Pierre Gueulette ( 57) is uitbater van de laatste Brusselse wijkbioscoop, The Movy Club in Vorst, die nog altijd de sfeer heeft van de jaren vijftig. ?Niet iedereen wil de luxe van Kinepolis.?

Karen De Pooter / Foto : Hypnovisuals

Als 12-13-jarige raakte ik gefascineerd door de cinema. Ik zag vooral documentaire films, fictie boeide me minder. Ik was gefascineerd door die mooie beelden, en stilaan groeide het idee om daar later ook iets mee te doen. Toen ik 17 was, begon ik mijn opleiding aan de school voor operateurs, die ondertussen ter ziele is gegaan. De directeur stelde me voor om in de Movy Club stage te lopen. Zo heb ik deze zaal leren kennen. Ik bleef altijd goeie contacten onderhouden met de eigenaar : al mijn vrije uren spendeerde ik hier. Vijftien jaar later, in 1958, gaf hij mij de kans om de bioscoop over te nemen. Als ik toen niet ja had gezegd, was de zaal nu waarschijnlijk verdwenen. In de jaren ’50 waren er in de Brusselse rand ongeveer 85 zalen. Van toen tot 1970 sloten er elk jaar twee tot drie. Ik wist dus zeker ik er niet rijk van zou worden. Maar het was een buitenkans om mijn zin te kunnen doen.

Vroeger was dit een echte wijkbioscoop : alle buurtbewoners kwamen hier over de vloer. In de jaren ’70 kwam de kentering. De mensen keken televisie of gingen de nieuwe films bekijken in het centrum. Nu komt hier geen enkele buurtbewoner meer. Oude mensen blijven thuis, aan hun scherm gekluisterd. Verder wordt de buurt vooral bevolkt door migranten. De rondhangende jongeren hebben totaal geen interesse voor de bioscoop. Ze bekijken zelfs niet eens de affiches of het programma, ook niet als ik een Arabische film draai. Maar ik betreur dat niet echt. Het ongeluk van anderen was mijn geluk : doordat de andere gemeentes geen eigen cinema meer hadden, kwam dat publiek naar hier.

Ik programmeer alleen waar ik zelf van hou. Als een film tien prijzen heeft gewonnen maar mij niet bevalt, dan koop ik hem niet. Natuurlijk wordt het je niet gemakkelijk gemaakt door distributeurs. Die willen hun films in de grote zalen in het centrum. Maar langer dan een paar weken lopen ze daar niet. Daarna programmeer ik ze verschillende maanden als ze mij interesseren. Wie ze gemist heeft, heeft alle tijd om ze hier te komen bekijken. Natuurlijk zit er dan geen vijftig man in de zaal, maar dat hoeft niet. Momenteel draait bijvoorbeeld Le maître des elephants, een Afrikaanse film met ongelooflijk mooie landschappen, die haast onmiddellijk uit het commercieel circuit verdween. Sinds een viertal jaren heb ik zelfs af en toe een première. Een Vlaamse cinefiele distributeur geeft mij soms een film in exclusiviteit. Dan komt er natuurlijk wat meer volk over de vloer. Daarna is het opnieuw en jaartje wachten tot hij weer eens een film heeft.

Het feit dat ik de laatste ben, maakt het mogelijk om ervan te leven. Ik ben dan ook tevreden met een eenvoudig loontje. Ik moet ook alles zelf doen : tickets verkopen, de projector bedienen, reparaties… Dit is een echt eenmansbedrijf. Ik heb er nooit aan gedacht om mij aan te passen. Al dat comfort van de moderne zalen vind je hier natuurlijk niet. Maar mijn publiek wil dat ook niet. De voorbije 25 jaar hebben misschien twee mensen geklaagd dat ik geen dolby stereo heb. Waarom zou je stereogeluid moeten hebben bij de vele oude films die ik draai ? Ook het interieur lijkt in niets op de moderne cinema’s : oude zetels, oude radio’s, het scherm is nog altijd dat uit ’58. Dit is tegelijk ook een beetje een museum, en er zijn nog veel mensen in Brussel die dat appreciëren. Moderne bioscopen als Kinepolis bevallen mij niet echt. De schermen zijn voor veel films gewoon te groot. Als ik daar naar een persvoorstelling ga, probeer ik me de film altijd in mijn eigen zaal voor te stellen. Het publiek wordt er na de voorstelling vlug de zaal uitgeloodst omdat er buiten weer 200 man te wachten staat. Dat is goed voor één keer per jaar, maar elke dag ? Hier kan men rustig een praatje maken na de film. Ik ben niet gehaast.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content