Tulpen als belegging

Onder de titel “Tulpomanie” organiseert Sotheby’s in Amsterdam een veiling volledig gewijd aan de tulp in de kunst.

Tulpomanie. Met die titel verwijst Sotheby’s naar het begin van de 17de eeuw, toen de tulpenrage ontaarde en eindigde in de totale ineenstorting van de tulpenhandel in Nederland. Maar precies die historie heeft de tulp voor altijd verbonden met onze noorderburen. Want zeg nu zelf: hoewel ze een emigrant is, een exoot met oosterse origines, is de tulp oer- en oer-Hollands.

Aan de basis van de Nederlandse liefde voor de tulp en de bloembollenhandel ligt Carolus Clusius. Ongewild eigenlijk, want Clusius was een wetenschapper. Als botanicus in Praag en Wenen kreeg hij in 1574 enkele tulpenbollen van Ogier Ghiselin de Busbecq, Vlaming in dienst van de Weense keizer en diens afgezant aan het hof van Sultan Suleiman in Constantinopel. In 1592 werd Clusius in Leiden benoemd als hoofd van de universitaire Hortus. Dat kwam op het juiste moment, omdat het voor een protestant in Wenen te benauwend werd. En uiteraard nam hij zijn collectie tulpen met zich mee. (Andere bronnen vertellen dat op dat ogenblik in Vlaamse tuinen al tulpen stonden. Hoe dan ook: eind 16de eeuw bloeiden de eerste tulpen in Leiden.) Al snel waren er gedreven kwekers die wel brood zagen in deze nieuwigheid. Maar Clusius wilde zijn bollen, bedoeld voor wetenschappelijke studie, niet marchanderen. En dus – zo wil het verhaal – pleegden de drieste tuinlui een overval op de Hortus en stalen ze enkele bollen, die de basis vormden voor de bloembollenteelt in Nederland.

Begin 17de eeuw werd de tulp razend populair. Exotisch qua vorm en kleur was ze een rariteit en precies daardoor zeer gegeerd. De tulp werd een statussymbool dat in geen enkele tuin van de high society mocht ontbreken. En daar werd geld voor neergeteld. Veel geld. Omstreeks 1624 moest je rekenen op enkele honderden florijnen voor één bol. Voor een zeldzaamheid als de wit-bruine Rembrandt-tulp ‘Semper Augustus‘ golden prijzen van zo’n 3000 gulden. Omgerekend naar vandaag is dat zo’n 60.000 fr. En dat was nog maar een begin: ruim tien jaar lang werd de tulp het voorwerp van gigantische speculaties. Dat had twee redenen. Eerst en vooral zagen natuurlijk heel wat kwekers, handelaars en sjacheraars in die gegeerde bloem een manier om snel rijk te worden. Anderzijds was er in het begin van de Gouden Eeuw veel geld in omloop – althans in bepaalde kringen -, terwijl de mogelijkheden om het te beleggen gering waren. Tulpenbollen leken een verstandige belegging. De hype of tulpomanie, zoals ze al snel genoemd werd, bereikte zijn hoogtepunt omstreeks 1634. Prijzen van enkele duizenden guldens voor een bol waren vrij normaal. De gevlekte tweekleurige tulpen – kleurschakeringen die veroorzaakt werden door een virus, zoals vandaag bekend is – waren de duurste. In 1637 werd voor drie bollen van de Augustus 30.000 gulden geboden. Ter vergelijking: een Amsterdams grachtenhuis kostte toen zo’n 10.000 gulden en een arbeider verdiende ongeveer een gulden per dag. Zeldzame tulpen werden gewogen: zij waren dan ook letterlijk hun gewicht in goud waard.

Toen men niet meer met liquide middelen kon betalen, ging men over op papieren handel. Je kocht een optie op bollen, heel vaak zonder ze ooit gezien te hebben, want het grootste deel van het jaar zaten ze immers onder de grond. Zo’n optiebrief, waarin de levering van een aantal bollen werd beloofd, werd regelmatig doorverkocht. Leveranciers konden echter dikwijls niet aan de afgesproken data voldoen, moesten bijgevolg hoge schadevergoedingen betalen en gingen failliet. Omdat er uiteindelijk veel meer optiebrieven in roulatie dan er bollen voorhanden waren, crashte de handel volledig in 1637. Tientallen speculanten gingen failliet, anderen moesten levenslang schulden betalen. Nadien zakten de prijzen. Niet dat de tulp echt goedkoop werd: ze bleef een exclusiviteit die nog altijd enkele honderden guldens kostte. En ze bleef populair – tot vandaag.

Die populariteit weerspiegelt zich in de kunst. Naast de roos, de iris en de lelie is de tulp een van de meest afgebeelde bloemen. Vrij snel na haar introductie in het westen duikt ze op in schilderijen: in het decor van een familieportret of als element in een bloemstilleven. Zeker in de 17de-eeuwse beelden valt de voorkeur voor de gevlamde tulpen op: zelden zie je op dergelijke schilderijen een eenkleurige tulp. Onweerstaanbaar zijn echter de vele tulpentekeningen en -aquarellen, vaak gemaakt in opdracht van plantenverzamelaars. Of zelfs van kwekers en handelaars, die hierin een middel zagen om hun waar aan te prijzen. Op de veiling in Amsterdam worden zo’n 400 17de- en 18de-eeuwse aquarellen te koop aangeboden, kunstig uitgewerkte bladen soms met een enkele bloem, soms met verschillende exemplaren. Zeldzaam en vermoedelijk gefantaseerd is de afbeelding van de zwarte tulp (17de eeuw). Tegels, glas en ceramiek (tulpenvazen, o.a.), textiel en boeken vullen de collectie verder aan. Hors catégorie zijn de spotprenten die de tulpengekte van de begoede burgers op de korrel namen. De meest bekende is Floraes Gecks-kap, een gravure van Cornelis Danckerts (naar een tekening van Pieter Nolpe). De taveerne In de Sotte Bollen, die de vorm heeft van een enorme zotskap, zit vol met tulpenliefhebbers. Flora komt op een ezel aangereden… Waarmee meteen duidelijk wordt hoe gewone mensen dachten over die malle rage voor die exotische schoonheid van de tulp.

De veiling “Tulpomanie” vindt plaats op 16 juni bij Sotheby’s in Amsterdam (Rokin 102). De tulpenkunst is er van 12 tot en met 15 juni te bezichtigen, telkens van 10 tot 16 uur. Info: Tel. (00-31) 550.22.00.

Hilde Verbiest

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content