Met vakantie naar Griekenland ? Nooit meer. Dat zei ik vijf jaar geleden, toen ik echt mijn buik vol had van al die plekken die onherkenbaar waren geworden, overspoeld als ze waren door het massatoerisme. Tot iemand mij meenam naar het meest oostelijke eiland van de Cycladen.

Wie dezer dagen het echte Griekenland wil ontdekken, moet daar wat moeite voor doen. Het begint met een naam die je in het oor gefluisterd wordt als een haast vertrouwelijke mededeling. Daarna moet je proberen de vaarroutes van Piraeus naar het bewuste eiland te ontcijferen. Je moet een betaalbare vlucht vinden die min of meer aansluiting geeft op het uur van afvaart, eventueel nog een kamer boeken in Athene en er een dag zoekmaken. Hoewel ik dat laatste niet erg vind. Athene is als een oude tante die zich op vele plaatsen heeft laten liften, er jonger uitziet, maar nog altijd een even slecht karakter heeft. Je kent haar gulheid en haar bulderende lach en die maken haar kleine kantjes goed.

Piraeus is de gerafelde kant van haar versleten onderjurk. Die moet tegen de Olympische Spelen volgend jaar gefatsoeneerd worden, want dan zullen daar een hele batterij luxeschepen aanmeren die het gebrek aan hotelkamers voor dure gasten zullen moeten maskeren. Voorlopig is Piraeus op een zonnige dag een hete hel, een chaos van vrachtwagens, auto’s, knallende brommers, taxi’s, mensen die van hot naar her zeulen met pak en zak.

Maar een keer aan boord van de Dimitroula en na een knallende ruzie met de receptionist over een cabine voor de nacht, die er niet zou zijn hoewel de boot halfleeg is, valt de stress van me af. Dat die avond in het restaurant, ondanks een kaart met wel twintig indrukwekkende Griekse specialiteiten, alleen een verpieterde spaghetti en een slap Grieks slaatje te krijgen zijn, kan me niet meer deren.

Ik zit op het dek met mijn trouwe Griekse eilandenreisgids : To axion esti van Odysseus Elytis. Een dun boekje, één lange lofzang in versvorm op het graniet, de stugge olijfgaarden, het intense blauw van de zee, de ongenadig verzengende zon van de zomerdagen. Een sensuele ode aan het Griekenland dat ik in de afgelopen twee decennia ben kwijtgeraakt. In de plaats is het Griekenland gekomen dat elke zomer gekoloniseerd wordt door touroperators met een invasie van chartervluchten die slecht geklede, halfblote bleke mensen uitspuwen.

Kampioenen in het nietsdoen

Ik zet mijn wekker heel vroeg. Zonsopgang met zicht op Amorgos, want daar heb ik een rendez-vous met mijn Griekenland. De bergruggen van het eiland staan scherp en donker afgelijnd tegen een lucht vol lila en teerroze, met een sluier van mistig grijs. De doffe scheepshoorn kondigt het slapende eiland aan dat we binnenvaren. In de volmaakte stilte van deze ochtend klinkt het als een vertrouwenwekkend signaal. Hotel Aegialis ligt tegenover het haventje tegen de berghelling. Het is nog geen acht uur in de lenteochtend en op het terras hoor je enkel het tuffen van een kaïk die beneden uitvaart over de turkooisblauwe, volmaakt vlakke zee. Ik eet romige yoghurt met honing en sinaasappels. De harde beschuitjes die geuren naar kaneel sop ik in de koffie. Ik kom thuis.

Binnen mijn gezichtsveld liggen drie dorpjes tegen de berg-flanken. Slordig gestapelde kubussen met blauwe deuren en ramen. Het is lang geleden dat ik Griekenland zo groen zag. Het is 1 mei en na een natte winter heeft een explosie van bloemen een sluier van kleur over het eiland gelegd. Onze gastvrouw Irini Giannakopoulou neemt ons mee voor een picknick op het strand. Zo viert men 1 mei daar in de Cycladen. De vrouwen vlechten kransen van gele margarides en het spelletje met die bloem is blijkbaar overal hetzelfde : m’agapas, den m’agapas zegt ze terwijl ze een voor een de blaadjes uittrekt, hij houdt van me, hij houdt niet van me. De bloemenkransen van 1 mei worden mee naar huis genomen en blijven de hele zomer boven de buitendeur hangen. Op 23 augustus worden grote vuren gestookt om het eind van de zomer te vieren, de jongste jongen van het huis mag dan de bloemenkrans in het vuur gooien. Het strand van Agios Pavlos is een landtong van wit poedersuiker ver in zee. Wie geen parasol bij zich heeft, krijgt ongenadig klop van de al zeer zomerse meizon. De Grieken tonen zich andermaal kampioenen in het nietsdoen. Althans in combinatie met eten, drinken, kletsen en muziek maken. Een strand van niks wordt zo in geen tijd het centrum van de wereld.

Wandelen op oude wegen

Enkel in augustus wordt Amorgos overspoeld, en dan nog vooral door Griekse vakantiegangers. In het voor- en het najaar is het een paradijs voor wandelaars. Met zijn 33 kilometer lengte, een breedte van 9,5 km op het wijdste punt en zijn ‘bergen’ (de hoogste zijn de Kroukellos 831 meter en de Prophitis Ilias 698 meter) is het in één vakantie te exploreren. Maar mensen die Amorgos ontdekt hebben, blijven terugkomen in verschillende seizoenen. ’s Winters is het eiland heel moeilijk bereikbaar, tot wanhoop van zijn 1800 inwoners. Ziek worden, is er dan letterlijk levensgevaarlijk. Afgelopen winter nog zijn drie helikopters gecrasht die mensen kwamen ophalen om ze naar een ziekenhuis op een van de grotere eilanden te brengen.

Hotel Aegialis is met zijn vijftig kamers het grootste op het eiland. Maar kyria Irini en haar viool spelende zoon Stamatis zijn alomtegenwoordig. Irini is ook de voorzitster van de culturele vereniging van Aegiali. Ze organiseert symposia, concerten, alles wat je niet verwacht in dit godvergeten gat. Pensionnetjes als Pagali van Nikos Vassalos in Langada, twee kilometer boven Aegiali zijn paradijsjes. Niet omwille van de luxe, maar omdat je er leeft tussen de mensen van het dorp. Het terras van Nikos’ taverne onder de blauweregen zit permanent vol met de mannen van het dorp. En wat hij op tafel brengt, is een absoluut geraffineerde versie van de lokale specialiteiten. De mensen van de streek zijn trouwens zijn leveranciers. Langada ligt halverwege zee en bergen. Naar het strand van Yialos beneden is het twee kilometer stappen. Door Langada loopt het Mélania-wandelpad dat beneden in Ormos vertrekt. Mélania is de oude naam van Amorgos en het betekent zwarte vlek in de zee. Het pad verbindt de dorpen die samen Aegiali maken : Ormos, Yialos, Langada, Stroumbos en Tholaria. Het is het groenste pad van het eiland, vooral in het voorjaar, en leidt naar een verzameling kerkjes, Panagia Epanohoriani, letterlijk de ‘lievevrouw hoog boven het dorp’. Het pad van ruwe stenen dat trapsgewijs zacht omhoog gaat, en in ongeveer 2,5 uur kan gelopen worden, wordt nog altijd gebruikt door wie daar hoog boven de zee woont. Het belangrijkste vervoermiddel voor mensen en goederen is op Amorgos nog altijd de ezel. Met de aanleg van de asfaltweg die het eiland doorkruist van noord naar zuid is pas twintig jaar geleden begonnen en hij is nog niet eens zo vreselijk lang helemaal af. Het eiland heeft ook pas twintig jaar elektriciteit.

De icoon uit Palestina

Het langste van de zes bewegwijzerde wandelpaden op Amorgos is de Palia Strata, de oude weg, die van noord naar zuid voert. Het is de oude handelsweg die de hoofdplaats Hora, Aegiali en het klooster van Hozoviotissa verbindt, onderweg is er zelfs een dorp dat Xenodocheio heet, letterlijk : herberg voor vreemdelingen. Het was de favoriete pleisterplaats in de Middeleeuwen, halfweg zou je kunnen zeggen. De afstand wordt hier altijd weergegeven in aantal uren stevig stappen. Vier en een half uur zijn nodig om het hele eiland af te stappen langs de Palia Strata. Het zou echter doodzonde zijn om alleen maar kilometers te malen. Dit is een ideale tocht om in twee of drie dagen te doen met aandacht voor het landschap en de plaatsen onderweg.

Er is geen Grieks eiland of er staat een klooster met een legende over een icoon die op een wonderbaarlijke manier van overzee arriveerde. De icoon van de maagd, die in Hozoviotissa wordt vereerd, is afkomstig uit een klooster in Palestina. Ze zou in de elfde eeuw in een bootje op Amorgos zijn terechtgekomen. Het witte klooster dat in de loop der eeuwen uitgroeide tot een zeer belangrijk oord van devotie ligt hoog tegen de steile zuidelijke flank van de Prophitis Ilias gekleefd. Een arendsnest dat er onbereikbaar uitziet beneden op de weg. De smalle trap ernaartoe is steil, met een half uur zwoegen ben je boven in het zeldzaam mooie, Byzantijnse heiligdom.

In de periode na Pasen worden de iconen uit het Hozoviotissa-klooster dagenlang rond het eiland gedragen in processie. Dat culmineert in een kerkdienst op de zondag na Pasen in de belangrijkste kerk van Hora, waarna het laatste stuk van de rondgang weer naar Hozoviotissa gaat met de plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders en een lange sliert gelovigen erachteraan.

Het Photodotis-wandelpad (één uur stappen), is nog de weg waarlangs de olijfboeren vanuit Hora naar hun boomgaarden gaan. In Hora, vertrekpunt van de Photodotis-wandeling, wordt de Archeologische Collectie van Amorgos bewaard in de zestiende-eeuwse Gavras-toren. Professor doctor Lila Marongou van de universiteit van Ionannina, afkomstig van Amorgos, is de drijvende kracht achter de opgravingswerken naar het verleden van het eiland. Ze sleept me mee naar haar favoriete plaatsen op het eiland : de ruïnes van de antieke steden Minoa en Arkessini.

Het westelijke Itonia-wandelpad (ruim drie uur stappen) is het zwaarste en het vraagt ook heel wat verbeelding om zich die eerste vestigingsplaatsen uit de negende en achtste eeuw voor Christus voor de geest te halen. Met weinig middelen wordt hier gepoogd iets van de Cycladische en antieke cultuur te bewaren en te duiden. Professor Marongou fulmineert tegen Athene, het waterhoofd, waar men alleen middelen steekt in prestigieuze projecten die veel volk trekken en waar haar werk op dit verafgelegen Cycladeneiland nauwelijks aandacht krijgt.

Athene begrijpt er niets van

Amorgos was tot ver in de tweede helft van vorige eeuw zo’n godvergeten eiland dat de kolonels er een aantal van hun politieke gevangen opborgen. Maar sinds het massatoerisme Griekenland overspoeld heeft, is de commercie voortdurend op zoek naar nieuwe plekken om te exploiteren. Marina’s, jachthavens zijn de laatste obsessie van de regering in Athene. Plaatselijke politici worden de kop zot gemaakt met mogelijke gigantische inkomsten. Dat was ook zo op Amorgos. Tot bij de plaatselijke verkiezingen vorig jaar plots een onafhankelijk politicus met groene ideeën opstond en een programma met andere prioriteiten presenteerde. Nikolaos Fostieris, vroeger kapitein bij de Griekse Zeemacht, nu onafhankelijk burgemeester van Amorgos, won de verkiezingen en riep de megalomane ontwikkelingsplannen een halt toe met de steun van de jonge eilandbewoners die niet naar Athene of naar het buitenland zijn gevlucht.

Zijn objectief is om op het eiland alleen beperkt duurzaam toerisme toe te laten dat de natuur en het leven van de eilandbewoners niet verstoort. Ook om een deel van de Europese gelden binnen te halen voor zijn stip in de Egeïsche Zee, waar het inkomen slecht 75 procent van het Europese gemiddelde bedraagt. Er is in de ogen van Fostieris al genoeg kapotgemaakt in Griekenland door de al te snelle ontwikkeling van het massatoerisme. “Die marina ligt alleen vol in augustus als de Grieken hier zelf aanleggen met hun boten”, zegt hij. “Dat Europese geld kunnen we beter gebruiken om het afvalprobleem op het eiland op te lossen bijvoorbeeld, of om meer en betere scholen te maken, om de gezondheidszorg uit te breiden op het eiland. Wij willen onze levenskwaliteit behouden en verbeteren, zonder onze ziel en onze waarden uit te verkopen.”

Om dat te bereiken, heeft Nikolaos Fostieris, een kalme waardige vijftiger, een punt gezet achter zijn carrière in de zeemacht. Amorgos, zijn eiland, is nu de prioriteit in zijn leven. n

Tessa Vermeiren / Foto’s Jean-Pierre Gabriel

De afstand wordt op Amorgos altijd weergegeven in aantal uren stevig stappen.

Vier en een half uur zijn nodig om het hele eiland over te steken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content