tijdgenoten
Bruno Deneckere(28) was ooit het brein van rockbelofte Pink Flowers. Met zijn solodebuut “Beyond the Pink Flowers”, trekt hij een streep onder z’n verleden.
Ik heb niet stilgezeten na de Pink Flowers. Ik ben solo opgetreden en heb demo’s gemaakt, en ik heb geprobeerd platenfirma’s warm te maken voor mijn muziek. Maar dat blijkt verschrikkelijk moeilijk te zijn. Ze vinden het altijd goed, maar niet commercieel genoeg. De juiste omschrijving is: “Een risico dat we niet willen nemen” (glimlacht). Ach, voor hetzelfde geld vinden ze het slecht maar durven ze het niet zeggen. Je verliest er een beetje de moed mee op de duur. Ik ben uiteindelijk naar de stal van JP Van teruggekeerd. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde gehad, omdat hij weliswaar een soloplaat wou, maar het moest tezelfder tijd ook Pink Flowers zijn. En daar had ik het moeilijk mee. Ik wou verwijzingen naar het verleden uitsluiten. Het is op een compromis uitgedraaid. Ik durfde het financieel niet aan om het helemaal in eigen beheer te doen. Ik ben ook geen verkoper. Ik ben wel veel realistischer geworden. Cynischer ook. Ik heb meer afstand genomen van het wereldje. Al kom ik nog altijd goed overeen met collega’s-muzikanten, maar de feestjesmentaliteit van randfiguren uit de muziekindustrie – die zelf geen bal muziek spelen – begint me steeds meer tegen te steken. Mijn oorspronkelijke ambities zijn wel gebleven: bezig zijn met de muziek die me interesseert en kunnen overleven zonder er nog iets buiten te moeten doen. Wereldberoemd zijn is niet mijn ambitie. Niet méér, moet ik zeggen, want iedereen die begint, wil wereldberoemd worden. Ik hoop dat “Beyond the Pink Flowers” genoeg verkoopt, zodat het gewoon evident is dat ik een volgende maak. Met een deftig budget.
Ik hoorde ooit zeggen dat ik te Amerikaans klink. Tja, als je te Belgisch klinkt, is het ook niet goed. Ik geef me wel eens over aan bespiegelingen als: stel dat ik in Amerika geboren was. Maar dan denk ik: misschien maakte ik dan een heel ander genre muziek. Natuurlijk, ginder heb je een traditie in dit genre, en kan je met de mensen praten die er groot in geworden zijn. In België heb je dat niet.
Ik voel mij geen deel van de Belgische rock, ook al zijn er mensen die met dezelfde muziek bezig zijn: H.T. Roberts, Horn ook. Weet je wat ik gemerkt heb? Dat er velen blij zijn dat ze kunnen horen wat ik zing. Voor mij is dat zo evident: waarom zou je teksten schrijven als je ze achteraf met een muur van lawaai overdekt? Ik kan nog altijd van de kaart zijn als ik een nieuwe plaat hoor en dat is altijd een van dé kenmerken: kunnen verstaan wat er gezegd wordt. De nieuwe Ramblin’ Jack Elliott bijvoorbeeld: de manier waarop dat gebracht wordt, dat gevoel, die teksten die uit het leven gegrepen zijn maar die toch poëtisch zijn.
Ik heb het zeer moeilijk om verhaaltjes uit te vinden. Ik benijd mensen die dat wel kunnen: romanciers bijvoorbeeld. Ik had er een arm voor gegeven, om een song als “Pancho and Lefty” van Townes Van Zandt te kunnen geschreven hebben: een fantastisch verhaal, die outlaw-thematiek en elke zin een oneliner. De meeste van mijn teksten zijn autobiografisch. De rode draad is dus: relaties – maar niet uitsluitend liefdesrelaties – met mezelf als hoofdpersoon.
Herkend worden op straat is nooit mijn bedoeling geweest. Wel dit vak mijn hele leven kunnen doen. En dat zàl ik ook, zoals al mijn grote voorbeelden. Ik heb al lang gezien dat doen wat je graag doet het meeste loont. Kijk naar Roland, om in België te blijven: dat gaat op en neer, maar het gaat altijd verder. Alleen op die manier krijg je respect, niet door om de andere maand je broek af te steken. Ik heb ooit een single gemaakt waarbij ik probeerde iets catchier uit de hoek te komen om op de radio gedraaid te worden – wat mislukt is, uiteraard – en dat is het enige moment uit mijn carrière waarvan ik denk: dat had ik niet moeten doen.
JACKY HUYS / FOTO HYPNOVISUALS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier