Tommy kijkt omhoog
Een nieuwe flagship store op Fifth Avenue vormt het pronkstuk van zijn winkelbestand. Op een zucht van de vijfentwintigste verjaardag van het bedrijf wilde Tommy Hilfiger echter ook over andere zaken praten. Wij bezochten de Amerikaanse modereus deze zomer in New York.
Glamoureus kun je het kantoorgebouw in West 26th Street moeilijk noemen. De lobby is kaal en ambitieloos, en de aankleding van de verschillende verdiepingen eenvoudig. Niet meteen wat je verwacht van een man wiens vastgoedportefeuille onder meer een woning in Greenwich, Connecticut, een optrekje in het Plaza Hotel bij Central Park en een buitenverblijf op het eiland Mustique in Brits West-Indië omvat. Op de zesde etage, naast de showrooms en de marketing- en pr-afdelingen, vinden we het bureau van de man die het bedrijf zijn naam gaf. Hij geniet er van het mooiste uitzicht : de Chelsea Piers, de Hudsonrivier en Madison Square Garden.
De ontwerper schijnt in topvorm te verkeren, ondanks zijn drukke agenda. Zijn tweede vrouw staat op bevallen, de nieuwe Hilfigertempel op Fifth Avenue (zie kader) moet afgewerkt worden, en Macy’s wil hem voor een reclamespot. Van vakantie is geen sprake, zegt Hilfiger, die een joviale maar beheerste indruk maakt. “Ik heb altijd van werken gehouden. Als een van negen kinderen was ik niet geprivile-gieerd en moest ik op jonge leeftijd aan de slag. Maar zo ontdekte ik dat je daar niet van doodgaat en dat werken prettig kan zijn. Dan wordt het leven veel gemakkelijker. Bovendien zat ik thuis tussen uiteenlopende karakters en mensen met eigen ideeĂ«n. Dat hielp me later bij teamwerk en de bedrijfsvoering. Je moet de boel vooral niet te strak willen beheren en zelfredzaamheid aanmoedigen.”
Op enkele maanden van de vijfentwintigste verjaardag van het bedrijf denkt de 58-jarige oprichter en hoofddesigner dan ook niet aan stoppen. “Kijk naar Giorgio Armani en Karl Lagerfeld, die zijn in de zeventig en gaan er nog steeds voor. Wat mij betreft, geef ik er nooit de brui aan, want het werk is nooit een sleur of bron van stress. Alles verandert voortdurend en er is altijd iets nieuws.” Of hij al van de intrede van zijn kinderen droomt ? “Die wil ik vooral steunen in hĂºn plannen : mijn oudste zoon wil muzikant zijn, mijn oudste dochter schildert en verzorgt stylingopdrachten voor magazines. We hebben het ook niet over een klein bedrijf waar ik aan hun zijde kan staan. De kans bestaat dat ze anders beoordeeld of behandeld zouden worden omdat ik hun vader ben.”
Bevorderlijk voor de werklust was alvast dat de Tommy Hilfiger ondanks moeilijke omstandigheden behoorlijke resultaten neerzet. In 2008-2009 steeg de omzet met 21 procent naar 1,6 miljard euro, en de winst evenaarde met 270 miljoen euro die van 2007. Met dank aan een sterke merknaam, al wordt ten huize van Hilfiger tegenwoordig niet meer over een beursgang gesproken.
“De financiĂ«le crisis maakte iedereen nerveus, ook ons”, zegt Hilfiger, die in september 2009 prijsverlagingen moest toestaan op de Amerikaanse markt. “Tot december waren we in het ongewisse over de omvang van de crisis, en toen werd het nĂ³g erger. Anderzijds past de consument zich aan. Hij wikt en weegt, zeker wat dure verwennerij betreft, maar hij wil nog steeds kopen. Voor een kwalitatief product met een toegankelijke prijs als het onze is er zeker ruimte.”
Voelde u zich verplicht om publiekelijk stelling in te nemen ?
Tommy Hilfiger : Ik heb de pers altijd te woord gestaan over de stand van zaken en mijn mening omtrent de problemen in de wereld, ook in dit geval. Maar ik wil vooral eerlijk zijn met het publiek en duidelijk maken dat we niet aan de overzijde staan. Hun welzijn is ook het onze, en dus proberen we het aanbod nog beter op hen af te stemmen.
Hoe weegt de crisis op uw werk ?
Iedereen stelt momenteel alles in vraag, ook dit bedrijf. Van de verpakking en het transport van onze goederen tot de kantoorlampen en het tafellinnen, want naast de economische crisis is er ook het milieu. De vraag bij die responsabilisering is telkens : hoeveel hebben we nodig ? Ik wil een bedrijf dat geeft om de aarde en een bijdrage levert aan de samenleving, en ondertussen toch winstgevend is. Het ene sluit het ander niet uit.
Terugblikkend lijkt uw carrière van een leien dakje gelopen te zijn.
Op mijn zeventiende kocht ik met twee vrienden en enkele honderden dollars twintig jeansbroeken, en openden we een kleine boetiek. People’s Place beantwoordde aan de revolutionaire idealen en look van de hippies, en tegen mijn 26ste hadden we zeven filialen in de staat New York. Maar ons jeanshandeltje boekte zo snel succes dat we het zakelijke aspect verwaarloosden en overmoedig werden. Na vijf jaar waren we failliet, een ontnuchterende ervaring. Toen ik onder eigen naam startte, verzamelde ik dan ook het juiste team van ontwerpers, boekhouders, advocaten, pr-mensen en technici rond me. Als je niet alle details bewaakt, kan dat je zuur opbreken.
U hebt een veelzijdig imago, als ontwerper, zakenman en marketeer.
Het is mijn instinct, denk ik. Om de onderneming te beschermen, moet ik ze helemaal kennen. Van de stoffen en coupes tot de cijfers. Ik breng veel tijd door in de designstudio, maar elk groot ontwerper is ook een groot zakenman, van Armani en Lagerfeld tot Ralph Lauren. Op hun niveau moet je van twee markten thuis zijn. Zowel de Amerikaanse als de Europese pers is erg kritisch voor ontwerpers die commercieel succes hebben, maar ik kan mezelf niet veranderen. Boos of gekwetst zijn, ligt niet in mijn aard. Dat is verspilling van energie. Ik spreek mensen over de hele wereld aan en mijn look kan niemand me afnemen, daar ben ik trots op.
U bewondert duidelijk uw collega’s .
Ik weet hoeveel tijd, energie en passie het kost om ergens te geraken in de modewereld. Marc Jacobs en Michael Kors, bijvoorbeeld, timmeren al twintig jaar aan de weg. Tot alles, als je geluk hebt, eindelijk in elkaar past : je bedrijf, de trends, de pers en het publiek. Een modelabel is iets anders dan de lancering van Google of Facebook.
Door Wim Denolf Portret Rob Walbers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier