKT

Termen als onthaasten en ‘back to the roots’ worden populair als het maatschappelijk moeilijk vooruitgaat, of te veel wordt. Voelt u dat in de mode ook ?

De twintigste eeuw was een eeuw van vernieuwen om te vernieuwen. Iets was nog niet vernieuwd of het werd al weggeworpen en het volgende moest in de plaats komen. Ook in mode ging het zo. De evolutie die er tussen de jaren vijftig en negentig is geweest op modevlak, was hallucinant. De laatste vijftien jaar is de mode een beetje ter plaatse blijven trappelen. Al is dat misschien niet het juiste woord. Het is misschien tijd om wat meer te bezinnen. Terug in het juiste licht te plaatsen. In de jaren zeventig en tachtig was het de gewoonte om ieder seizoen een andere modekleur en roklengte naar voren te schuiven. Nu is alles mogelijk. En niet alleen op gebied van mode. Ik denk dat mensen meer tijd nemen om beter te bekijken wat ze willen doen en hoe ze het willen doen, nu toch alles kan. De druk om constant iets nieuw nieuw nieuw te willen, is eruit en dat is goed. Je moet ook niet nostalgisch worden. Er moet vooruitgang en evolutie zijn. Maar niet aan het ritme van, en ten koste van alle dingen die we in het verleden hebben gezien.

Hebt u toevallig ‘Generation A’ gelezen van Douglas Coupland ? Over een wereld waarin de bijen uitsterven en wat er daardoor allemaal van de aardbol verdwijnt.

Neen, maar als tuinier ben je enorm begaan met het milieu en wat we de wereld aandoen. Ik sta ontzettend stil bij al die nieuwe ziektes die planten vandaag hebben die er een paar jaar geleden niet waren. De kastanjebomen hebben allemaal bruine bladeren in de zomer, van een motsoort. Heel veel boomkwekerijen zitten niet meer in Engeland of België, maar in Slovakije en ex-Joegoslavië. Om tegen een lagere kostprijs te kunnen werken, komen die planten daarna met grote vrachtwagens naar hier, maar die brengen ook beestjes mee waarvoor we hier niet de juiste verdelgers hebben. Dat is angstaanjagend.

Uw huidige zomercollectie getuigt niet bepaald van natuurinvloeden.

Vanuit de natuur vertrekken als inspiratie, is een van de invalshoeken die ik boeiend vind. Maar ik ben altijd bang dat zoiets te veel een dictaat wordt. Ik sta open voor heel veel verschillende dingen. Met mijn kleren moet ik een soort reflectie geven van wat er mijn inziens gebeurt in de wereld. Ik moet kleren maken die mensen willen kopen omdat ze het mooi en gepast vinden voor nu, omdat het een soort tijdsdocument is.

Ik wilde voor deze zomer een collectie maken die vertrok van pastelkleuren, van heel zachte dingen. In de wintercollectie zat een soort agressie, met vrij veel punkelementen, verwijzingen naar eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, toen we kleren niet zo serieus namen en onze outfit ineenknutselden als we uitgingen. Mode heeft echter de laatste jaren een bepaalde saaiheid gekregen. Je moet je kleren durven toe-eigenen. Maar goed, dat was dus de wintercollectie van 2010. Bloemstoffen in satijn duchesse die met de hand waren overschilderd. Die zachte agressiviteit stak ook in de mannencollectie voor deze zomer, waar we met esthetische elementen van de skinheads hebben gewerkt. En nadien wilde ik voor de vrouwencollectie van deze zomer iets doen wat daartegenover lag. Ik wilde een bepaalde zachtheid. Dus begon ik te werken met pastelkleuren. Dat riep twee associaties op : enerzijds moest ik denken aan de schilderijen van Jef Verheyen, meester in het gebruik van pastelkleuren en het vangen van licht. Zijn kleurovergangen vond ik inspirerend. Anderzijds was ik geboeid door Chinees porselein en de degradé van kleuren. Soit, in een collectie zitten altijd grote zoektochten, dat is heel boeiend.

Laten we nog één rondje doen door de botanische tuin. Vindt u bepaalde bloemen lelijk ?

De ene spreekt me meer aan dan de andere, maar ook in kleding word ik altijd aangetrokken door dingen die ik op het eerste gezicht niet mooi vind. Die leer ik dan te appreciëren door ze anders te combineren. Het is een beetje zoals met olijven leren eten. Met bloemen heb je dat ook, dat ze in de juiste context moeten staan om mooi te worden. Je hebt ook altijd bloemen die in de mode zijn of niet. Een tijd geleden vond iedereen pioenen aartslelijk. Dahlia’s werden ook als bijzonder fout ervaren. En gladiolen zijn ook zulke bloemen die helemaal uit waren. Dan vind ik het boeiend om daar iets mee te doen.

Toon ons eens waar we als groentje op kunnen letten in deze wintertuin.

Je moet gewoon kijken en genieten, naar wat er al groeit en bloeit. Zeggen wat je mooi vindt, of lelijk. Hier zie je de eerste camelia. En de magnolia staat ook gereed om te botten. Dit zijn de cornussen die in het geel komen staan. De winterakonieten staan ook al volop in bloei. En de toverhazelaar, ruik je hem ? Dat was de favoriete plant van Jelena de Belder. Zij heeft daar varianten van gemaakt in andere kleuren, van geel tot bordeaux.

Het mooie van dit seizoen, zit in de subtiliteit. Het zijn nog maar kleine bloemetjes. Er moet nog heel wat boven komen. Je moet ernaar op zoek gaan. Het is niet zoals in de lente of vroege zomer dat je ze in je gezicht krijgt. Het gaat over subtiliteit. Eén keer vriezen en ze zijn er niet meer. Het vluchtige ervan is op dit moment heel mooi. Ik kan snakken naar die eerste tekenen van leven.

Kookt en eet u ook uit eigen tuin ?

Zeker, uit eigen tuin smaakt alles beter. Als je groenten of fruit koopt in de supermarkt, moet je die doorgaans één keer afspoelen en ze zijn klaar om op te eten. Dingen uit eigen groentetuin moet je drie à vier keer afborstelen, weer afspoelen. Maar zelfs met aarde en kleine beestjes smaakt het lekker. Het moment waarop je kunt oogsten in je eigen tuin, dán voel je je pas rijk.

www.driesvannoten.com

DOOR ELKE LAHOUSSE – PORTRET CHARLIE DE KEERSMAECKER

“Ik heb het nodig om met mijn twee handen in de grond te kunnen woelen.” “In een collectie zitten altijd grote zoektochten, dat is heel boeiend.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content