Tijdgenoten
Steven De bruyn (30) is de leider van El Fish, de beste bluesband van België, die met “Rewinder” een nieuwe vuist heeft gemaakt.
Ik moet bekennen dat ik eerst niet goed wist wat blues was. Ik ben muziek beginnen spelen toen ik al op de universiteit zat, op het einde van mijn studie. Ik had een harmonica gekocht en ging toen in een platenzaak op zoek naar een cd. Op een bepaald moment zie ik er een liggen van Sonny Boy Williamson. Ik was verkocht. Daar heb ik honderdduizend keer naar geluisterd.
Ik vind blues eigenlijk niet zo’n triestige muziek. De tristesse zit er voor een deel in, soms is die er zelfs heel kunstmatig in gebracht, maar er zit ook heel veel sex in blues, heel veel opgewektheid en hoop bij mensen die uit een moeilijke situatie proberen te geraken.
Ik had schrik voor die tweede plaat. Ik had schrik om een mindere of hetzelfde type plaat te maken als de eerste, en dat wilden we absoluut vermijden. De laatste twee jaar hebben we heel veel gespeeld. Dan repeteer je eigenlijk niet meer, dan werk je niet meer aan nieuwe nummers. We hebben van eind november optredens geweigerd, wat zwaar was omdat we echt wel van die optredens overleven. We hebben eerst een repetitiekot gebouwd omdat we heel hard de behoefte hadden om onze eigen plek te hebben. Daar zijn we bijna dagelijks gaan repeteren. Eind december had ik een vertrouwenscrisis. Ik vond dat iedereen op een ander spoor zat. Ik had na een tijd het gevoel: we hebben te weinig nummers. We zijn toen try-outs gaan doen in Leuven en dat voelden we daar ook. We hebben de hele plaat gespeeld en ik was achteraf echt kwaad. Dan pas zijn we aan die nummers beginnen sleutelen. Een aantal dingen gewoon van de kaart geveegd, de tekst voor zichzelf laten spreken en het muzikale idee totaal vergeten.
Als we met deze groep Europees kunnen toeren, als we een stukje van de wereld kunnen zien en het blijft draagbaar en we kunnen er van rond komen, dan zou ik heel blij zijn. Ik geloof niet in de wereld veroveren. Alles, dus ook muziek, is heel relatief. Uiteindelijk is het voor een deel entertainment voor mensen als we live spelen en voor een deel sfeer als ze het mee naar huis nemen. Dat is fijn als je dat voor heel veel mensen kan doen, maar ik vind niet dat je daarvoor op een standbeeld moet worden geplaatst of een veel hoger inkomen hebben dan iemand anders. Tot nu toe heb ik altijd gedacht: die eeuwigheidswaarde, tot hoever gaat dat? Het is wel zo dat je door je muziek wat langer kan blijven leven. Dat is een mooie gedachte.
Ik ben dertig geworden de dag voor mijn moeder verongelukt is. Doodgereden in een file. Weet je hoe de vrachtwagenchauffeur heette? De Bruyn. Haar handtas hebben ze vier dagen later gebracht, want het duurde een tijdje voor ze die uit het wrak konden halen. Onze cd zat daarin en een bespreking uit een krant. Ze had die bij zich om aan mij te tonen. Ze vond bepaalde nummers op de cd heel goed en daar was ik heel blij mee.
We hebben op de plaat een nummer opgenomen voor een vriend van mij, Blues For Bekie. Hij was antropoloog en ging professor worden. Een briljante kerel. Hij is in Italië in dat ongeval met die skilift omgekomen. Dat nummer voor hem is eigenlijk het gevoel dat ik had bij het ongeval.
We hebben ons een week teruggetrokken, maar dat was niet genoeg. Het probleem is: alles gaat momenteel zo snel en het is moeilijk om er even drie weken tussenuit te trekken. Dan moeten we te veel optredens afzeggen en dat kunnen we financieel niet dragen. Het spelen ging mij heel moeilijk. De laatste keer heb ik het optreden geopend met Blues For Bekie opgedragen aan mijn moeder, en dat was heel krachtig. Daarna heb ik me toch redelijk kunnen concentreren.
Jacky Huys / Foto Hypnovisuals
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier