Parijs is… zalig, druk, een val, een uitdaging. Zes naar Frankrijk geëmigreerde Belgen vertellen hun leven in de Lichtstad.

Het is met Parijs zoals met de liefde. Er bestaat geen definitie voor. Parijs is alles en zijn tegendeel, een vat vol tegenstrijdigheden. Zeker, Parijs is mooi (de bruggen over de Seine, place de la Concorde, de antieke wolkenkrabber van Edouard Albert in het dertiende arrondissement), maar soms ook weerzinwekkend lelijk (de in lichtgeel of grijs geschilderde woonkazernes uit de jaren negentig). Parijs is kosmopolitisch en in zichzelf gekeerd ; hautain en nederig ; druk en soms griezelig rustig ; arm en rijk ; chic en vulgair. Samengevat, voor iedereen iets anders.

Wat zoekt een Belg in Parijs ? Werk vooral, en soms liefde. Een droomwoning is meestal geen prioriteit, tenzij een droomwoning betekent : een deux-pièces met uitzicht op een donkere binnenplaats. Naar Belgische normen zijn de leefomstandigheden van Parisiens vaak onthutsend pover. Huizen zijn zeldzaam, appartementen extreem klein en relatief duur. Ik heb kennissen die in miniatuurkrotten wonen, waar nauwelijks daglicht binnenkomt en geen muur echt recht staat. Ik las ooit dat het gemiddelde Parijse appartement dertig vierkante meter groot is. De toestand verbetert niet. Een huurappartement vinden is de voorbije jaren ongelooflijk moeilijk geworden ; de prijzen stijgen in sneltempo. Huisvesting is een avontuur, een kansspel. Ik prijs mezelf gelukkig met mijn 58 vierkante meter, in een rustig appartement, in een anders luidruchtige buurt, gevonden dankzij een advertentie in de krant Libération. Ik woon hier graag. Maar wat als ik ooit weg moet ? Ik denk niet dat ik dan in Parijs kan blijven wonen.

Parijs is minder agressief dan Brussel, waar ik ben opgegroeid. Er zijn meer regels. Parijs is conservatief, traag bovendien. Een groot openluchtmuseum, waar te weinig verandert. De Parisiens lijken een beetje verloren, geklemd tussen traditie en vooruitgang. Je krabt hun attitude snel weg, zoals het zilver op een lottobiljet. Ze hebben, denk ik, een collectief minderwaardigheidscomplex. Ze zijn op hun privacy gesteld, ze sluiten zich graag op, je komt niet zomaar bij hen over de vloer.

Wolkenkrabbers worden er niet meer gebouwd (jammer) en nachtwinkels zijn er nauwelijks (lastig). Daartegenover staat dat je in Parijs alles kunt vinden, van obscure Japanse tijdschriften tot dvd’s van Sergei Paradjanov. En supermarkten. Elke lege winkelruimte wordt tegenwoordig onmiddellijk ingepalmd door Shopi, Franprix, Naturalia of Monop. In mijn buurt kan ik kiezen uit elf supermarkten (de dichtstbijzijnde ligt aan de overkant van de straat, de verste op minder dan vijf minuten stappen). Toch heb ik soms nog heimwee naar de Delhaize van Sint-Lambrechts-Woluwe.

Geert Declerck Elke dag een andere weg

Geert Declerck (46), directeur van ‘Toerisme Vlaanderen’ in Parijs, woont in het achttiende arrondissement, op de vijfde verdieping van een oud appartementsgebouw. Hij werkt in Parijs sinds 2001.

“Ik voel me hier thuis. Ik kwam vroeger al vaak in Parijs. Ik ben tien jaar directeur geweest van Toerisme Oostende. Soms kwam ik ’s avonds van de kust naar hier, om te eten, te dansen. Toen ik hier pas woonde, nam ik elk weekend de metro. Ik stapte af in een station dat ik nog niet kende en ik ging die buurt verkennen. Ik wandelde naar mijn werk, en ik volgde elke dag een andere weg.”

“Ik heb eerst een jaar een appartement gehuurd. Ik ben in Parijs aangekomen op een woensdagavond. Ik logeerde in een hotel in Montmartre, tegenover een krantenwinkel. Op donderdagochtend verschijnt De Particulier à Particulier, een legendarisch blad met vastgoedadvertenties. Om zes uur ’s ochtends ben ik op kousenvoeten naar beneden gegaan. Ik heb de Particulier gekocht, en ik ben beginnen te bellen. Mijn eerste appartement had uitzicht op de wijngaard van Montmartre. Mooi, maar eigenlijk te duur. Na een jaar wist ik dat ik beter iets kon kopen. Ik wilde meer ruimte. De regel is dan dat je beter zoekt in een wat minder gegeerde buurt. Mijn buren zijn licht- tot donkerbruin. Dat verontrust mijn moeder, ik vind het zalig.”

“Van alle mensen die ik hier ken, ben ik in feite de meest chauvinistische. Ik houd echt van Parijs. Iedereen zegt : ‘Na vijf jaar ben je het hier beu’, maar dat is tot nog toe niet het geval.

Ik denk soms, als ik bij zonsondergang over de Pont des Arts loop : wat zalig dat ik hier mag wonen, en dat ik er ook nog voor betaald word.”

“Ik moet lachen met de arrogantie van de Parisiens. Als je met de metro gaat werken zie je elke dag wel mensen die elkaar onheus behandelen. Ze duwen, ze zuchten. In Frankrijk zijn relaties heel belangrijk. Er wordt veel gepraat. Ik werk vaak met touroperators. Als ik hen naar Antwerpen probeer te krijgen, of naar een kunstmanifestatie zoals Beaufort, aan de kust, dan lachen die mannen je uit. C’est nul, ça va nous coûter cher, mais on va le faire parce qu’on t’aime bien. Die relaties moet je opbouwen.”

“Je hoort soms dat het moeilijk is om in Parijs mensen te leren kennen. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Als je je thuis opsluit, dan krijg je natuurlijk geen contact. Anderzijds : een Belgische vriend die lang in Parijs heeft gewoond, vroeg me ooit of ik al wat mensen had leren kennen. Ja hoor, zei ik, ik heb toevallig vanavond mensen uitgenodigd. Goed, zei die vriend, maar ben jij al eens ergens uitgenodigd ? Niet dus. Het was een goede analyse.”

“Terwijl dit appartement verbouwd werd, heb ik drie maanden boven de ambassade gewoond, vlakbij de Champs Elysées. Dat is een ellendige buurt om te wonen. Hier, in het achttiende, is er meer leven. Je hebt nog echte winkels. Aan de Champs Elysées vind je alleen ketens. De jongen bij de bakker in mijn straat, die zegt onmiddellijk : ‘Ca va, la Belgique ?'”

Anne Mie Depuydt Stad voor hardwerkers

Anne Mie Depuydt (40), architect, deelt een ruime duplex in het negentiende arrondissement met haar man Frédéric (41), een projectontwikkelaar, en hun dochtertje Elles Nine (20 maanden). Ze leeft binnenkort achttien jaar in Parijs.

“Ik ben ’s nachts in Parijs aangekomen, in 1987, aan boord van een houtkleurige VolkswagenKever. Ik studeerde architectuur en ik kwam stage volgen bij Dominique Perrault, de architect van onder meer de Bibliothèque Nationale. Ik ben er uiteindelijk vijf jaar gebleven. Daarna ben ik op het Franse kantoor van Rem Koolhaas terechtgekomen. Ik reisde voortdurend naar Nederland, een slepende baan. Later heb ik nog even gewerkt voor Paul Andreu, bij Aéroportsde Paris. Ik was projectleider voor de uitbreiding van de luchthaven van Madrid. Heel intensief : ik heb vier maanden lang elke nacht tot vier uur doorgewerkt. Op dat moment deed ik ook al op mijn eentje aan wedstrijden mee. Ik ben een workaholic. Om 7 uur opstaan en tot laat in de nacht doorwerken is voor mij geen probleem.”

“In 1997 kreeg ik van het Franse ministerie van Cultuur een beurs om een jaar in Rome door te brengen, in de Villa Médici, heel prestigieus. Terug in Parijs heb ik met Erik Van Daele een eigen bureau opgericht, Uaps. Hij werkt in België, ik in Parijs.”

“Ik heb tien jaar geleefd in een studio van dertig vierkante meter. Dat was bijna een Japanse ervaring. Ik heb er enorm veel gedaan : wedstrijden voorbereid, schaalmodellen gemaakt. Toen we pas in dit appartement woonden, gebruikten we altijd dezelfde kamer. We waren de ruimte niet gewoon. We hebben veel geluk gehad. Toen we een nieuwe woning zochten, heb ik op een moment gezegd, laten we gewoon in Brussel gaan wonen. Het wooncomfort in België is zalig. Het probleem van grote steden is dat appartementen klein zijn en dat ze enorm veel geld kosten. Ik vind het jammer voor Elles Nine dat ze geen tuin heeft. Ze woont in een appartement, ze zal niet in de maïsvelden stoeien. Maar gelukkig heeft ze een terras.”

“Ik zou hier drie maanden blijven. Ik ben er nu al achttien jaar. Ze zeggen, Paris est un piège. Zodra je vrienden hebt, kun je niet terug.”

“Parijs is conservatief. Parijs is een uitdaging, zeker voor een architect. Parijs is een stad voor mensen die lang werken. Er is zoveel stress dat je jezelf een beetje vergeet. Er is overal veel volk, iedereen heeft het druk. Er is een voortdurende flux van mensen, van ritmes. Maar het is ook een stad die zich aanpast aan je manier van leven. Ga naar Gent, ga naar Rotterdam. Daar eten ze om zes uur ’s avonds. Als je om tien uur van je werk komt, vind je er niets meer om te eten. Als je in België om zes uur je boodschappen niet hebt gedaan, dan is het te laat. Elke stad heeft voordelen en nadelen. Je leert ermee te leven. Ik ga graag terug naar België. Als je afstand hebt genomen van een land zie je de kwaliteiten beter. Ik denk dat alles een kwestie van gewoonte is. Als ik morgen in Tokio moet gaan wonen, dan ga ik in Tokio wonen. Als ik ooit een grootschalig project krijg in België, dan ga ik met plezier terug naar België. Ik ben niet zo gehecht aan Parijs dat ik zeg : hier blijf ik mijn hele leven.”

Martine Reynaers Altijd discussie, altijd plannen

Martine Reynaers (48) is gedelegeerd bestuurder van ‘Reynaers Aluminium’. Ze werkt in Duffel, maar woont in een voorstad van Parijs met haar echtgenoot (54) en vier kinderen : Philippe (19), Thibault (15), Clément (12) en Claire (12).

“Ik heb mijn man leren kennen in 1980. We studeerden allebei aan INSEAD, de managementschool in Fontainebleau. Daarna ben ik een tijd gaan werken voor een bedrijf van onze groep in Ierland. We zagen elkaar tijdens de weekends. We zijn getrouwd in 1984. Toen woonden we in Saint-Cloud, even buiten Parijs. Onze oudste zoon is geboren in 1985. Daarna hebben we een definitieve woonplaats gekozen. Het is Frankrijk geworden. Mijn man was enorm gehecht aan zijn land. Voor mij maakte het relatief weinig uit, ik reisde op dat moment al voortdurend. Tegenwoordig ben ik ongeveer vijftig procent van mijn tijd onderweg.”

“Ik vertrek meestal op maandagochtend naar Duffel. Soms om halfacht, soms vroeger. Ik reis met de Thalys. Meestal ga ik naar de Gare du Nord met de RER, de voorstadstrein. Dat traject duurt ongeveer 45 minuten. Als ik zeer vroeg moet vertrekken neem ik een taxi. Er zijn leukere dingen te bedenken dan de RER om vijf uur ’s ochtends. Ik blijf in Duffel tot donderdagavond. We hebben geen woning in België. Ik logeer bij mijn moeder. Vrijdag werk ik ofwel thuis, ofwel op ons Frans kantoor, niet ver hier vandaan. Om de veertien dagen ongeveer probeer ik in het midden van de week even terug te komen. Dat is aangenaam, ook omdat de kinderen al wat ouder zijn. Vroeger lagen ze meestal al in bed als ik thuiskwam. Fysiek is al dat reizen soms vermoeiend. Maar ik heb wel het geluk dat ik mijn werk zelf kan organiseren.”

“We hebben een mooie tuin. We hebben ook in de stad gewoond, maar transport is een enorm probleem in de regio. Mijn man werkte in de buurt, en zo zijn we hier terechtgekomen. Eigenlijk wilden we niet langer dan enkele jaren blijven. Maar op een bepaald moment wilden de kinderen niet meer weg. Kinderen zijn honkvast, en ik ben veel weg. Een huis geeft een zekere stabiliteit. Je kunt zeggen, we zitten erg ver weg. Maar ik ben gelukkig hier.”

“De Fransen zijn erg verbaal. Ze praten, ze discussiëren, ze argumenteren. Ze hebben ook altijd heel veel plannen. Vlamingen zijn pragmatischer, ze staan met hun twee voeten op de grond. Fransen praten meer over politiek. Het verschil tussen links en rechts is hier veel groter dan in België. Zulke gesprekken volg ik meestal op afstand. Als iedereen goed op dreef is, wat wijn gedronken heeft, denk ik soms, oh la la.”

“Ik ken in Frankrijk niemand die mij heeft gekend toen ik jong was. De band die je kunt hebben met mensen met wie je bent opgegroeid, is helemaal anders.”

Maurice Culot en Kris van de Giessen Die grandeur is uniek

Architect, historicus en publicist Maurice Culot (64) woont met zijn vrouw, schilder Kris van de Giessen (62), in een ruim appartement op de hoogste verdieping van een negentiende-eeuws gebouw in het vijftiende arrondissement. Hun kinderen, dochter France (26) en zoon Felix (24), wonen nog niet zo lang alleen. France brengt binnenkort de eerste cd uit van haar groep ‘Teen Machine’.

Maurice Culot : “We zijn verhuisd in 1980. President Giscard d’Estaing wou een Institut Françaisd’Architecture opzetten en zocht iemand die vertrouwd was met de archivering van architectuur. Op dat moment hielden in Europa slechts heel weinig mensen zich daarmee bezig. In Brussel had ik in 1968 de Archives d’Architecture Moderne opgericht, samen met de kunsthistoricus Robert Louis Delevoy. In Parijs werd ik verantwoordelijk voor het archief van het nieuwe instituut en alles op het gebied van architectuurgeschiedenis. Ik heb de voorbije 25 jaar een vijftigtal boeken geschreven, verscheidene tentoonstellingen georganiseerd. Sinds drie jaar werk ik ook opnieuw als architect. Mijn bureau, Arcas France, is de Franse afdeling van een bureau dat in Knokke wordt geleid door architect Bart Chielens. We werken vooral in het noorden van Frankrijk, in Hardelot, voor de Compagnie Het Zoute.”

Kris van de Giessen : “We wilden altijd al in Parijs wonen. We hebben ons dochtertje niet voor niets France genoemd. Parijs was onze droom. We hebben altijd in dit appartement gewoond. Lang hebben we er niet naar moeten zoeken : anderhalve week volstond. We waren in de wolken. Er is sindsdien veel veranderd in Parijs. Er zijn nu meer winkels, maar er is minder leven. Alles is veel commerciëler en voor jonge kunstenaars is het veel moeilijker om door te breken. Er zijn wel enorm veel tentoonstellingen, maar ze zijn bijna allemaal gewijd aan grote kunstenaars uit het verleden.”

Maurice Culot : “Er is een groot schaalverschil tussen België en Frankrijk. België is een klein land, waar bovendien twee talen worden gesproken. De horizon is er enorm gereduceerd. In Parijs word je geconfronteerd met grandeur .”

France van de Giessen : “Ik ben in Parijs opgegroeid, maar ik ben wel vaak in België geweest. Het leven is er zachter, de mensen zijn er sympathieker. Het is een familieland. Er is meer ruimte, het levenscomfort ligt er dus hoger. Brussel is gemengder dan Parijs. Aparte persoonlijkheden worden er gemakkelijker aanvaard. In Parijs is dat niet zo. Ik was altijd een beetje vreemd, zeg maar excentriek. Tot op de middelbare school heb ik altijd het gevoel gehad dat ik afgewezen werd. In België was dat anders.”

Kris van de Giessen : “Als ik onderweg naar de Belgische kust de rijen met bomen zie, voel ik me gelukkig. De geur van het water, de regen, de aarde. Ik hou daarvan, ook al is de lucht grijs. Het Belgische klimaat heeft een zekere rijkdom. De Fransen zullen veeleer het zuiden verkiezen, alles wat vrolijk is. Die lichtheid heeft uiteindelijk zijn grenzen. Maar toch : als ik thuiskom, de lichtjes zie, ben ik blij dat ik hier woon.”

Pascale Schuddings Iedereen rent, je rent mee

Pascale Schuddings (40) is persattaché van ‘Toerisme Vlaanderen’ in Parijs. Ze woont in een verre voorstad met haar echtgenoot Mathieu (40), een tenor, en hun twee zoontjes, Luka (11) en Amadeo (7).

“Ik woon in Parijs sinds 1986. Mijn man komt uit Polen. In die periode bestond het IJzeren Gordijn nog. Zijn broer woonde hier, die had politiek asiel gevraagd. Uiteindelijk is mijn man ook naar hier gekomen. Naar Antwerpen reizen was voor hem heel ingewikkeld, en zo ben ik in Parijs komen wonen. Ik had in Antwerpen voor de toeristische federatie gewerkt, op de persdienst. Hier kreeg ik een baan aan de balie. Na een paar jaar is de persattaché vertrokken. Ik nam haar plaats in.”

“De eerste maanden in Parijs waren moeilijk. Iedereen rent, en dus ren je mee. Het is een agressieve stad. Mijn eerste vrienden hier waren andere buitenlanders. Wellicht is dat anders als je trouwt of samenwoont met een Fransman.”

“Wij woonden in Suresnes, in de nabije banlieue van Parijs, de petite couronne. Toen we kinderen kregen, wilden we een huis. Door een vriendin zijn we hier komen zoeken in Andrésy. Dat ligt aan de RER-lijn en vlak bij een aantal belangrijke autowegen. Praktisch, al blijft het ver. De treinrit naar Etoile Charles De Gaulle duurt veertig minuten. Tijdens de spitsuren sta je altijd recht en er zijn geregeld stakingen.”

“Ik zou het niet meer gewoon raken in Antwerpen. Je hebt hier alles binnen handbereik. Het aanbod is enorm, je kunt alles doen. De persoonlijke vrijheid is ook groter. Als ik in het hartje van de winter in korte broek naar buiten kom, zal niemand iets zeggen. Maar die vrijheid bevordert ook het individualisme van de mensen. België is veel gemoedelijker. Je kunt er zomaar bij iemand aankloppen. Hier gebeurt dat niet. Enfin, ik mis die gemoedelijkheid niet, maar als ik in België ben, stel ik ze des te meer op prijs.”

“In Parijs woont iedereen veel kleiner. Mijn benedenverdieping is 35 vierkante meter. Een Belg zegt dan, mijn woonkamer is 35 vierkante meter. Maar hier is dat normaal. Mijn ouders vinden dit huis een schande. Ze zien hun dochter niet graag leven in dergelijke omstandigheden. De normen liggen gewoon anders.”

“Mijn kinderen begrijpen enkele woorden Nederlands, enkele woorden Pools. Taal is een probleem geweest voor ons. Mijn man sprak geen Frans. We spraken Engels met elkaar, en met de kinderen Frans, een beetje Nederlands en een beetje Pools. Toen Luka drie was, had hij het moeilijk. Er is een kinderpsycholoog bij gehaald en die zei : hij woont hier, zijn vriendjes spreken Frans, het is beter dat hij zelf ook Frans spreekt. Sindsdien spreken we met de kinderen Frans. Meertaligheid is ook niet meteen iets wat hier op school aangemoedigd wordt.”

“Als Amadeo twaalf is, gaan we weg. Ik weet nog niet waar naartoe. Ik zie Brussel wel zitten, maar misschien is dat gewoon nostalgie. Ik ben onlangs veertig geworden. Dan begin je na te denken over de toekomst. Wil ik hier echt de rest van mijn leven doorbrengen ?”

Sophie Draulans Studeren is hier leuker dan werken

Sophie Draulans (23) huurt een kamer in het ‘Maison de Mexique’, een prachtig gestroomlijnd gebouw uit de jaren vijftig op de campus van de Cité Universitaire, aan de rand van het veertiende arrondissement.

“Ik studeerde Romaanse talen. In 2003 heb ik een half jaar Erasmus gevolgd. Ik logeerde toen in het Belgisch huis, hier op de campus. Sindsdien ben ik afgestudeerd. Ik wou terug naar Parijs. Ik had hier een vriendje.”

“Ik woon in het Mexicaans huis van de Cité Universitaire. Dat is zo gebouwd dat je alles in het oog kunt houden. Toen ik in het Belgisch huis woonde, hier om de hoek, kwam ik hier geregeld naar feestjes, salsa-avonden vooral. Ik hield van de sfeer hier, en ik wilde ook mijn Spaans onderhouden. Eigenlijk heb ik in Parijs het feestleven ontdekt. Ik dans enorm graag.”

“Ik heb hier een tijd als receptioniste gewerkt, maar intussen heb ik een baan gevonden op de Belgische ambassade, als diplomatiek assistent op de dienst pers en communicatie. Ik moet inlichtingen verstrekken over België aan iedereen die erom vraagt.”

“Tijdens mijn opleiding in Leuven heb ik zang gestudeerd, concerten gegeven. Tijdens een receptie op de Belgische ambassade, vorig jaar, heb ik toevallig een zanglerares ontmoet. Die zei dat ik toelatingsexamen kon doen voor het conservatorium van het tiende arrondissement, Hector Berlioz. Via haar ben ik daar binnengeraakt. Ik zing hier ook in een ensemble voor hedendaagse muziek, Syntono. Enkele weken geleden heb ik examen gedaan voor het CNSM, maar ik ben niet door de tweede ronde geraakt. Daar binnen raken is heel erg moeilijk.”

“Studeren in Parijs is leuker dan werken in Parijs. Je hebt veel meer tijd om mensen te leren kennen. Vroeger betaalden mijn ouders alles, nu werk ik 35 uur per week. Parijs is duur. Maar anderzijds leer je de Fransen beter kennen. Je bent niet langer een toerist. Parijs is zo groot dat je buurten blijft ontdekken. Ik hou van rue Mouffetard, ik hou van de Jardin du Luxembourg, de Jardin des Plantes. Mijn moeder is bloemiste, dat zal er wel mee te maken hebben.”

“Ik vind de Parisiens heel chauvinistisch. Ze zijn trots op hun eigen cultuur en ze verwachten van buitenlanders dat die perfect hun taal spreken. Ze nemen meer initiatief, ze zijn socialer dan wij. Dat maakt Frankrijk dan weer erg bureaucratisch en je moet veel mensen kennen om ergens te raken. Soms is wie je kent belangrijker dan wie je bent, ook in de zangwereld.”

“Op 8 april geef ik een concert met hedendaagse muziek in de Cité Universitaire. In juni ga ik Franse variété zingen, chansons uit de jaren twintig en dertig, en operettes. Dat slaat hier aan. Verder heb ik heb geen concrete toekomstplannen. Ik denk dat ik nog een jaar blijf. Tenzij ik toegelaten word in een hoger conservatorium elders in Europa. Dan vertrek ik al in september.” n

Tekst Jesse Brouns I Foto’s Charlie De Keersmaecker

In Parijs vind je makkelijker obscure Japanse tijdschriften of dvd’s van Sergei Paradjanov dan een geschikte woning.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content