TIJDGENOTEN
Philip Badenhorst (41) keerde voor vier maanden terug naar Zuid-Afrika om onafgebroken te schilderen aan zijn magnum opus.
GRIET SCHRAUWEN
FOTO : LIEVE BLANCQUAERT
Vorige zomer waren we op vakantie in Galicië : Eben Venter en zijn vriend Gerard, Marijke, de kinderen en ik. Daar kreeg ons plan vaag vorm : in de loop van dit jaar zouden Eben en ik ons een tijd afzonderen. Hij om zijn tweede roman te schrijven, ik om te schilderen.
Eben en ik kennen elkaar van kindsbeen af, van op dezelfde Zuidafrikaanse kostschool. Na onze studies hij filozofie, ik kunst ging ieder van ons zijn eigen weg. Ik kwam naar Antwerpen met een kulturele uitwisselingsbeurs en specializeerde aan het Hoger Instituut. Ik kon in België blijven omdat ik met Marijke trouwde. Eben emigreerde naar Australië en begon er een vegetarisch restaurant. Eind vorig jaar belde hij : “Ik heb vanaf maart een huisje gehuurd in Prins Albert. ” Snel loopbaanonderbreking regelen en dergelijke. Eben verkoos een verblijf in Zuid-Afrika omdat hij het noodzakelijk vond voor zijn boek omringd te zijn door Zuidafrikaans, onze moedertaal. Ik kon schilderen om het even waar, maar het nieuwe Zuid-Afrika aan den lijve ondervinden, was erg aanlokkelijk voor mij.
Prins Albert is een klein dorpje met een duizendtal inwoners, op vier uur rijden van Kaapstad. Een oaze te midden van de dorre Karoo, de streek waar Eben en ik opgroeiden. Met mijn vijftig kilo bagage improvizeerde ik een atelier voor de komende maanden. Aanvankelijk was ik nerveus : “Als dit maar niet mislukt”, dacht ik, “als ik maar geen painters-block krijg. ” Maar het bleef borrelen : de stroom van inspiratie droogde nooit op. We werkten als monniken, dag en nacht, zes dagen op zeven. De zondag was voorbehouden voor tochten door de natuur : wij die als twee Davids Attenborough ieder plantje bepotelden en besnoven, en via de geuren tal van herinneringen opriepen. En iedere zondagavond belden we naar huis. Iedere dag gingen we bij valavond joggen, tot in de Weltevredenvallei. Langs het blanke kerkhof, daarna langs de begraafplaats voor zwarten : zelfs in de dood werden blank en zwart gescheiden. De laatste weken stopten we met de zondagse uitstapjes wegens tijdsgebrek : we wisten van geen ophouden. Mijn werken vloeiden van het ene over in het volgende. In totaal werden het 49 kleinere doeken, 7 rijen van 7, met als titel Holy Fire, bedoeld als één groot geheel. Ik was begeesterd door een heilig vuur. Heilig niet in de zin van vroom of religieus, maar van spiritualiteit. En vuur slaat niet enkel op wat ik schilderde, ook op de drijfkracht waarmee ik werkte. Ik zat als in een luchtbel, afgesloten van de wereld. Zonder enige zelfcensuur schilderde ik, en in die vrijheid wisselde het van abstrakt tot figuratief werk.
Thuis kan dat haast nooit zo onafgebroken : de dagelijkse rompslomp belemmert de kreativiteit en de koncentratie. Wij hebben ook veel afleiding : goed teater, films, dans, en een overvloed aan informatie : er is zoveel dat ons beïnvloedt en in ons hoofd één grote chaos veroorzaakt. In Prins Albert daarentegen was de stilte absoluut. Eben en ik werkten allebei rond hetzelfde tema : het verwerken van het stervensproces en de dood aan aids van zijn geliefde broer Willem, die ook een heel goede vriend van mij was. Het was zeer intens, maar zeker niet morbide. Omdat we rond hetzelfde onderwerp werkten, lazen we ook allebei The Tibetan Book of Living and Dying. Een boeddhistische inspiratiebron voor ons beiden, maar voor ieder van ons op een eigen manier. Voor mij was dat boek in vele opzichten een openbaring, onder andere over het bespreekbaar maken van de dood en de omgang ermee, en ook over de raakpunten met het maken van kunst. Schilderen is voor mij een vorm van meditatie. Als je mediteert, komen gedachten als lichtjes op je af en gaan ze weer weg. Het moment waarop je het helderst bent, is dat lege moment tussen twee gedachten in. Bij schilderen is dat ook zo. Als het goed gaat, gebeuren er wonderen onder mijn handen, en achteraf sta ik verstomd : “Jirre, hoe het dit gebeur ? Het ek dit gedoen ? “
De aanpassing aan weer in Europa te zijn, was moeilijk. Opnieuw die veelheid, die chaos. Maar ik heb niet te klagen. Omdat ik avondles geef aan een akademie, heb ik mijn dagen vrij om te schilderen. En wat de relatie met Marijke en de kinderen betreft : die is er enkel op vooruitgegaan. Marijke heeft mij echt gestimuleerd om dit plan uit te voeren, hoewel het voor haar zeker niet gemakkelijk was : in haar eentje de zorg voor twee kinderen, een stresserende job en het huishouden. In Prins Albert was mijn enige afleiding : brieven schrijven. Tot twaalf vellen lang. En Marijke schreef mij ook zulke lange brieven. Onze kommunikatie was heel intens. En de kinderen schreven me wat ze nooit zouden uitspreken. En ik schilderde wat ik anders misschien nooit had gemaakt. “
Philip Badenhorst stelt Holy Fire tentoon van 7 tot 29 oktober in galerij Antartica, Boomgaardstraat 243-245, 2600 Berchem. Open van donderdag tot zondag, tussen 14 en 18 uur.
“Het moment waarop je het helderst bent, is dat lege moment tussen twee gedachten in. ” Rigpa I (achter) en Rigpa II (rechts).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier