Sommige kleren zijn ware dagboeken vol gekleurde emoties. Het verhaal van hun stille kracht.

MARLEEN WYNANTS FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

ELS LINGIER, STILISTE : ?Die peignoir van bobonne hing altijd op hetzelfde plekje tegen de badkamerdeur.”

?Ik heb wat spulletjes van mijn grootmoeder : haarkammen, een hoedje met een voile, een sjaaltje, enkele blouses, een porseleinen olifant en een prachtige asbak, stukken waar ik enorm aan gehecht ben, echte koesterdingen. Maar toen bobonne acht jaar geleden overleed en mij gevraagd werd of ik iets van haar wilde, wist ik het precies : haar peignoir. Ik heb haar er zelf nooit in gezien, maar hij hing altijd op hetzelfde plekje tegen haar badkamerdeur naast het toilet. Een concreet beeld in mijn hoofd. Die lampionnetjes erop fascineerden me als kind al. De stof is een zware, ruwe zijde van het merk Silver Silk. Er werden ooit extra verstevigingen op aangebracht, en toen ik hem kreeg, was de kamerjas in perfecte staat. Ondertussen hangt hij al in rags : de mouwen vallen er half uit, er zijn stukken in de kraag waar de stof helemaal op is, en elke keer als ik met mijn hiel weer eens in de getormenteerde zoom blijf hangen, krrrtjs… is er weer een stuk ontzoomd. Niet dat ik deze kamerjas per se wil verslijten, maar om een of andere mysterieuze reden kom ik er niet toe hem te verstellen. Dat gebeurt ooit nog wel, want ik wil hem niet verliezen. Voorlopig leidt die peignoir zijn eigen leven. Ik trek hem aan voor speciale gelegenheden of gewoon als ik er zin in heb, als ik me supergoed voel of op zondagmorgen bijvoorbeeld.

Bobonne heette Eugenie Van Daele. Op het einde van haar leven was ze een broos, kwetsbaar mensje, maar ze heeft wel drie zonen grootgebracht en was destijds de vrouw van de bestgekende mannenkleermaker van Oostende. Ik herinner mij die ruimtes vol oude balen stof waar ook voor mij jassen uit gemaakt werden. Mijn grootmoeder werkte zogezegd mee in de zaak, maar ze had daarin een veel belangrijker rol dan ooit werd toegegeven. Bobonne was een vrouw met karakter. Ze had een heel gezellig huis met een geweldige geur die mij altijd is bijgebleven. Haar vader was maître d’hotel. ’s Zomers werkte die in de Grand Hôtels in België, in de winter aan de Côte d’Azur in Nice. Rond de eeuwwisseling zat mijn grootmoeder op kostschool en tijdens de schoolvakanties ging ze dan met de koets naar haar ouders in Zuid-Frankrijk. Ik weet eigenlijk weinig van haar jeugd. Toen zij ouder begon te worden, was ik zo opgeslorpt door mijn eigen leventje, dat haar verleden me niet echt interesseerde. Nu zou ik haar honderden vragen willen stellen, maar het is te laat.

Een geweldig beeld dat ik van haar heb, is bobonnetje op het strand, volledig aangekleed, met elegante schoenen, onder een parasol op een stoel in het zand. Zo was ze. Ze had graag dat ik mijn vriendjes aan haar voorstelde, en als de jongen in kwestie haar niet aanstond, vergat ze meteen zijn naam. Ze vertikte het gewoon om die te onthouden. Zo was ze dus ook.

Wat ik van haar heb meegekregen ? Die onafwendbare zorg voor interieur en kleren. En tafelgenoegens natuurlijk. De kunst van het ontvangen, de kunst van Bourgondische maaltijden : de gezonde volkskeuken met de geweldigste soepen en de beste wijn. Mijn vader heeft dat ook, dat genieten van de simpele dingen in het leven. Tijdens haar leven heeft bobonne geen druppel te veel gedronken, maar toen ze ouder werd, kreeg ze ineens de smaak van alcohol te pakken. Op familiefeesten moesten we de wijn ver bij haar vandaan zetten. Als we dan even niet opletten, nipte ze snel aan onze glazen. En ze kon ertegen hoor. Ik heb haar per ongeluk eens een vol glas Cointreau aangereikt, denkend dat het water was. Ze heeft het aan haar mond gezet en zonder verpinken uitgedronken. ‘Straf water’, meer zei ze niet.”

MARKA, ZANGER : ?Ik ga in dit pak niet naar de bakker natuurlijk, maar als ik er het podium mee opstap, weten de mensen dat ik mezelf niet au sérieux neem.”

?Ik heb iets met ringen. Het is al een jaar of 15 dat ik onafgebroken ringen draag, verder geen oorringen of armbanden, nooit een horloge. Deze zilveren ring heb ik in Griekenland gekocht, de groene is een cadeau van mijn vrouw, enfin, zij had hem in het bruin gekocht en ik ben hem gaan omwisselen. En mijn derde ring kreeg ik van mijn grootvader, maar ik ben hem domweg ergens verloren. Het was een prachtige mengeling van goud en zilver met een zwarte steen, een familiestuk. Toen ik merkte dat hij weg was, was ik er niet goed van. Ik ben bij mijn grootouders opgegroeid, en net op het moment dat ik me emotioneel van hen begon los te maken, verloor ik wat me materieel met hen verbond. Misschien was dat wel het lot, een soort symbool voor volwassen worden. Feit is dat toen mijn grootvader vier jaar geleden stierf, ik radicaal besloot om mijn werk te laten voor wat het was om me volledig op mijn muziek toe te leggen.

Toen hij nog leefde, bleef ik aarzelen en heb ik nooit durven doorzetten. Maar zijn dood werkte zo relativerend, dat mijn besluit vaststond. Even later is ook mijn eerste kind geboren. Vorige zomer is mijn grootmoeder overleden. Ze was 82, en hoewel ze nog gezond was, had ik de indruk dat het voor haar hét moment was om afscheid te nemen. Enkele maanden daarvoor had ik een contract getekend bij Sony Frankrijk en ze wist dat er een tweede kindje op komst was. Ze is nog te zien in Accouplés, de eerste clip uit de cd Merci D’Avance, en een paar weken nadien is ze gestorven. Ik heb nog altijd het gevoel dat ze gedacht heeft : ‘De kleine zal nu zijn plan wel trekken. Hij heeft al een zoon, de tweede is op komst, hij heeft zijn muziek, dus wat kan ik nog doen ? ‘ Door het verlies van mijn grootouders en van die ring ben ik misschien eindelijk een échte grote jongen geworden. Er is in ieder geval een nieuwe fase in mijn leven, waarop zij hoe dan ook totaal geen vat meer zouden gehad hebben. En mijn sparring-partner is een goudkleurig Elvis-pak.

Vroeger grapte ik altijd met een vriend dat als we ooit geld zouden hebben, we een roze Chevrolet-cabrio zouden huren in New York om door te rijden naar Graceland in twee witte Vegas-jumpsuits of gouden pakken. Dat idee is blijven opduiken, tot ik vorig jaar een pak heb laten maken.

Vroeger zong ik weleens Blue Moon of Kentucky op de scène, en ik vertelde er dan bij dat Elvis aan mij gevraagd had om de Blijde Boodschap van rock-‘n-roll bij de mensen te blijven verkondigen. Nu dat gouden pak er is bijgekomen, kan ik mijn gezever nog beter kwijt. De jonge Elvis was echt fantastisch, maar nadien is het allemaal ook letterlijk ‘een dikke machine’ geworden. Ironisch genoeg is zijn gouden pak mijn handelsmerk aan het worden. We hebben er Accouplés mee gedraaid, in een duet met Johan Verminnen, omgedoopt tot Met z’n twee, en meteen was ik ‘die gast met zijn goudkleurig kostuum’. Ik ga in dit pak niet naar de bakker natuurlijk, maar als ik er het podium mee opstap, weten de mensen meteen dat ik mezelf niet au sérieux neem. Ik lach graag met dingen waar ik van hou, en dankzij dit pak moet ik dat zelfs niet meer uitleggen aan het publiek. Zo moest ik in Parijs optreden tijdens een grote bijeenkomst van Sony, en ik kwam na Francis Cabrel die daar een dubbele platina plaat in ontvangst nam voor twee miljoen verkochte exemplaren. Dat is niet mis. Iedereen maar roepen van ‘Une chanson ! Une chanson ! ‘, en Cabrel deed wat van hem verwacht werd. Als je na zo iemand op het podium moet, moet je met iets kunnen uitpakken of je gaat compleet de mist in. Met een goudkleurig kostuum heb je al een kleine voorsprong. Een beetje het effect van ‘Are you in for something completely different ? ‘ Met dit gouden pak krijgen mijn optredens een extra dimensie. Elvis heeft het destijds ook niet laten maken om te gaan fietsen hé, en de titel van het album waarop het voor het eerst verscheen 50 million Elvis fans can’t be wrong zegt meer dan genoeg. Voor de videoclip A Miami heb ik het opnieuw aangetrokken en ben ik ermee in een zwembad gedoken. Het heeft prachtig de plons doorstaan, wat alleen maar pleit voor de maakster ervan : MP, merci !”

ELINE JOSE VAN DER WAALS, TELEFONISTE : ?Deze deken is onze enige materiële band met ons vroegere leven.”

?Eind jaren ’50 was ik mannequin in Amsterdam, maar in echte pioniersstijl kochten mijn man en ik een groot stuk open bos in Australië dat we zelf gingen ontginnen. We wilden onze eigen farm en hebben er alles voor opgegeven. Jarenlang hadden we geen geld om voor onszelf iets te kopen, want alles werd gebruikt om kunstmest en houthakkers te betalen. Van onze kleren werden kleren voor de kinderen gemaakt, en ook hun kleren werden gerecupereerd. Zo is deze deken tot stand gekomen. De meeste truitjes die erin verwerkt zijn, heb ik zelf gebreid voor mijn vier baby’s.

Baby’s droegen destijds allemaal van die gebreide dingetjes, matinee-jackets noemden we dat. Toen ze ouder werden, vond ik het zo’n zonde om ze weg te doen, dus heb ik ze heel heet gewassen zodat ze verviltten, in vierkante stukjes geknipt en aan elkaar genaaid. Tegen de achterkant legde ik oude luiers. Alles werd met de machine aan elkaar gestikt, ik borduurde eroverheen en haakte er tenslotte een rand omheen. De bruine stukjes zijn van een truitje dat mijn moeder bij mijn geboorte cadeau kreeg, nu dus bijna zestig jaar oud. Die lichtgroene stukjes met kabelmotief zijn van een truitje voor mijn oudste zoon. De rode stukjes zijn van een gekocht truitje en de stukjes met gatenmotiefjes zijn truitjes voor mijn dochter die ik breide aan de hand van een telpatroon. Om te gillen was dat, ik had dat nog nooit gedaan.

Nu zijn de kleuren wat verbleekt. Warm is de deken nog steeds. Hij heeft als babydeken gediend, als speeldeken en als drapering voor de sofa. Ik heb destijds nog een andere deken gemaakt met allemaal dubbele katoenen lapjes die ik opvulde met nylonkousen, drie per zakje ! Mijn man en ik hebben daar jaren onder geslapen. De kinderdeken werd gebruikt voor onze eigen kinderen, en ondertussen hebben ook de acht kleinkinderen er al van kunnen genieten ; nu is het de beurt aan Leander (op de foto). Wegdoen gaat dus niet. De kinderen zouden het ook niet toelaten, er zijn zoveel herinneringen en verhalen met die deken verbonden.

Het is onze enige materiële band met ons vroegere leven. We woonden in een heel afgelegen huis : je kon het huis van de buren niet zien en naar de poort van de boerderij gaan, betekende tien minuten lopen. Soms zagen we wekenlang geen mens, en bushbranden duurden makkelijk vijf maanden. De postbode kwam regelmatig langs en bracht ook brood mee dat we via een lokaal telefoonnet bestelden. Ik herinner me dat we ooit in een periode van zes maanden twee mensen op bezoek kregen : een verzekeringsagent, en iemand van een soort Kind en Gezin met een weegschaal achter in de auto om de baby’s te wegen. Het harde leven, dat kun je wel zeggen. Je kan je niet voorstellen hoe blij ik was toen ik nadien in Europa in een winkel kon binnenstappen om een fles melk te kopen zonder eerst een koe te moeten zoeken ! We kwamen met vakantie naar Europa en we zijn gebleven. En dát hadden we nooit mogen doen, want nu heeft niemand in dit gezin nog roots. Van binnen is iedereen verscheurd, en dat heeft zelfs deze deken niet kunnen lijmen. Zelf ben ik nog een jaar weer in Sydney gaan werken, maar naar de farm ben ik niet meer gegaan. Mijn ex-man wel, die heeft er zelfs een film gemaakt. Ongelofelijk. Mijn pannen staan er nog steeds op het fornuis. Toen wij weggegaan zijn, is er een droogte van zeven jaar aangebroken, en alle kleine boeren zoals wij hebben hun land moeten verlaten. Mijn lamp hangt nog aan het plafond en onze auto houdt nu de garage recht, want de muren zijn omgevallen. Er zijn metersdiepe kloven van de droogte. Vreemde gevoelens roept dat op.

De bush heeft mijn leven compleet veranderd. Ik ben nu tegen de zestig, maar ik laat me niet doen : I’m going down fighting ! Ik had een dagboek moeten bijhouden : nu kan ik het wel navertellen, maar die sfeer van toen weergeven, dat gaat nu niet meer. Deze deken samen met wat foto’s zijn alles wat ervan overblijft. En de farm zelf natuurlijk. Misschien dat één van de kinderen de moed heeft om eens tot daar te reizen. Ik ben er zeker van dat ik bepaalde situaties in dit ‘beschaafde’ westen heus niet aangekund had zonder mijn bush-ervaring, die nu de referentieperiode uit mijn leven blijkt te zijn. Het was een constante strijd tegen hitte, koude, wind, vuur en regen, maar ook tegen konijnen en kangoeroes, gewoon omdat ze alles opaten wat we net geplant hadden. Om de oogst te redden, hebben we op een nacht 45 kangoeroes moeten afmaken. Vreselijk was dat, maar het was ofwel zij, ofwel ons eten. Het enige water dat we hadden, was regenwater. Meestal niet eens drinkbaar omdat er weer eens een dode opossum in lag of zo.”

BERTRAND CRASSON, VOETBALLER : ?De Engelse voetbalshirts zijn het mooist qua ontwerp en kleuren, en de naam van de speler staat er ook op.”

?Ik verzamel sinds mijn dertiende voetbalshirts die worden uitgewisseld op het einde van een match. Dat was vanaf mijn eerste officiële jongerenmatchen bij Anderlecht. Wij speelden toen al regelmatig prestigieuze tornooien tegen andere clubs zoals Ajax. Nu heb ik een vijftigtal shirts. De meeste voetballers verzamelen wel een beetje, omdat bepaalde shirts emotionele herinneringen aan grootse voetbalmomenten oproepen.

Het blijven ook wel leuke dingen om eens cadeau te doen aan vrienden of aan mijn eigen kinderen later. Ik verzamel ze niet met een bepaald doel, maar eerder omdat ik geen zin heb om ze allemaal weg te gooien. Niet dat ik ze ooit ga dragen : het zijn sportshirts, geen spullen die je aantrekt om uit te gaan. Ze zijn allemaal van 100 % polyester, een soepel, licht en zeer vochtopslorpend materiaal waardoor ze niet aan je lijf kleven. Synthetisch misschien, maar wel comfortabel. Dat geldt ook voor baseball-, basketbal- of andere sportshirts. De Engelse voetbalshirts zijn het mooist qua ontwerp en kleuren, en de naam van de speler staat er ook op. Anderlecht is paars-wit, daar kan je niet omheen. Zelf speel ik liever helemaal in het wit dan helemaal in het paars, maar het had qua kleuren nog erger gekund.

Aanvankelijk wil je vooral nummers van 1 tot 11 verzamelen, de beste spelers, de eerste elf die op het veld komen. Nadien speelt dat nog weinig rol. Hoe lelijk de shirts soms ook lijken voor buitenstaanders, ze blijven een sentimentele waarde hebben. Zeker voor een voetballer die als kleine gast al kaartjes met voetbalsterren en -kleuren verzamelde. Ik droomde van een voetbalcarrière, maar had nooit gedacht in de professionele voetbalwereld terecht te komen. Ik zou misschien ook wel iets intellectuelers willen doen dan de hele week met mijn voeten bezig te zijn. Geschiedkundig onderzoek boeide me altijd al, maar als je een enorme kans krijgt als deze, is ze te nemen of te laten. Ik heb geen spijt van mijn keuze, want voetbal blijft een mooie uitdaging, zeker op Europees of internationaal niveau. Die grote matchen hebben dat intense, dat opwindende dat je alleen met grootse rockconcerten kan vergelijken. Vandaar dat deze shirts ook een symbolische waarde hebben.

Ik speelde als elfjarige in een kleine club in Evere toen scouts van Anderlecht kwamen kijken en me voorstelden bij hen te komen spelen. Een jongensdroom die werkelijkheid werd. Meteen vijf keer per week trainen en één keer spelen, dat is zeer intens. Ik heb mijn middelbare studies afgewerkt en kwam als 17-jarige in de eerste ploeg bij Anderlecht. Dat zijn straffe momenten voor een simpele ket. Die paars-witte shirt is dan ook die van mijn eerste officiële match, een vriendschappelijke maar belangrijke galamatch van Anderlecht tegen Feyenoord aan het begin van het seizoen. Een andere belangrijke shirt is die van Jürgen Klinsmann uit mijn eerste match als Rode Duivel tegen Duitsland. Van shirts als die van AC Milan of Barcelona, daar dromen alle voetballers van. In de match tegen Sampdoria Genua verwisselde ik mijn shirt tegen die van Gianluca Vialli. Dat is toch fantastisch ! Als ik samen met voetbaltalenten als Vialli op het veld sta, zijn dat prestigieuze momenten. Er zijn zowat 70 matchen per jaar, dus is het onmogelijk om die allemaal te onthouden. Van de match tegen Beveren van enkele maanden of zelfs weken geleden, zal ik me misschien totaal niets meer herinneren, maar als ik de wit-blauwe shirt van Genua toevallig zie, komen er meteen flarden van gesprekken met sommige spelers in me op, harde passages, een gemiste goal… Die shirts zijn als een tastbaar fotoalbum of dagboek.”

‘De lampionnetjes op de zware ruwe zijde fascineerden me als kind al.

‘Dit Elvis-pak is mijn handelsmerk aan het worden. Ik heb er het duet met Johan Verminnen ‘Met z’n twee’ mee gedraaid, en meteen was ik ‘die gast met zijn goudkleurig kostuum’.

‘Van onze kleren werden kleren voor de kinderen gemaakt, en ook hun kleren werden gerecupereerd. Zo is deze deken tot stand gekomen.

‘Grote matchen hebben dat opwindende dat je alleen met grootse rockconcerten kan vergelijken. Vandaar dat deze shirts ook een symbolische waarde hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content