TODOS SANTOS Feesten met de doden
Seizoenarbeiders die ver van huis werken, sparen een heel jaar om met Allerheiligen naar Todos Santos terug te keren en een paard te huren om mee te dingen naar de titel El Capitán. Met het feest en bijhorend bacchanaal dat daarop volgt, worden de doden herdacht.
Tekst en foto’s Nigel Dickinson
Dertig oktober. Nog twee dagen vóór de befaamde Skach Koyl paardenrace in Todos Santos. Om vijf uur vanochtend zijn we uit de hoofdstad Guatemala vertrokken voor een zeven uur durende reis per ?snelbus?. Die bus wordt achtervolgd door bandenpech. Terwijl de chauffeur de ene kale band voor een andere verwisselt, maken de passagiers van het oponthoud gebruik om hun benen even te strekken. Met zakdoekjes als bescherming tegen de felle zon staan ze te kijken naar bussen uit de jaren vijftig, die voorbijkreunen met een roetzwarte rookwolk achter zich aan. Mayameisjes gekleed in huipiles en cortas en met bundels brandhout op de rug komen in groep een met gras begroeide berm op, lopen ons en een gedenkteken voor een verkeersdode voorbij, en verdwijnen dan in een maïsveld.
Onder de genadeloze middagzon proberen wij ons door de drukke markt van Huehuetenango een weg te banen om de laatste bus naar het bergstadje Todos Santos te halen. Het zweet stroomt in onze ogen. Op de banken, die oorspronkelijk bestemd waren om twee Amerikaanse kinderen heel comfortabel naar school te brengen, zitten de Guatemalanen met drie of vier op een rij, omringd door kinderen, kippen en toeristen die zich vastklampen alsof hun leven ervan afhangt. Alle bagage die in de overvolle rekken gepropt zit, valt op de hoofden van de passagiers telkens als de bus over een bult hikt. En de weg zit vol bulten. Ik zit gekneld tegen de stoel van de chauffeur, met mijn hoofd tegen het dak en niet in staat mijn voeten op te heffen : een oude vrouw ligt er dwars overheen te slapen. Ik krijg een scherpe elleboog in mijn buik. Regen en stof hebben vuile striemen op de ruiten gelaten. Ik tuur door de raampjes naar de adembenemende schoonheid van het Guatemalaanse hooggebergte, tot mijn ogen er pijn van doen. Geen tien centimeter van mijn oor schalt uit een krakende luidspreker de jongste hit van Los Tigres del Norte : En la mesa del rincón. De gammele bus slingert over de smalle, hobbelige weg, door dennenwouden en soms door mist en wolken, van de laagvlakte naar de vallei 3000 meter boven de zeespiegel. Plots wordt het landschap vlakker en gaat het modderpad langs eenzame boerenhoven over in een kasseiweg. We snuiven al de bruisende feeststemming van Todos Santos (Cuchamatanes) op.
Maïstortilla’s met opgewarmde zwarte bonen als avondmaal op het terras van Hotel Familia, met uitzicht op de daken van Todos Santos. Een keurige lappendeken van maïs- en bonenvelden gaat over in steile hellingen. Door een dikke wolk heen vangen we een glimp op van bergtoppen en bossen. Tegen het einde van de dag komt een sterke wind opzetten en werpt de tot nog toe verzengende zon haar laatste stralen over het dorpsplein, waar de Todossantero’s bier ( Gallo) of borrels ( Quetzalteca) drinken. Mannen en jongens lopen gekleed in hun traditionele rood-witgestreepte broeken en dikke wit-rood-blauwgestreepte katoenen hemden, met op mouw- en halsboorden borduursels in ingewikkelde patronen waar hele verhalen in uitgebeeld worden. Sommigen dragen een hoed met een rode hoofdband die versierd is met vetergaatjes en een blauw lint. De vrouwen van Todos Santos gaan gekleed in een donkerblauwe corta of wikkelrok en een mooie blauw-rode, met ruiten geborduurde huipil, een kruising tussen een poncho en een bloesje. Elk mayadorp heeft zo zijn eigen klederdracht waaraan de bewoners te herkennen zijn, en de maya’s zijn daar erg trots op. De Spaanse veroveraars en de opeenvolgende regeringen hebben generaties lang geprobeerd de mayacultuur uit te roeien, maar zijn daar nooit in geslaagd.
De temperatuur daalt tot onder het vriespunt en de traditionele kleren gaan schuil onder schapenvachten en jeansjassen. Het kermisterrein naast de kerk ademt een Dickensiaanse sfeer. Kinderen draaien hun zakken binnenstebuiten op zoek naar een quetzal voor een ritje op een met mankracht bewogen rad of schommel. Uitgelaten dronkelappen vuren met luchtbuksen naar metalen doelwitten en luisteren gretig naar versleten cassettes met populaire deuntjes, terwijl een heterocliete verzameling marionetten op het ritme rinkelbelt. Speelkaarten vol prikgaatjes nodigen uit tot een spelletje vogelpik. Met alle kansen in hun voordeel lokken gewiekste charlatans de gokkers om hun geld te verliezen aan alle denkbare kansspelletjes.
Uit twee golfplaten barakken, versierd met posters van Arnold Schwarzenegger en Bruce Lee, weerklinken schoten en explosies. Dorpelingen staan in de rij om zich te kunnen vergapen aan de scènes van geweld en vernieling die zich achter het geïmproviseerde gordijn afspelen. Deze videocinemas overstemmen volledig de traditionele marimbaorkesten die staan te spelen in de patio’s van de huizen en op het dorpsplein zelf. Koppels en groepjes mannen slenteren brullend en tierend door de straten. Op de stoepen worden lege flessen achtergelaten en kinderen doen voorbijgangers schrikken met voetzoekers. De marimbamuziek ebt weg en zwelt weer aan, en zal de komende dagen dag en nacht te horen zijn.
Eenendertig oktober. Na een koude douche, die een mens moet opkikkeren van een zo goed als slapeloze nacht, lopen we richting kerk. Een ensemble met vier marimba’s speelt het Baile de la Conquista op het dorpsplein. Traditionele mayadansers, getooid met opzichtige kleren, roze, houten maskers, gouden pruiken en snorren, lopen al dansend over het plein. Hun pirouettes, valse koketterie, geveinsde dronkenschap en uitgebreide hofmakerij steken de draak met de Spaanse veroveraars, wier inval in Midden-Amerika de mayawereld grondig overhoop haalde. Een gele tijger sluipt de massa binnen en maakt gekke sprongen. Joelend, maar toch met een klein hartje zetten de kinderen het op een lopen. Een danser met een stierenmasker geeft een speels kneepje in de borsten van een verraste Amerikaanse toeriste die van het evenement een fotootje probeert te maken. De soundtrack van Terminator II kan de marimbaspelers niet van de wijs brengen. De hele dag door tokkelen ze voor een dichte menigte toeschouwers op het plein en op de kerktrappen de dans van de veroveraars en andere vertrouwde deuntjes. Tot de dansers, uitgeput en badend in het zweet onder hun zware vermomming, door hun familie naar huis worden gesleept.
Er heerst een koortsachtige drukte in het dorp op de vooravond van Skach Koyl. Kandidaat-ruiters in hun felgekleurde kapmantel en met sjaaltjes en veren op hun hoed, aanroepen de goden met gezang en gekrijs. Mannen dansen met de armen rond elkaar geslagen of met flessen Quetzalteca in hun handen. Ze lijken in een andere wereld te toeven. De sjamaan heeft gebeden en offers gebracht. De lucht is bezwangerd met wierookgeur en hooggespannen verwachtingen.
Eén november. Allerheiligen. Vroeg in de ochtend bakenen de organisatoren, de dorpsouderen die hoog in aanzien staan, de grenzen van Skach Koyl af, een stoffig parcours van 300 meter langs een steile grashelling, maïsvelden en een voetbalveld beneden. Naast de houten afsluitingen zetten venters hun standjes op : bakken Gallo-bier en Coca-Cola in smeltend ijs, en daarnaast sterke drank en pakjes maïschips keurig uitgestald. Een op hol geslagen troep ruiters komt in een grote stofwolk tot stilstand aan de afsluiting. Het is alsof ik in een Technicolor-versie van De zeven Samoerai terechtgekomen ben. De paarden dampen van het zweet. Hun berijders zwaaien heen en weer als voddenpoppen, te dronken om zich staande te houden, laat staan om te rijden. Er klinkt een fluitsignaal en de ruiters doen hun best om weer in de andere richting te rijden. Toeschouwers snellen de renbaan op om een bewusteloze ruiter die van zijn paard gevallen is in veiligheid te brengen, vlak voor de kleurige cavalerie opnieuw komt aangestormd. Bloedneuzen, blauwe ogen, blauwe plekken… want in het heetst van de strijd laaien de gemoederen hoog op. Nog gauw de fles leegdrinken en zichzelf moed inspreken, want de paardenkoers is een erezaak. Seizoenarbeiders die ver van huis werken, sparen een heel jaar om met Allerheiligen naar hier terug te keren en een paard te huren om mee te dingen naar de titel El Capitán.
De ochtendkoers eindigt tegen de middag, als een paard zijn poot breekt. Omringd door een nieuwsgierige menigte zaagt de eigenaar stukken uit de houten omheining en probeert hij een spalk aan te brengen. Het paard biedt weerstand en dat maakt de zaak alleen maar erger. We zien hoe een bewusteloze en dronken gewonde met veel omhaal naar het dorpsplein wordt gebracht en we maken van de gelegenheid gebruik om ons een beetje te verfrissen, stof en zweet van ons gezicht te wassen. We versterken de inwendige mens met caldo de pollo (kip in bouillon), enkele obligate tortilla’s en een Coca-Cola. Zo komen we de rest van de dag wel door. ’s Namiddags zijn de ongevallen nog spectaculairder, recht evenredig met de hoeveelheid alcohol die door de kelen vloeide. Uit het zadel geworpen ruiters waggelen van de renbaan weg onder de aanmoedigende kreten van de duizenden toeschouwers. De ruiters beginnen hun geduld te verliezen en reageren hun ergernis af door lauwwarm bier te spuwen op videocamera’s, fotografen en toeristen die te dichtbij komen. Vlak voor zonsondergang, na langdurige discussie onder de dorpsouderen, wordt een trotse deelnemer een haan overhandigd en uitgeroepen tot El Capitán van de paardenkoers. De paarden worden ook meteen ontzadeld en iedereen slentert opnieuw richting Todos Santos, struikelend over stomdronken lichamen die op straat hun roes liggen uit te slapen.
Die avond wordt er weer duchtig gevierd. Mensen die niet meer op hun benen kunnen staan, vallen straalbezopen neer, krabbelen opnieuw recht en drinken nog meer bier. De marimba’s spelen onophoudelijk, begeleid door droefgeestig gejammer als de dansers herinneringen aan de goede oude tijd en aan gestorven vrienden en familieleden beginnen op te halen. In de jaren tachtig werd in Todos Santos immers een van die beruchte bloedbaden aangericht door het leger onder het terreurbewind van dictator Rios Mont. De volgende dag horen we dat er onenigheid is geweest over de keuze van de winnaar. El Capitán is door inwoners van een ander dorp in een hinderlaag gelokt en flink toegetakeld.
Twee november. Het feest wordt voortgezet op de begraafplaats van Todos Santos. Families brengen een bezoek aan de graven van hun voorouders en zingen en dansen te hunner ere. Vandaag is het Dia de los Muertos, de dag dat de maya’s hun doden herdenken. Sjamanen en priesters lopen zwaaiend met rokende wierookvaten aan het hoofd van een processie trommelaars en fluitspelers de begraafplaats op. De sombere stemming wordt enkel onderbroken door het afvuren van bombas, mortiergranaten die met een rookpluim achter zich aan door de lucht vliegen en met een oorverdovende knal ontploffen op de grond. Luid genoeg om je dood te schrikken of je trommelvliezen onherstelbare schade toe te brengen. Kleine kinderen spelen verstoppertje tussen de felgroene en roze betonnen graven. Witte lelies en bloemenkransen liggen op de grafstenen. Kaarsen branden netjes op een rij of op een hoopje en vormen een klein vuurtje. Families komen samen om te bidden rond het graf van hun beminde overledenen. De Todossantero’s, die sinds de paardenkoers van gisteren niet meer geslapen hebben en nog altijd rondlopen in hun kleurrijke kapmantels en sjaaltjes, dansen op de muziek van marimba’s of gettoblasters. De mensen laten hun emoties de vrije loop als ze voor hun doden bidden en terugdenken aan de verschrikkelijke gebeurtenissen uit de jaren tachtig. Maar daarover wordt niet gepraat, bij veel mensen zit de schrik er nog in.
Er ontstaat een gevecht op de begraafplaats, waaraan snel een einde wordt gemaakt door de guardia civil, een erfenis uit die jaren van militaire terreur. Ze verschijnt ten tonele met het gebruikelijke geweld, slaat met matrakken de menigte uiteen en sleept de protesteerders mee naar de plaatselijke gevangenis. Als de avond valt, komen uitgemergelde honden de resten van het feest oplikken. Tegen het licht van de ondergaande zon tekenen zich nog enkele treurende silhouetten af.
De volgende morgen verlaten we Todos Santos tijdens de markt. Het dorp herneemt zijn gewone leventje. Oude vrienden nemen afscheid van elkaar tot volgend jaar. De seizoenarbeiders trekken hun gewone plunje weer aan en liften voor een plaatsje achterop een vrachtwagen. Weg zijn ze weer, om geld te verdienen voor het afbetalen van hun schulden voor het voorbije feest. In de schaduw zitten vrouwen met hun baby’s, ingepakt in kleurrijk geborduurde sjaals. Weefwerk, groenten en Tupperware worden op de kasseien uitgestald. Een ukje loopt langs de wachtende mensen aan de bushalte. In zijn hand plastic zakjes met snoepgoed die hij hoog boven zijn hoofd houdt. Toeterend en ratelend dondert de oude Amerikaanse schoolbus de hoofdstraat uit, richting Huehuetenango. Opeengepakt als sardientjes in een blik worden we bij elke bocht heen en weer geslingerd. We zijn op weg naar huis.
De paardenrace Skach Koyl op 1 november. Elk jaar weer zijn er bloedneuzen, blauwe ogen, blauwe plekken en spectaculaire ongelukken, want in het heetst van de strijd laaien de gemoederen hoog op.
Op 31 oktober kijkt de lokale bevolking in traditionele klederdracht naar de Dans van de Veroveraars, vóór de kerk van Todos Santos.
Traditionele mayadansers, getooid met opzichtige kleren, lopen al dansend over het dorpsplein. Hun pirouettes, valse koketterie, geveinsde dronkenschap en uitgebreide hofmakerij steken de draak met de Spaanse veroveraars,wier inval in Midden-Amerika de mayawereld grondig overhoop haalde.
Roekeloosheid en drank vellen regelmatig deelnemers aan de jaarlijkse paardenrace.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier