Hoewel de suikerraffinaderij alomtegenwoordig is, kan Tienen best zonder suiker. We lieten ons leiden door Ketnet rapster An Jordens en de gids Karin Henckens.

Wie uit het zuidoosten komt, botst onvermijdelijk op de hoge schoorstenen van de suikerraffinaderij: een monument van onze vaderlandse geschiedenis. Tienen en suiker zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden weet zelfs ieder kind in dit land. Maar An noch Karin liet me de fabriek zien of vertelde me veel over suiker. “Eigenlijk ben je veel te vroeg”, legt Karin Henckens uit, “de fabriek is maar een korte periode van het jaar te bezoeken, en dan nog volgens afspraak, want de belangstelling is groot. Dat is tijdens en na de bietenoogst, in het najaar. Anders is er weinig te zien in het bedrijf. Maar je bent ook te vroeg voor het suikermuseum, dat opent pas volgend jaar zijn deuren.”

Onoverkomelijk vind ik dat niet, want Tienen heeft wel meer in petto. Zodra je de raffinaderij, half zo omvangrijk als het historische hart van de stad, voorbij bent, kom je in het oude Tienen. Een pittoresk stadje op een heuvel, met een paar steile straten die schitterende perspectieven bieden. Mocht Tienen in Frankrijk of in Nederland liggen, dan zou het een parel genoemd worden, want de stad staat vol historische panden, groot en klein, waarvan vele jammerlijk verminkt zijn door verbouwingen of opzichtige uithangborden. Onze buren zouden zo’n patrimonium met meer zorg bejegenen.

Maar wie in Tienen met opgeheven hoofd wandelt en niet naar de etalages kijkt, maar enkel de toppen van de gevels bewondert, kan toch wat van dit fraais genieten. “Ik kijk nooit naar boven, maar vind dat eigenlijk wel leuk, nu je het zegt. Veel huizen zien er inderdaad mooi uit”, bekent een enthousiaste An Jordens. De rapster groeide op aan de rand van de stad, in Bost, en woont nu in Leuven. “Maar zoals zeer veel jongeren die uitgezworven zijn naar Leuven, Brussel of Antwerpen, kom ik tijdens het weekend terug naar Tienen. Je kunt het uitgaansleven hier niet vergelijken met dat van een grootstad, maar er is best wat ambiance. Mij gaat het ook om dat gevoel van thuiskomen dat ik telkens weer ervaar. Ik ben nu eenmaal een supermelancholische mens. Tienen is ook een groot dorp en dat is toch tof. Als je in Brussel woont, kom je zelden tweemaal dezelfde mensen tegen in één dag, dat zou ik missen.”

Hier wordt de jonge rapster om de haverklap aangesproken door jong en oud. Ze neemt me ook mee naar de buurt van de jongerencafés, de Veemarkt, naast de imposante Sint-Germanuskerk. Daar kent iedereen haar natuurlijk. “De veemarkt is een supertoffe buurt. Alleen al die dikke kasseien op straat vind ik prachtig. Het is alleen jammer dat er aan één kant van de markt nog zoveel winkels zijn. Die zouden vervangen moeten worden door kroegen of restaurantjes,” suggereert An.

Voor haar is Het Wiel, een gepatineerde halfbruine kroeg, de leukste tent: “De zaak wordt al altijd gerund door Bernadette en Jean, sympathieke en rustige mensen, maar hun café is toch spannend van sfeer. Hier komt iedereen over de vloer. Bernadette houdt zelfs de zaak open voor de laatste klant, desnoods tot zes uur ’s morgens. Dus heb je in Tienen geen hotel nodig: in Het Wiel kun je de nacht doorsteken.”

De Veemarkt ligt op een van de hoogste punten van de stad en kan het vertrekpunt zijn voor een stadswandeling. Eerst neemt An me mee naar een nog iets hoger gelegen punt, de enorme Sint-Germanuskerk net achter het plein. De mastodont verschuilt zich achter een rij mooie herenhuizen uit de achttiende eeuw. “En daarachter lag vroeger een kerkhof: dat was pas een mysterieuze plek. De kerk zelf vind ik overigens niet zo mooi”, verklaart An. Toch is het exterieur prachtig, een allegaartje van stijlen, van romaans tot barok.

Na de kerk laat An me trouwens de mooiste straat van de stad bewonderen, de Wolmarkt, geen plein, maar een brede kasseiweg met een indrukwekkende perspectief vol oude gevels. Precies aan de voet van de Wolmarkt laat An zich kappen bij coiffeur Bex, een piepklein, ouderwets kappersalon. Echt antiek is het niet, maar is wel met oude spullen gedecoreerd.

In haar favoriete straat, de Spiegelstraat, gaan we pinten pakken bij Benji, een nauw café waar amper een handvol mensen kan rechtstaan. Ook overdag is het aanschuiven, want hier lijken de beste Stella’s van de stad te worden getapt. Ook de straat is vrij smal en gezellig. Hier komen we in de buurt van de Grote Markt, overigens niet het enige plein in het hart van de stad. Want de kern is een cluster van pleinen en brede straten die elke dinsdag – de marktdag – allemaal volstaan.

Tot mijn verwondering staat er op de Grote Markt een kerk met een bijzonder vreemde vorm is: het is slechts een fragment van een veel groter gebedshuis. De Onze-Lieve-Vrouw-ten-Poelkerk bestaat alleen uit het koor met een toren, maar is rijkelijk versierd met beeldhouwwerk. “Die kerk vind ik veel mooier, ook binnenin. Er valt ook meer licht binnen. Ik heb hier tien jaar lang in het koor gezongen, de pastoor was een supertoffe gast. Later werd dit de kerk van de intussen bekende Rudy Borremans, ook hij deed dat goed”, vertelt An.

Daarna neemt ze me mee naar de meest mysterieuze plek van de stad, een grotkapel naast de kerk, volgestouwd met beelden en kaarsjes. Hiervoor moet je half ondergronds en word je bij het binnenstappen bedwelmd door de geur en de warmte van honderden kaarsen: een mediterrane ervaring, in deze kapel waan je je ergens in het hart van Sicilië.

Tienen is een gedroomde uitvalsbasis voor fietstochten door het Hageland en Haspengouw, een vruchtbare streek vol glooiende heuvels. Het is ook gedeeltelijk de fruitstreek. “We hebben trouwens een wijngaard”, merkt Karin Henckens trots op, “ten noorden van de stad, op de Deelberg, werden in 1993 een paar duizend wijnstokken aangeplant voor witte, rode en rosé wijn. De druiven worden ecologisch geteeld. De wijn kun je al in veel restaurants proeven.”

Het is helaas geen grote en mooie wijngaard. Na wat zoeken ontdekten we het veldje, verstopt achter een huizenrij. Wat niet wegneemt dat dit een prachtig initiatief is. De streek biedt trouwens wel meer culinaire specialiteiten aan. Er zijn diverse wijnsoorten, bier en tal van fruitjenevers. Het laatste weekend van november wordt in zaal Manège telkens de Hagelandse Proeverij gehouden. Dat kun je combineren met een bezoek aan de suikerfabriek en een tocht door de mooie dorpen van de streek. Wie echt landelijk wil reizen overnacht in een van de talrijke vierkanthoeven.

Vergeet ook geen bezoek te brengen aan de archeologen die momenteel graven achter het spoorwegstation. Ze herinneren er ons aan hoe rijk de ondergrond hier is. In de streek zijn tal van loodrechte wegen, zoals de Sint-Truidensesteenweg, relicten uit de Romeinse tijd.

Je hoeft dus niet alleen naar het stedelijke museum op de Grote Markt, Het Toreke, een voormalige gevangenis, om al dit fraais te bewonderen. Hier kan het gewoon aan de kant van de weg. Zo zitten er achter een pompstation aan de Sint-Truidensesteenweg in deelgemeente Grimde drie tumuli verscholen, de Drie Tommen. Tienen heeft ook zijn middeleeuwse ruïne: de afgebrande begijnhofkerk, beter bekend als de Paterskerk, in de Bostsestraat. De kerk brandde in 1976 af en werd niet heropgebouwd, maar als ruïne gerestaureerd: een romantische plek om even tot rust te komen.

Piet Swimberghe / Foto’s Marc Goldchstein

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content