Jean-Pol Van Haesendonck ( 35), beter bekend als JP Van, is een fanatiek rockliefhebber die met z’n eigen platenlabel ?Boom !? al tien jaar tegen de bierkaai vecht. Nummer 100 in z’n catalogus is uit : Ditch.

Jacky Huys/Foto Hypnovisuals

Ik heb nooit gedacht : binnen tien jaar zit ik in een café een interview te geven over de geschiedenis van Boom ! Ik kijk nooit om. Ik wist van mijn zestiende dat ik honderd procent met muziek zou bezig zijn en ooit een platenfirma zou hebben. Ik vertelde dat ook tegen iedereen, op school, tegen mijn ouders, en maakte me dus hopeloos belachelijk. Maar dat deerde me niet. Ik hou ook van film, ik interesseer me voor geschiedenis, ik lees graag, maar één ding is absoluut : tot ik sterf, zal ik met muziek bezig zijn.

De Garagemania-serie, waarmee het zo’n beetje begonnen is, was echt belangrijk. Van alle topgroepen in België op dit moment is er minstens één lid dat op een Garagemania-elpee staat. Maar ook inhoudelijk was het de moeite : The Spanks, Mudgang, enkele tracks van King Koen, dat blijft nog steeds overeind. Muziek gaat altijd in cirkels : via nieuwe bandjes zal garagemuziek ooit weer ?in? zijn. En tegen dan wil ik een cd uitbrengen met het gebaldste van de Garagemania-serie.

De groepen die bij mij zitten, behoren in het beste geval tot de subtop. Ik probeer hen te laten overleven en dat op die manier ook zelf te doen. Ik probeer die jongens airplay te geven en concerten voor hen te boeken. Dat lukt aardig, maar ’t is geen vetpot : het is niet voor niets dat ik de enige overgebleven independent ben ; er valt namelijk niets te verdienen. Multinationals wandelen dus in een grote boog om deze scene heen, want ze verliezen er te veel geld aan. Maar één ding snappen ze niet : dit is wel degelijk de ruggengraat van de Belgische rock. Je kan maar topgroepen kweken als je ze eerst een aantal jaren in de luwte laat rijpen. En dat kost geld, ja.

Ik wacht al jaren op een multinational met visie : een die een groep wil tekenen en ‘m de kans wil geven om in relatieve stilte te groeien. Pas op, je moet blijven begeleiden. Een klassiek voorbeeld van hoe het niet moet, is Betty Goes Green : een multinational pikte die op, gaf hen bakken geld, mestte hun ego’s vet, en zei ja tegen de eerste tien songs die de groep aanbood. Onzin. Pas nu ze weer op eigen benen staan, begint Betty Goes Green boven water te komen. Multinationals willen hits & runs : één hit en take the money and run. Ik wil groepen die op lange termijn denken en die om het anderhalf jaar een cd uitbrengen die waardevol blijft.

Bij de majors heb je enkele mannen aan de top die nog weten hoe het moet omdat ze ooit klein begonnen zijn en de business doorhebben. Maar ze kunnen hun zin niet doordrijven omdat ze omringd worden door onwetende yuppies, die alleen maar in producten en dollars denken. En op lange termijn is dat een drama, want steeds meer mensen zijn het beu om 700 frank te moeten afdokken voor een one hit wonder. Als er nu een major een visie ontwikkelt, is die binnen vijf jaar met kilometers voorsprong de allergrootste firma.

Het is nog nooit zo slecht gegaan met de Belgische rock als nu. Iedereen zit tegen mekaar op te bluffen, maar ondertussen scheuren ze, op een paar uitzonderingen na, hun broek. Voor elke groep die verkoopt, zijn er honderd die niet aan de bak komen. Het kan dus niet anders dan dat vroeg of laat de kraan dichtgedraaid zal worden. En dan staan ze allemaal weer aan mijn deur.

Ik zit ondertussen al aan catalogusnummer 122, maar ik heb de 100 altijd vrijgehouden voor een speciaal project. En dat is dus Ditch geworden. Het kan me niet schelen wat de rest van de wereldbevolking ervan vindt, voor mij is dat hét beste dat ik ooit heb uitgebracht. De laatste dEUS klinkt fantastisch, maar binnen tien jaar gaat het alleen nog om de songs, en buiten Little Arithmetics is daar geen enkele song op te bespeuren. Ditch is niet hip of trendy, maar hun songs staan wel als een huis. Werken voor de eeuwigheid : daar is het mij altijd om te doen geweest.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content