“Een vondelingenschuif?” zeggen Tine en Wendy met afgrijzen. “Kunnen ze nu echt niets beters verzinnen?” Twee tienermeisjes, allebei zwanger van hun eerste kind, dat uitgerekend op dezelfde dag moet komen: 17 januari 2001.

Het is een middeleeuws systeem”, zegt Tine verontwaardigd. “Een vondelingenluik is bruusk en grof, laat moeder én kind letterlijk en figuurlijk in de kou staan. Zelf heb ik ook met de gedachte gespeeld om afstand te doen van de baby. Ik vond dat ik alle mogelijkheden moest bekijken: ik heb een adoptiecentrum en een pleegdienst gecontacteerd. Nu weet ik dat er zachtere en meer menselijke manieren bestaan om een kind af te staan.” Wendy knikt. Zij heeft even hetzelfde overwogen. Liever dat dan een tweede abortus.

Drie maanden voor hun bevalling hebben Tine en Wendy veel gemeen: hun leeftijd, de ongeplande zwangerschap, de ronde buik – niet al te opzichtig, maar ook niet meer te camoufleren -, de wriemelende baby, de afwezige vader, de conflicten thuis en het twijfelachtige perspectief van het alleenstaande moederschap. Toch zijn ze heel verschillend. Tine, energiek en kordaat, vastbesloten elk zielig cliché over piepjonge moeders de kop in te drukken. Wendy, stil en bleek, met een dappere glimlach om haar lippen die nauwelijks de tranen kan wegdringen. En straks, als ze naar huis gaan, leven ze in een wereld van – nog meer – verschil. Niet alleen omdat Wendy het met 21.000 fr. per maand moet rooien en Tine het met 45.000 fr. heel wat breder heeft, maar vooral omdat ze in een ander nest geboren zijn. Omdat ze al op de dag van hun eigen conceptie met ongelijke wapens aan de start verschenen.

Wendy is aandoenlijk tenger. Zestien lijkt ze, maar schijn bedriegt. “Negentien ben ik”, zegt ze stilletjes. “En mijn verhaal begint vorig jaar, na die vreselijke abortus.”

“Misschien begint het vroeger?” opper ik voorzichtig.

“Ja, misschien wel”, mompelt ze. “Twee jaar geleden, toen ik op school, in het Buso, Kevin leerde kennen. Hij was een lieve gast van vijftien, veel jonger dan ik, maar ja, liefde maakt blind. Steeds vaker ging ik met hem op stap, en na een poosje bleef ik weleens bij hem slapen, in de kamer van zijn zus. We trokken er tijdens de middagpauze samen op uit. We hadden een fijne tijd tot het plots, in de periode rond Kerstmis, op alle vlakken fout liep. Kevins vader sloeg thuis de boel kort en klein, zijn stiefmoeder belandde toegetakeld in het ziekenhuis, zijn zusjes waren helemaal overstuur, en op de koop toe kreeg Kevin ernstige ademhalingsproblemen. Intussen vermoedde ik dat ik zwanger was, maar eerst durfde ik tegen niemand iets te zeggen. Normaal gezien moest ik in het begin van de maand mijn regels krijgen, maar toen die uitbleven, sloeg de schrik mij om het hart: ‘Oei, wat nu?’ Ik had de pil wel genomen, maar ja, ik was ziek geweest, overgeven, diarree, en het was misgelopen. Tegen mijn moeder durfde ik niets te zeggen, wél tegen de zijne. Ik wilde dat kindje zo graag houden, en Kevins moeder was bereid om het op te vangen.

Drie maanden lang wisten alleen Kevin, zijn moeder en ik dat ik zwanger was. En toen, op een dag in maart, barstte de bom. Ik viel flauw op school, en de dokter die opgeroepen werd, wilde mijn bloed en mijn urine controleren. De urineproef bleek gelukkig negatief, maar een paar dagen later wees de bloedproef uit dat ik drie maanden zwanger was. Dat bleek net op de grens voor een late abortus, en ik had precies twee dagen tijd om een beslissing te nemen. Maar mijn moeder dwong mij tot abortus: ‘Jij hebt niets te kiezen.’ En ik, ik wilde niet, maar heb mij laten doen. De dokter zei nog wel: ‘Jij moet ook zelf achter die beslissing staan’, maar omdat ik nog bij mijn moeder woonde, heb ik toegegeven.

’s Maandags, op Kevins verjaardag, heb ik hem verteld dat ik die abortus zou laten uitvoeren. ‘Mooi verjaardagscadeau’, zei hij boos. ‘Dat vergeef ik je nooit.’

’s Vrijdags heeft mijn moeder mij naar het abortuscentrum gebracht, waar ze mij alleen achterliet. Om acht uur ’s ochtends was het zover: ik werd helemaal opengesperd, voelde alles gebeuren, en hoorde de stukjes in dat bakje vallen. Het was een vreselijke ervaring. Neen, ik raad het iedereen af. Voor mij was het moord. Bovendien was ik geradbraakt. ’s Avonds wilde ik nog met de bus naar huis, maar de dokter stond erop mij een lift te geven.

Vreselijk veel tranen heb ik om dat kindje gelaten, weken- en maandenlang. Bovendien was de ingreep niet goed uitgevoerd, want nog wekenlang had ik hevige bloedingen. Altijd droeg ik een lange, zwarte broek, om te camoufleren dat het maandverband niet al het bloed kon opvangen. ‘Wat is er toch met Wendy?’ vroegen mijn neefjes en nichtjes. ‘Is ze ziek?’ Maar tegen die kleintjes kon ik toch niet zeggen: ‘Er heeft een kindje in mijn buik gezeten’?

Kort na de abortus heeft mijn vriend het uitgemaakt. ‘Het is de schuld van je moeder’, zei hij. ‘Als zij je niet gedwongen had, zouden we nog samen zijn.’ Af en toe belt hij me nog eens met zijn gsm, maar we zijn er niet in geslaagd vrienden te blijven. Nu hij weet dat ik opnieuw zwanger ben, en nog wel van een druggebruiker, dénkt hij er niet over opnieuw iets met mij te beginnen.

Precies één week na de abortus heeft mijn moeder mij de deur gewezen. Zes maanden lang heb ik bij mijn grootouders gewoond die echt alles hebben gedaan om mijn schoolkansen te redden en mij een beter leven te geven. Op school heb ik uiteindelijk moeten bekennen wat er gebeurd was. De leerkrachten toonden begrip: zonder problemen mocht ik mijn stage onderbreken en ze nadien overdoen. Dat jaar was ik geslaagd, maar mijn laatste schooljaar heb ik niet afgemaakt. De reden? Thierry. En mijn nieuwe zwangerschap.

Thierry is even oud als ik en we zijn een tijdje samen geweest, tot ik opnieuw zwanger werd. Het was niet mijn fout, het was niet zijn fout, het was de schuld van de veel te lichte pil die ik na mijn abortus gekregen had.

‘Jullie zijn nauwelijks een jaar samen en hebben al een joenk‘, zeiden ze bij hem thuis. Ze verweten mij ook dat hij door mij aan de drugs is geraakt. Maar dat klopt niet, ook voor ik hem leerde kennen, dronk hij, was hij agressief, gebruikte hij drugs en was hij al twee keer opgepakt. Hij is gewoon geen geschikte vaderfiguur. En nooit zal ik van die jongen een vader kunnen maken, dat weet ik wel zeker.

Bij deze zwangerschap heb ik van meet af aan beslist de baby te houden. Thierry wilde dat ik het kind zou laten wegnemen, maar mijn besluit stond vast: ‘Als jij stopt met drugs, kunnen we het samen grootbrengen. Als jij niet stopt, voed ik het alleen op.’ (beslist) En dát ga ik doen! Twee abortussen, dat zou ik niet overleven. Nog liever sta ik mijn kind bij de geboorte af dan het opnieuw te laten wegnemen.

Deze nieuwe zwangerschap is moeilijk voor mij, want ze roept alles weer op: opnieuw het bange vermoeden, opnieuw het verzwijgen, opnieuw de negatieve reacties van mijn omgeving. De hele tijd denk ik ook aan die andere baby: dit had mijn tweede kind kunnen zijn.

‘Mag ik je eens wat vragen, Wendy?’ zei mijn neefje onlangs, maar onmiddellijk trok hij zich verlegen terug: ‘Ach laat maar, dat is veel te moeilijk.’ Toen heb ik hem uitgelegd wat er met het vorige kindje is gebeurd: ‘Ze hebben het laten komen, maar het was dood.’ ‘Zorg dat je dit kind kan houden,’ zei die kleine jongen wijs, ‘en doe je best om het een goed leven te geven.’

Maar soms lijkt het alsof mijn lichaam geen plaats wil maken voor dit nieuwe kind. Mijn bekken doet pijn, alles voelt geforceerd aan en ’s nachts kan ik niet slapen omdat de baby zo hard tegen mijn ribben stampt. Hij zoekt plaats, maar mijn lichaam heeft moeite om hem die te geven.”

Ze tilt haar wit T-shirt op en ik zie haar ronde buik tussen de halfopen rits van haar jeans, aandoenlijk bijeengehouden met een veiligheidsspeld. “Kijk, zo dik ben ik nog niet”, zegt ze. “Ik weeg nu 54 kg, veel te weinig natuurlijk, maar ik eet ook nauwelijks. Op frieten ben ik groot geworden, en aan de smaak van groenten en fruit zal ik nooit meer wennen. Zelfs een appel krijg ik niet door mijn keel, (fel) maar mijn kind zal ik leren om groenten en fruit te eten.

De bevalling schrikt mij af. De dokter heeft mij verwittigd dat het misschien een keizersnede wordt. (bijt op haar lip) Ik zal alleen bevallen, want ik heb niemand om met me mee te gaan. Tja, het zal wel lukken zeker? Een vrouwelijke gynaecoloog zal de bevalling begeleiden, want sinds mijn abortus wil ik niet dat een man nog aan mijn lijf komt.

Mannen, tot nu toe hebben ze mij nog niet veel geluk gebracht. Soms denk ik: ‘Ergens zal er wel een man bestaan die mij gelukkig kan maken.’ Maar tegelijkertijd neem ik me voor om nooit nog iets met een man te beginnen. Afscheid nemen van een vriend is moeilijk, maar je lief verliezen is zo erg. Dat wil ik nooit meer meemaken.

Ik geloof ook niet meer in relaties. Thuis heb ik te veel miserie gezien, en mannen hebben mij te veel pijn gedaan. Ook seks kan mij gestolen worden. Neen, dank u. Het zal nog heel lang duren voor ik nog eens mijn benen spreid. Voor een meisje is het leven veel moeilijker dan voor een jongen. Jongens hebben vijf minuten pret, maar meisjes zitten er hun hele leven mee! In elk geval wil ik na mijn zwangerschap zo’n buisje met hormonen laten inplanten, zodat ik drie jaar lang niet meer zwanger kan worden.

En mijn kind? Dat wil ik meer liefde en vriendschap geven dan ik zelf ooit gekregen heb. (met tranen in de ogen) Altijd heb ik er alleen voorgestaan: mijn kindertijd was niet fijn, mijn jeugd ook niet. Dat wil ik mijn kind besparen. Ook nu leef ik alleen. Sinds ik zwanger ben, heb ik geen vriendinnen meer en kom ik nauwelijks buiten. Eigenlijk doe ik niets, de hele dag, behalve veel slapen en elke dag een andere kamer poetsen.

(weent) Ja, ik ben teleurgesteld, vooral in mijn moeder en in Thierry. Hij had beloofd mij nooit met een kind te laten zitten, maar toen puntje bij paaltje kwam, is hij weggegaan en kon ik nergens heen. Op Kevin ben ik niet boos, hem kan ik beter begrijpen.

(herpakt zich) Maar kom, ik ken nog andere meisjes van 17, 18 jaar die zelf voor een kind moeten zorgen. Als zij dat aankunnen, zal het mij ook wel lukken. Mijn hele leven heb ik trouwens voor kinderen gezorgd. Al mijn neefjes en nichtjes heb ik leren eten, leren lopen, leren fietsen en op het potje leren gaan.

En als mijn kind geboren wordt, wil ik zo snel mogelijk opnieuw uit werken gaan. Nu krijg ik 21.000 fr. van het OCMW, maar als ik voltijds werk, kan ik 40.000 fr. per maand verdienen. Bovendien heeft het OCMW mij een sociale woning beloofd. Dat zou pas een goede zaak zijn, want dan hoef ik minder huishuur te betalen en kan Thierry mij niet meer vinden.

Van mijn tante heb ik een kinderwagen gekregen waarin de baby kan slapen, want geld voor een kinderkamer heb ik voorlopig niet. En schulden maken wil ik niet, want thuis heb ik maar al te goed gezien tot wat een ellende dat kan leiden.

Mijn droom voor de toekomst is dat mijn kind gelukkig wordt, dat het van de drugs afblijft en nooit of nooit zijn vader hoeft te zien. Voor mezelf wil ik alleen nog een leuke jongen leren kennen. Maar uitsluitend voor een vriendschap, nooit meer voor een relatie.”

Ik ben niet als Wendy”, zegt Tine kordaat. “Ik heb geen rampverhalen te vertellen over een ongelukkige jeugd, geweld en misbruik, drugs en marginaliteit. Niet alle tienermoeders zijn als kind mishandeld, hebben een partner die knoeit met drugs of alcohol, zijn thuis weggelopen of buitengegooid. Ik wil niet tot die zielige categorie van tienermoeders behoren, en ik ben geen sociaal geval, zoals mijn vader dat zo denigrerend kan zeggen. Neen, ik kom uit een goed milieu en heb alle kansen gekregen. Ik ben opgegroeid in een zeer welstellend gezin. Mijn vader is diplomaat, mijn moeder arts. Oké, ze zijn gescheiden en hertrouwd, maar verder heb ik een normale jeugd gehad. Na mijn middelbare studies wilde ik eerst een jaar uit werken gaan, en daarna universitaire studies beginnen, psychologie of Germaanse filologie. Dankzij mijn talenkennis vond ik onmiddellijk een plezierige job en leidde ik een vrolijk leven. Ik had wat losse relaties, kende een leuk koppel dat net uit elkaar was gegaan, en ging op mijn verjaardag met die man naar bed. En pats, ik was zwanger.

Mijn eerste gedachte was abortus, want zelf opgegroeid bij gescheiden ouders wil ik mijn kinderen een zo normaal mogelijk gezinsleven bezorgen. Maar mijn zwangerschap bleek al te ver gevorderd. Door enkele tussentijdse bloedingen had ik veel te laat, pas na dertien weken, in de gaten dat ik zwanger was. Als ik zeven of acht weken ver was geweest, had ik onmiddellijk voor een abortus gekozen. Maar dertien weken? Dat was in mijn ogen al een echt kind. In Vlaanderen was het trouwens te laat voor een abortus, maar in Nederland kon ik nog wel terecht. Iedereen, mijn vader, mijn moeder, mijn vrienden, probeerde mij te overtuigen: ‘Laat het toch wegnemen. Het kan nog net.’ Maar in het abortuscentrum heb ik op één seconde tijd mijn besluit genomen. ‘Mag ik meekijken op het scherm?’ vroeg ik aan de dokter die de echografie uitvoerde. Toen ze weigerde, heb ik het scherm naar mij toegedraaid en puur instinctief beslist: ‘Ik houd dit kind.’

Mijn vader en stiefmoeder hebben zich maar met moeite bij mijn beslissing neergelegd. Geslaagd zijn in het leven betekent voor hen: studeren, een diploma, een flink inkomen, minstens 100.000 fr. per maand, een mooie wagen en een chique villa. Ze vrezen dat ik mijn toekomst verknald heb en betwijfelen of ik het wel alleen zal redden. Mijn vader heeft mij zelfs voorgesteld om als zijn secretaresse aan de slag te gaan, maar dat heb ik geweigerd.

Mijn moeder is sneller bijgedraaid. Vroeger hadden we vaak ruzie, maar sinds ik zwanger ben, zijn we goede vriendinnen. Ze vindt het nu wel fijn om grootmoeder te worden, en is er vast van overtuigd dat ik het zal aankunnen.

Nu, na zes maanden zwangerschap, voel ik mij best in staat om moeder te worden. Toch blijft het allemaal heel irreëel. Soms denk ik: ‘Als iemand die lucht uit mij zou zuigen, zou ik niet langer zwanger zijn.’ Het is ook allemaal veel te snel gegaan, ik heb nauwelijks de kans gekregen mij aan dit kind te hechten. Toen ik die abortus overwoog, nam ik al afstand van het kind. En toen ik besliste de baby te houden, kreeg ik de hele tijd rampscenario’s naar mijn hoofd geslingerd. In die omstandigheden is het heel moeilijk een zwangerschap positief te beleven. ‘Alstublieft, laat mij ook eens in blijde verwachting zijn!’ riep ik soms boos. En nu ik eindelijk wat rust krijg, vind ik het moeilijk om echt van deze zwangerschap te genieten.

Vooral het vaderschap zit mij dwars. Ik ben alleen zwanger. De romantiek van samen uit te kijken naar een kind is niet aan mij besteed. De verwekker weet wel dat hij vader zal worden, maar sinds hij opnieuw bij zijn vriendin is, wil hij niets meer met mij te maken hebben. Ik heb een hekel aan moeilijke en complexe situaties, maar dit is er toch wel één. Toen ik die man telefoneerde om te zeggen dat ik zwanger was, verbrak hij prompt de verbinding. Sindsdien verloopt onze communicatie uitsluitend via sms-berichtjes. ‘Onmogelijk, uitgesloten’, seint hij in alle toonaarden. ‘Ik ben volledig onvruchtbaar.’ Maar dat geloof ik niet. Eén keer ben ik met hem naar bed geweest, en onmiddellijk was het zover. Hij en zijn vriendin zijn vreselijk boos op mij, voor hen ben ik de slechtste vrouw ter wereld. Door hem onvruchtbaar te verklaren, hopen zij zich te redden uit deze pijnlijke situatie. Maar ze hoeven niet bang te zijn, ik zal hem niet verplichten zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Uiteindelijk hebben we samen van die nacht genoten, en heeft hij mij niet verkracht. Ik had ook kunnen eisen dat hij een condoom zou gebruiken, en dat heb ik niet gedaan. En à la limite beschouw ik het als vrouw als een voorrecht om te beslissen of ik dat kind wil houden of niet. En bovendien wil ik niet het risico lopen dat hij op een of andere dag zijn kind komt opeisen. Neen, ik zal geen geld, geen vaderschapsonderzoek vragen. Ik zal het alleen wel redden, op die manier hoef ik mij ook niet bezig te houden met de vraag of ik de vader al dan niet bij de opvoeding van het kind moet betrekken. Ik hoef niet te schipperen, ik hoef geen rekening te houden met een man die ook een vinger in de pap wil.

Pas op, veel liever had ik wél een vader voor mijn baby gehad, of iemand, een oom, een zorgzame figuur, die zich af en toe om dat kind zou bekommeren. Maar zo zal het niet zijn. (haalt haar schouders op) Ach, ik ben er zeker van dat dat vage kind in mijn buik in de loop der jaren meer en meer mijn kind zal worden.

Fysiek valt de zwangerschap mij zwaar, ik ben erg moe en heb last van rugpijn, maar mentaal voel ik mij steeds beter. Ik informeer mij, ga naar lezingen, verslind boeken en zit, net als Wendy, in een praatgroep voor tienermoeders. Dat helpt, heeft een geruststellend effect.

Vorige week ging ik in het ziekenhuis naar een samenkomst voor zwangere vrouwen, en ik schrok me een ongeluk toen ik al die oude madammen zag. Tegenwoordig is het patroon: eerst studeren, daarna werken, samenwonen of trouwen, een huis kopen, 30 of 35 jaar worden en pas daarna aan kinderen denken. O neen, die oudere moeders vind ik maar niks. Bejaard zijn ze als hun kinderen gaan studeren. Om nog te zwijgen over de gezondheidsrisico’s. En al die veertigers die tegenwoordig in het nieuws komen: Madonna, Cherie Blair, Wendy Van Wanten,… Voor mijn part mogen ze het moederschap op veertig jaar verbieden. (milder) Oké, tenzij je vruchtbaarheidsproblemen hebt en vijftien jaar lang hebt moeten proberen. Maar goed, iedereen doet zijn zin.

Zelf heb ik altijd een jonge moeder willen zijn. Wie weet, misschien heeft dat zelfs meegespeeld in mijn nonchalante gedrag, en wilde ik onbewust toch wel zwanger worden. Want ik nam de pil wel, maar sprong er heel onzorgvuldig mee om. En vrijen met een condoom vind ik nu eenmaal niet leuk. Tja, dom natuurlijk. Ik ben nogal los in die dingen. Als ik goed met iemand kan opschieten, denk ik al snel: ‘Waarom zouden we niet een keertje verdergaan?’

Eerlijk zijn, dat is mijn principe. Zolang ik niemand kwets, is alles mogelijk voor mij. Ach, misschien zou je seks best beperken tot een vaste relatie, maar ik durf er geen eed op doen dat ik nooit een zijstapje zal zetten. Als de passie je overvalt, sta je daar met al je mooie theorieën… Maar in de toekomst zal ik voorzichtiger zijn, en reken ik erop dat mijn kind mijn vrijheid vanzelf wel zal beperken. Sinds ik zwanger ben, ben ik veel braver geworden en heb ik trouwens geen seks meer gehad. Wie zou het trouwens aandurven een zwangere vrouw te verleiden?

Toch mis ik af en toe een kick, een uitdaging. Voor mijn zwangerschap kon ik alles naar mijn hand zetten en was het leven spannend en avontuurlijk: jongens, dansen, uitgaan. Een sportfanaat ben ik nooit geweest, maar nu mis ik de mogelijkheid om mij fysiek helemaal uit te leven: eens heel hard lopen, eens heel wild dansen.

Weet je, mijn grootste zwakheid is geld. Als ik geld heb, moet het op. Onmiddellijk. Ik weet niet hoe dat komt, want mijn ouders hebben mij op dat vlak een goed voorbeeld gegeven. Maar ik ben supergevoelig voor de kunstmatige behoeften die de consumptiemaatschappij creëert. Al twee keer ben ik flink tegen de lamp gelopen. In het begin van mijn zwangerschap heb ik met mijn gsm in een mum van tijd enorme telefoonrekeningen verzameld: de eerste maand 38.000 fr., de tweede maand 40.000 fr. De eenzaamheid, begrijp je?

(lacht) Met open ogen laat ik mij door elke nieuwe aanbieding verblinden. Tegenwoordig beheert mijn moeder mijn huishoudbudget, maar nog altijd ben ik in staat om straks een winkel binnen te stappen en prompt een nieuwe afwasmachine of videorecorder te kopen. In deze maatschappij is het zo eenvoudig om schulden te maken zonder geld te hebben.

Maar al heb ik een gat in mijn hand, toch ben ik niet dom en heb ik mijn toekomst veilig gesteld. Wendy heeft 21.000 fr. per maand, ik 45.000 fr. Ik heb precies 120 dagen gewerkt, lang genoeg om een flinke mutualiteitsuitkering te krijgen die niemand mij voorlopig kan afnemen. De bedoeling is om na zes maanden borstvoeding maximum 18 uur per week uit werken te gaan. Dan kan ik mijn uitkering behouden én nog wat bijverdienen met een halftijdse job. Is dit profiteren? Misschien wel, maar zo zit het systeem nu eenmaal in elkaar.

Pas op, ik ben niet zo stoer als ik klink. Af en toe slaat de schrik mij om het hart en zie ik de toekomst helemaal niet zo rooskleurig in. Maar dat zal elke zwangere vrouw weleens overkomen, zeker?

Weet je wat ik zo’n overweldigend idee vind? Het definitieve van een kind. Alles wat ik tot nu toe in mijn leven heb gedaan, was tijdelijk. En dit is iets angstaanjagend definitiefs. Wat er met dat kind ook zal gebeuren, nooit zal ik nog kunnen doen alsof het er niet is geweest. Soms denk ik: “Het mag nog héél lang wegblijven”, dan weer: “Het mag vandaag geboren worden.” Ook over de bevalling maak ik mij weleens zorgen, maar mijn moeder is daar nuchter in. Zij stelt mij gerust en geeft mij boeken over natuurlijk bevallen. “Het is een natuurlijk proces, geen medisch gebeuren”, verzekert ze me. “En elke contractie is een poging van de baby om naar buiten te komen, niet alleen maar een pijnscheut.” Zo wil ik het ook bekijken. En als het toch te moeilijk wordt, kan ik nog altijd om een epidurale verdoving vragen. Miljoenen en miljarden vrouwen hebben al kinderen op de wereld gezet. Waarom zou het mij niet lukken?

Mijn moeder zal de bevalling bijwonen, als moeder, niet als arts, en een man zal ik op dat moment niet missen. Uiteindelijk is bevallen toch een vrouwenzaak?

Op andere momenten mis ik wel een partner, als ik ’s avonds in de zetel zit of alleen de kinderkamer in orde breng. Maar ook die gezelligheid wordt soms zo geïdealiseerd. Je moet die boekjes over zwangerschap en bevalling eens lezen! (theatraal) “Laat je man ’s avonds je voeten en je rug met warme amandelolie masseren.” Haha, hoeveel mannen zouden hun zwangere vrouw zo’n oliebadje geven? (schatert) Komaan, laat ons een beetje realistisch zijn.

En maak je geen zorgen, ik ben niet van plan de rest van mijn leven alleen te blijven. Oké, ik heb misschien een moeilijk karakter, maar er zijn ook mannen met een moeilijk karakter die graag met een vrouw willen samenleven. Mijn vertrouwen in mannen is trouwens niet geschonden door wat ik heb meegemaakt. Ten laatste over drie jaar wil ik een man leren kennen die bij mij past, én die ook mijn kind erbij wil nemen.

Ook voor mijn kind geldt wat mijn ouders altijd tegen mij hebben gezegd: jij was niet gepland, maar uiteindelijk wel gewenst.”

Wendy en Tine zitten ermee, maar cijfermatig valt het met de tienerzwangerschappen in Vlaanderen nog wel mee, lees ik in de meest recente literatuur. In België brachten 3013 tienermeisjes in 1999 een kind ter wereld, en lieten 2022 meisjes onder de twintig jaar een abortus uitvoeren. In vergelijking met andere landen zijn deze cijfers peanuts. In de Verenigde Staten ligt het aantal tienermoeders (met 61 op 1000 vrouwen) een stuk hoger dan in België (met 10,2 op 1000 vrouwen). En de ontwikkelingslanden halen helemaal een rampzalige score. “Op wereldniveau vormt tienerzwangerschap een megaprobleem dat aan de basis ligt van de gigantische bevolkingsexplosie die wereldwijd aan de gang is”, lees ik in het laatste CGSO-rapport. “Nooit tevoren waren er gelijktijdig zoveel jongeren op aarde: van de totale wereldbevolking bevindt zich momenteel meer dan één miljard mensen in de leeftijdscategorie van 15 tot 24 jaar. Volgens het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties raken wereldwijd jaarlijks bijna één op vier meisjes tussen 15 en 19 jaar zwanger, of hebben ze al een kind ter wereld gebracht. Omgezet in cijfers betekent dit dat meer dan 14 miljoen adolescenten jaarlijks moeder wordt. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) becijferde dat naast het aantal baby’s dat ter wereld wordt gebracht, zich nog eens 4,4 miljoen zwangerschapsonderbrekingen bij adolescenten voordoen.”

Mijn hoofd tolt. Voor ik in bed kruip, ga ik nog even naar mijn slapende kinderen kijken. Mijn jongste zoon is drie, volgend jaar word ik veertig.

Annemie Struyf / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content