Een cadeau kan nooit kwaad, denken de meeste mensen. “Ten onrechte”, zegt professor Antoon Vandevelde. “Geven is delicaat.” Een gesprek over de kunst van het geven en het krijgen.

Met de feestdagen voor de deur zien we al die berg kleurige pakjes bij de kerstboom, maar de kerstperiode heeft niet het monopolie op geven en krijgen. “Alstublieft” – “Dank u wel”, het is bijna een dagelijks ritueel. Een voorbeeld: u moet onverwacht en dringend weg en u belt aan bij de buren, hun dochter is de vaste babysit. Daarmee hebt u een prima afspraak, het meisje krijgt een bedrag per avond. Maar ditmaal kan ze niet komen en haar moeder biedt aan om op de kinderen te passen. Dat maakt wellicht niets uit voor uw kroost, maar wel voor u. De buurvrouw kunt u toch niet het babysittarief betalen? Maar u wilt ook niet met het gevoel zitten bij haar in het krijt te staan. Als wederdienst besluit u haar wat sla of appels uit uw tuin te brengen.

Volgens econoom en filosoof Antoon Vandevelde, hoogleraar aan het Centrum voor Economie en Ethiek van de KU-Leuven, is die wederdienst kenmerkend voor onze individualistische samenleving. “Ofwel accepteer je dat je in de schuld staat bij iemand ofwel kun je daar niet mee omgaan. Wanneer je bijvoorbeeld een duur werktuig nodig hebt, sta je voor de keuze: het ding lenen bij de buren of het toch maar zelf aankopen. Sommigen verkiezen de tweede mogelijkheid, alleen maar om die man niets verschuldigd te zijn. Onder buren is men vlug geneigd iets terug te doen. Al was het maar om een volgende keer zonder schuldgevoelens opnieuw een beroep te kunnen doen op zijn hulp.

Anderen zijn vooral bekommerd om de eigen reputatie. Ongegeneerd profiteren van iemand is iets wat doorverteld wordt en wie wil daar door de hele wijk op aangezien worden? Daarom is men zelfs geneigd méér terug te geven dan men gekregen heeft. Om duidelijk te maken dat men zeker niet wil profiteren. Zo kan een soort continue stroom van giften en wedergiften op gang komen.”

Economen leggen de nadruk op het belang van de wederkerigheid in dat proces, maar als filosoof wijst Vandevelde erop dat we niet geïnteresseerd zijn in een geschenk dat uit plicht wordt gegeven. We ontvangen wel graag iets spontaans, een verrassing waaruit blijkt dat iemand onze persoonlijkheid of onze vriendschapsband apprecieert.

Vandevelde: “De schenker zegt vaak meteen dat het cadeau echt niet zo speciaal is. In het Frans zegt men: ‘Il n’y a pas de quoi.’ Eigenlijk is de boodschap: ‘Ik geef dit uit appreciatie en je hoeft niets terug te geven.’ Door wat we geven te minimaliseren, vegen we de verplichting tot wederdienst weg en maken we het terrein vrij voor een authentiek, spontaan antwoord.

Een geschenk waar plezier aan beleefd wordt, houdt een zekere verrassing in. Dat ontbreekt als cadeaus worden gepland. Heeft oma al maanden vooraf gezegd dat ze op oudejaarsavond niet dit en niet dat maar uitgerekend dát wil, dan is een echt cadeau niet meer mogelijk.”

Moet Sinterklaas dan al die mooie brieven negeren?

Als een kind zijn speelgoed zomaar kan bestellen, is de verrassing weg. De commercie probeert dat natuurlijk allemaal te kanaliseren, maar zolang we mensen zijn kunnen we niet zonder echte waardering en echte verrassingen van anderen. Een origineel cadeau zoeken, vergt natuurlijk wat verbeelding en meer energie. Niets is makkelijker dan naar een winkel te gaan en iets van het lijstje te kopen.

Ouders staan in deze periode voor nog een dilemma. Ofwel geven ze gewoon wat hun kind vraagt. Ofwel kiezen ze voor educatief speelgoed, iets waarvan ze denken dat het kind er iets aan zal hebben of waarvan ze hopen dat het zijn interesses gunstig zal beïnvloeden. Die instelling is meer paternalistisch. In onze cultuur lijkt het enige wat telt: stel de mensen tevreden, geef ze waar ze zin in hebben. Ik denk dat ouders een beetje moeten schipperen tussen die twee instellingen, iets geven wat kinderen graag hebben, maar wat toch aansluit bij wat ze zelf voor ogen hebben met hun kinderen.

Men kan ook te veel geven?

Mensen denken vaak dat geven ondubbelzinnig goed is, dat is niet het geval. Neem ouders met pubers. Die ouders geven maar en geven maar, ze kunnen niet stoppen met geven. Eigenlijk kunnen ze hun kinderen niet loslaten. Op een bepaald moment zullen ze dat toch moeten doen en vaak hebben ze het daar heel moeilijk mee. Geven is voor hen een geruststelling, het bevestigt dat er nog een band bestaat, terwijl hun tiener gewoon een eigen leven leidt. Het echte cadeau voor een puber is dikwijls de vrijheid.

Geven kan behalve een gebaar van solidariteit ook een uiting van superioriteit zijn. Veel Walen hebben het er moeilijk mee dat hun gewest elk jaar zoveel transferten ontvangt. Daar zit een vorm van vernedering in: permanent te moeten ontvangen. Vlamingen zeggen wel dat ze worden uitgezogen door die zogenaamde solidariteit, maar eigenlijk is dat een luxepositie. Dank u zeggen en weten dat je niet in staat bent tot een wederdienst, is zeer moeilijk te verdragen. Het is een kunst om te geven zonder te vernederen.

U schrijft dat de kunst van het geven ook met het juiste tijdstip te maken heeft.

Natuurlijk, wie een cadeau krijgt en onmiddellijk iets gelijkwaardigs terugschenkt, geeft in feite als signaal: “Ik wil met u niks te maken hebben.” Een gast komt bij u eten en brengt een fraai boeket mee. Dan zegt u aan het eind van de avond toch niet: Hier heb ik ook een boeket voor u, dan staan we weer quitte? Te snel tot een wederdienst overgaan, is een veeg teken, een gezonde sociale verhouding betekent juist dat je in het krijt kúnt staan. Wie dat niet kan, wie niet kan ontvangen, is iemand die de dingen wil beheersen. Ontvangen betekent dat je iets krijgt zonder het gevraagd te hebben, je hebt er geen controle over.

Wat betekent dit in de Noord-Zuidverhouding?

We willen wel geven aan de Derde Wereld, maar kunnen niet ontvangen. Het enige wat Afrika in overvloed heeft, zijn mensen en die willen we per se niet. Ontwikkelingssamenwerking is vooral een kwestie van eenzijdige giften. Westerlingen hebben het gevoel dat hun schenkingen hun niet in dank worden afgenomen. Vaststellen dat wederkerigheid onmogelijk is, wordt als bijzonder frustrerend ervaren. Alsof geven aan de Derde Wereld per definitie goed is. Mensen die op het terrein actief zijn beseffen dat de zaken veel gecompliceerder zijn. Geven kan vernederen, afhankelijkheid creëren of een slecht draaiend beleid laten voortbestaan. Geven is delicaat, niet alleen in de relatie tussen twee mensen. Vandaar dat in veel talen en culturen de connectie tussen gift en gif wordt gemaakt. De priester die de Trojanen waarschuwt, zegt: “Ik vrees de Grieken, vooral als ze geschenken brengen.” Met cadeautjes moet je uitkijken, er kan een reukje aan zitten.

Geef eens een voorbeeld.

Denk aan corruptie. Iemand, een politicus bijvoorbeeld, laat zich verleiden om iets te ontvangen. Zodra hij dat doet, staat hij in het krijt. Dat is ook het enige wat de schenker wil bereiken, die wil een relatie creëren waar hij later kan van profiteren. In de oude politieke cultuur heette dat dienstbetoon. Politici hadden hun zitdagen, beloofden hun kiezers een voorkeursbehandeling in ruil voor een wederdienst in het stemhokje. Het wegvallen van dat systeem heeft iets ambivalents. Doordat het principe van wederzijdse giften niet meer bestaat, dreigt de band met de kiezer volledig te vertroebelen. Misschien hebben de massa’s proteststemmen daar ook mee te maken. Ik pleit er niet voor om het dienstbetoon weer in te voeren, ik wijs op het ambivalente: er zaten goede en slechte kanten aan.

Is geld een cadeau?

Geld geven wordt in de meeste gevallen ervaren als problematisch, zeker in persoonlijke verhoudingen omdat het zo’n neutraal medium is en de indruk wekt dat gever en ontvanger neutraal met elkaar omgaan.

In de hulpverlening staat men ook voor die keuze: in natura geven of geld toestoppen? Als je mensen geld geeft, dan vertrouw je erop dat ze ermee om kunnen. Je gaat er toch liever vanuit dat steuntrekkers hun centen aan voeding of gezondheidszorg besteden dan in het café te verbrassen. De schenker geeft altijd de voorkeur aan giften in natura, maar wie geld geeft, schenkt meteen vertrouwen, dringt niet op wat belangrijk is voor de ander. Geven in natura heeft iets paternalistisch. Natuurlijk levert voedselhulp ook andere problemen op, hogere transportkosten bijvoorbeeld. Organisaties als Artsen zonder Grenzen hebben er vaak een probleem mee: wat is de goede manier van geven?

Geeft men aan 11 11 11 alleen om het geweten te sussen?

Geven mag dan delicaat zijn, ik ben er niet tegen. Vooral de ontvanger die alleen maar kan krijgen zit met een ernstig probleem. Dat belet niet dat giften in veel gevallen nuttig kunnen zijn. Ontwikkelingshulp levert niet altijd het verhoopte resultaat op, maar er is wel degelijk een effect.

Is tijd een cadeau?

Tijd geven is véél, véél belangrijker en bevredigender dan geld schenken. Tijd en aandacht zijn schaarse dingen, terwijl voor de meeste mensen geld geen schaars goed is.

“Over vertrouwen en bedrijf”, Antoon Vandevelde (red.), uitg. Acco, 147 blz., 895 fr.

Johanna Blommaert / Illustratie Kristina Ruell

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content