Een selfmade antidesigner met behoorlijk veel rock-‘n-roll, dat is Tom Dixon. De Britse succesontwerper over saunavrienden, weggeefmeubilair en vibrators. “Ik wil de meubelindustrie uitdagen.”

Ik was designer voor ik het wist, zonder opleiding of voorkennis. Nog altijd ontwerp ik op een compleet onschoolse manier. Alles wat ik doe, is naïef.” Klinkt goed en het werkt nog ook, want zijn naïviteit leverde de Britse topdesigner Tom Dixon (48) een reeks designklassiekers op (de S-chair, de Jacklight en de Mirror Ball) én het creatieve directeurschap bij Habitat en Artek.

Dixon is een geboren eclecticus. Hij ontwerpt met dezelfde goesting een discobolvormige kroonluchter voor Swarovski, een ecologisch bamboestoeltje voor Artek en een blingbling vibrator. Zelf wijdt hij zijn wisselvalligheid aan zijn roots : hij kwam ter wereld in Tunesië, als kind van een Frans-Litouwse moeder en een Britse vader. “Ik heb een verwarde geest, die snel verveeld raakt,” geeft hij toe. “Telkens als ik me in een bedrijf op mijn gemak voel, wil ik iets nieuws proberen.” Een ongrijpbaar ideeënvat vol tegenstellingen, die Dixon. En wie hem vraagt wat nu eigenlijk de rode draad in zijn carrière is, krijgt dit als antwoord teruggekaatst : “Vraag jij aan een regisseur waarom hij eerst een romantische komedie en daarna een oorlogsfilm maakt ?” Oké, één-nul. Uit op de gelijkmaker, treiteren we hem met die ene vraag waar elke designer ongemakkelijk van wordt, als 18 april nadert :

De meubelbeurs in Milaan komt eraan. Hoe staat u ervoor ?

Tom Dixon : Och, zwijg. De deadline zit ons op de hielen, het zal weer nipt worden. Met Artek maken we samen met architect Shigeru Ban een heel speciale beursstand van bamboehout, in de vorm van een huis. We hebben nog vergunningen nodig, maar zoals altijd zijn die Italianen qua organisatie fashionablylate.

Als plichtsbewuste Brit baalt u van hun mentaliteit ?

Nee, want ik heb veel te danken aan Italië : het waren de mensen bij Cappellini ( de toonaangevende Italiaanse meubelfabrikant) die mij eind de jaren tachtig hebben ontdekt. Ik woonde toen in Londen en verdiende mijn geld met auto’s repareren en in discotheken werken. In mijn vrije tijd ontwierp ik stoelen van oud industrieel schroot. Britten vonden mijn ontwerpen rommel, Italianen zagen er design in. Ik herinner me nog levendig die eerste keer dat ik naar Italië moest voor onderhandelingen : bij aankomst stond in de luchthaven een chauffeur voor me klaar met in zijn handen een bordje “Welkom meneer Tom Dixon”. Ik was in Groot-Brittannië nog nooit met zo’n respect behandeld geweest.

Nu vertoeft u meer in Finland bij Artek. Hoe bevalt de mentaliteit u daar ?

Van Britten wordt gezegd dat ze afstandelijk zijn. Maar ik kan je verzekeren, Finnen zijn nog stukken introverter. Ze vertrouwen niet snel mensen. Vrienden maak je er pas als je bereid bent dagelijks poedelnaakt met hen in de sauna te zitten dampen en daarna enthousiast in een halfbevroren meer te springen. Niet echt mijn ding. Ik speel basgitaar, dus ik heb maar een rockbandje opgericht om zo wat mensen te leren kennen. Met succes, trouwens.

Voor hartelijkheid moet u niet in Finland zijn, voor design gelukkig wel.

Het land heeft inderdaad een ongelooflijke designtraditie. Alvar Aalto was een van de enige échte modernisten : hij zette de functionalistische ideeën van het Bauhaus ook effectief om in meubelen voor het grote publiek. Artek is de laatste overgebleven modernistische meubelfabriek ter wereld : sinds 1935 gebruiken ze dezelfde houtsoort en rollen dezelfde stoelen van de band. Overal in Finland zie je hun uitgepuurde meubelen in hospitalen, scholen, kerken en zelfs kunstgalerijen staan. Het bedrijf is puur Fins erfgoed. Het mooiste bewijs : als we een feestje geven in ons hoofdkwartier in Helsinki, komt zelfs de Finse president langs.

Wat doet een avant-gardist als u bij zo’n traditioneel bedrijf ?

Vernieuwing brengen binnen Artek is erg moeilijk. Ik zoek naar uitwegen uit dat erfgoed, zonder dat de Finnen het heiligschennis noemen. Concreet gaan we gebruikte Artek-stoelen en -tafels uit scholen en ziekenhuizen opkopen en ze vervangen door nieuwe. De authentieke meubelen krijgen een merkteken en worden verkocht in de rest van Europa. Elk meubel heeft zijn verhaal. En zo verspreid ik de legende van Artek.

Intussen bent u ook nog steeds creatief directeur bij Habitat, al schroefde u uw verantwoordelijkheden drastisch terug.

Ik werk nog een tiental dagen per jaar voor Habitat. De dagelijkse verantwoordelijkheid hoeft voor mij niet meer. En de naam Tom Dixon heb ik aan hen verkocht. Officieel besta ik dus niet ( lacht). Na bijna zeven jaar bij die firma was het dringend tijd om mijn geest eens af te stoffen. Achteraf bekeken was in zee gaan met Habitat behoorlijk naïef. Ik had voordien nooit een job in de industrie gehad. Fabricage, marketing, distributie : ik wist echt nergens iets van. Ik begon niet bij Habitat om de huisregels te overtreden, ik kende de regels simpelweg niet. Maar na al die jaren ken ik de knepen natuurlijk wel. Het stoort me enorm dat een bedrijf van dat kaliber binnen vaste structuren werkt, die veel te traag functioneren naar mijn zin. Het jaarbudget – 500 miljoen euro – is gigantisch, maar uiteindelijk kunnen we amper 40 euro aan design spenderen per meubel. Frustrerend.

Kunt u in Artek dan meer uw ding doen ?

Ik heb gewoon afwisseling nodig. Nu kan ik mijn ideeën kwijt in verschillende vakjes : bij Artek moet ik strak, ecologisch, functioneel, duurzaam en tijdloos ontwerpen. En ik werk met hout en natuurlijke materialen, iets wat ik voordien nauwelijks gedaan had. Mijn eigen Tom Dixon-label is mijn tweede speeltuin. Ik kan er – compleet milieuonvriendelijk – experimenteren met gekke vormen, plastic en vernieuwende materialen. Binnen dat label zoek ik naar manieren om de logge meubelindustrie radicaal om te gooien.

Hoe wilt u dat klaarspelen ?

Kijk, de sixties waren revolutionair : plastic maakte massaproductie mogelijk, nieuwe woonvormen ontstonden. Sindsdien is er nauwelijks iets veranderd. Door de spotgoedkope massaproductie in het Verre Oosten staat nu een nieuwe revolutie voor de deur. De statische meubelbranche moet zoeken naar een antwoord, voor de hele wereld vol staat met Ikeaspullen. Het probleem is : meubelen doorlopen van het eerste ontwerp tot de uiteindelijke verkoop in de winkel veel te veel tussenstappen. Ik wil bewijzen dat het ook anders kan.

Hoe dan ?

Ik haal inspiratie uit de muziek- en internetwereld, twee gebieden waar de evolutie wel pijlsnel gaat. Binnenkort gaat niemand nog naar de platenwinkel, iedereen zal muziek online afhalen. Voor meubels kan dat ook gelden : download het productieplan van je meubel, klik op je favoriete kleurtje en zend het door naar de fabrikant om de hoek die het binnen afzienbare tijd bij jou thuis komt leveren. Google inspireert me nog meer : “zoeken via trefwoorden” is wel hun corebusiness, maar gratis, hun geld verdienen ze met advertenties. Waarom zou de meubelindustrie zo niet kunnen functioneren ? Verkoop advertentieruimte op meubelen en deel ze gratis uit ! Een reclamecampagne op het zitvlak van een stoel gaat jaren mee, een advertentie in een magazine is na een week vergeten.

Vandaar dat u vorig jaar tijdens het Londen Design Festival honderden stoelen gratis weggaf op Trafalgar Square.

Een zeer gemakkelijke manier om me populair te maken, ik weet het. En ik heb mijn broek gescheurd aan die stunt, want het idee om advertentieruimte te verkopen op mijn stoelen schoot me pas achteraf te binnen ( lacht). Maar ik garandeer je : bij mijn volgende stunt rinkelt de kassa. Sotheby’s veilde vorig jaar een designstoel – de Lockheed Lounge – van Marc Newson voor één miljoen dollar. Ik wil koste wat het kost de tweede zijn die daarin slaagt.

Samen met Newson ontwierp u een collectie luxueuze vibrators. Komt daar nog een vervolg op ?

Het eigenlijke idee was om een seksshop te openen die eruitziet als een kunstgalerij, zodat ouders er zonder schaamte konden binnenwandelen met hun kroost. Marc en ik hebben vibrators ontworpen die esthetisch verantwoord waren. Want geef toe, een vibrator ziet er walgelijk uit : een fluoroze siliconentoren met derderangs elektronica, verhuld in een walgelijk vormgegeven verpakking, en verkocht voor belachelijk weinig geld. De vibrators die wij maakten zijn bijna sculpturen, sensuele juwelen om mee te genieten. Dat ze 200 en geen 30 euro kosten, is een teken dat het objecten zijn om te koesteren.

Uw vibrerende ring was helaas een minder groot succes.

Kate Moss heeft er één gekocht en ze staat er mee op de cover van de Vogue. Alleen weet ik niet of ze er veel seksueel plezier aan gehad heeft : de ring had zo’n zware motor dat de batterij maar anderhalve minuut werkte. En, beste mannelijke lezers : dat is niet genoeg (lacht).

Esthetische seksspeeltjes zijn een relatief nieuwe branche voor designers. Nog andere relatief onontgonnen gebieden ontdekt ?

Motorfietsen ! Ik ben een verstokte motorrijder. Toen ik onlangs in India was, ontdekte ik midden in een miljoenenstad een stokoude Britse fabriek waar ze nog op ambachtelijke manier motorfietsen maken. Fantastisch gewoon. Ik heb plannen om er iets mee te doen, maar dat zal wel nog wel een paar jaar duren. En wie weet breek ik intussen internationaal door met mijn Finse rockband !

Hou ons op de hoogte !

www.tomdixon.net

Door Thijs Demeulemeester – Portret Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content