tijdgenoten

Een commercieel haalbare juwelencollectie op de markt brengen, voor Annick Tapernoux (28) is dat dé uitdaging. Al blijft het zilversmeden haar eerste liefde.

Voor mij is het juweelontwerpen geen conceptuele kunst, en in Antwerpen – ik heb les gevolgd aan Sint-Lucas – word je wel heel sterk in die richting geduwd. Vandaar dat ik me al heel snel ben gaan concentreren op het smeden, daar voelde ik mij vrij in. Na vier jaar in Antwerpen kon ik naar het Royal College of Art in Londen, ook voor het zilversmeden. Daar heb ik bijvoorbeeld schalen gemaakt in zuiver zilver. Die zijn niet echt functioneel. Zuiver zilver is heel zacht, bijna als boter. Met dat gegeven wilde ik spelen. Normaal is tafelzilver heel stevig, deze schalen niet: je raakt ze aan en ze bewegen. Ik houd ervan om dingen te maken die de tafel sieren. Niet echt functioneel, maar wel mooi en decoratief, dingen die de sfeer van het tafelen mee bepalen. Wat ik in Londen wèl heb geleerd, is werken in kleine series, het denken in functie van je product en de verkoopbaarheid ervan.

Waarom ik nu terugga naar het ontwerpen van juwelen? Ik wilde heel graag een collectie van mezelf hebben, met stukken die toegankelijker zijn en goedkoper. Zo’n stuk tafelzilver kost al snel zestigduizend frank en dat is voor de meeste mensen niet te betalen. Een sieraad is voor mij ook geen investering, geen uithangbord om te laten zien hoeveel geld je hebt. Een juweel moet gedragen worden, het moet iets zijn om van te houden en om te koesteren. Mijn eerste collectie bestaat uit een serie ringen, enkele oorbellen, twee armbanden en twee kettingen. Ringen spreken mij heel erg aan. Het is het juweel dat het dichtst bij de drager zelf ligt: je ziet het, je voelt het, je kan ermee spelen. Dat speelse en tactiele element is voor mij belangrijk. Zo ben ik op deze vorm gekomen: rond, maar tegelijk asymmetrisch; een ring die goed past aan de vinger, maar door zijn vorm uitnodigt om ‘m aan te raken en ermee te spelen. De details daar gaat het mij om. Ik speel met vormen en met materialen. In een andere ring, mijn lievelingsstuk, heb ik mat en blinkend afgewisseld. Het toont wat ik graag heb: gesofisticeerd maar niet té, sober maar toch speciaal… Ik houd van soberheid, zonder dat het te strak wordt. Geen minimalisme dus, dat wordt snel te koud, te droog, te plat. Ik leun meer aan bij de oosterse tradities van eenvoud, zoals in Japan bijvoorbeeld. Omdat men daar enerzijds die eenvoud heeft, maar anderzijds ongelooflijk veel aandacht besteedt aan de details, de materialen, het licht. En precies daardoor weten ze een bepaalde sfeer te creëren. Hun huizen bijvoorbeeld zijn vaak heel somber en donker, om dan met spaarzaam licht enkele objecten te doen oplichten. Ik laat mij, denk ik, vooral inspireren door sfeer.

Ik vind het heel moeilijk om voor mezelf een juweel te kopen. Ik zie zelden iets dat echt bij mij past. Ik denk toch wel dat dat komt omdat ik zelf met die materie bezig ben. Mijn eigen collectie is natuurlijk ook heel persoonlijk. Maar het is iets waarvan ik hoop dat mensen het graag zullen zien, dat ze het zullen begrijpen en dat ze het willen dragen. Eigenlijk wil ik ze niet bij juweliers verkopen. Liefst van al zie ik deze juwelen in een kledingzaak. In België zie je dat nog niet zo vaak, maar in Londen bijvoorbeeld heb je Joseph, een winkel waar men kleren verkoopt en des coups de coeur. Dat kan vanalles zijn: een mobile, iets voor de tafel, horloges, juwelen. Zo’n winkels wil ik zoeken: waar mijn collectie past bij de sfeer van de winkel. Want ondanks alles blijf ik juwelen zien als een accessoire de mode.

HILDE VERBIEST / FOTO HYPNOVISUALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content