THUIS IN EEN KLEINE GROOTSTAD

Het park van Frederiksberg Have. © Ben Van Alboom

Al een goede maand woont Nathalie Teirlinck in Kopenhagen, om er haar langverwachte debuutfilm te monteren. En ze heeft het er prima naar haar zin. In het spoor van de Belgische cineaste door de Deense hoofdstad.

Heb jij geld afgehaald ? ! Ik betaal hier al weken alles met mijn kaart.”

“Denen stoppen om drie uur met werken, ja. De kinderen moeten worden opgepikt.”

De eerste quote komt van Nathalie Teirlinck, beloftevolle Belgische regisseuse die al een dikke maand in Kopenhagen haar eerste langspeelfilm Tonic Immobility zit te monteren, en gebiologeerd naar mijn Deense kronen kijkt. De tweede komt van Pernille Munk Skydsgaard, haar Deense producente die enkel doet alsof ze mijn verbazing niet begrijpt, want ze heeft intussen al geleerd van Nathalie dat bedrijven in België niet tegen drie uur leeglopen. Eerlijk : het was moeilijk kiezen met welke uitspraak ik dit verhaal het best op gang trapte. Ze zijn beide treffend.

Hoeveel afleveringen van The Killing en Borgen je ook hebt verslonden, Denemarken blijft een land apart, en het verschil met ons land is net iets groter dan “de restaurants zijn er gruwelijk duur”. Al is dat laatste natuurlijk wel een feit. Een pijnlijk feit, als je noodgedwongen twee keer per dag uit eten moet. Maar in de regel ook een erg lekker feit.

“Ik heb hier nog nergens slecht gegeten”, vertelt Nathalie, wanneer we op een avond in februari het trendy Vietnamese restaurant LêLê binnenstappen. Noodgedwongen – zij zit al enkele weken in een klein appartement, ik op hotel – maar geen van ons die daarover klaagt. Het vijfgangenmenu is om van te smullen, en om te delen. “Ik moet bekennen dat ik hier bijna uitsluitend op restaurant ga als er vrienden uit België op bezoek zijn. Denen nodigen je meestal uit bij hen thuis. Zelfs al heb je elkaar nog maar één keer gezien.” De lonen zijn er dan al merkelijk hoger dan in België, “die prijzen op restaurant doen écht pijn”.

Al een geluk dat de Belgische regisseuse, die in het verleden verscheidene gevierde kortfilms inblikte, hier is om te werken, in een oud pand waar verschillende Deense filmbedrijven zich schuilhouden en iedereen op de middag samenkomt om voor zichzelf smørrebrød te maken. Voor de buitenstaander : roggebrood met beleg. Voor de insider : een religie. “Kennelijk zijn er regels voor”, zucht Nathalie, terwijl ze een hardgekookt ei op een snede rosbief legt. “Mensen hier zeggen mij dat ik er dingen op smijt die zogezegd niet samengaan, en dat het daarom geen smørrebrød is. Whatever ! Het is lekker.”

Na de lunch gaat het onmiddellijk richting de montagecel, waar monteur Molly M. Stensgaard de postproductie van Tonic Immobility overziet, een film over een luxecallgirl die plots wordt gedwongen om zich fulltime over haar zoontje te ontfermen. Stensgaard is bekend van haar werk voor onder meer Dogville en Melancholia, twee instantklassiekers van Lars von Trier, en ze toonde al vroeg interesse in de film van Nathalie. Wat maakte dat die al vóór de opnames van Tonic Immobility geregeld naar Kopenhagen vloog om met de monteur aan het scenario te sleutelen.

“Ik voel mij hier intussen enorm thuis. Als iemand mij morgen zegt dat ik hier moet blijven wonen : geen probleem ! De levenskwaliteit is ontzettend hoog. Eerst dacht ik dat iedereen hier om drie uur buiten liep om de kinderen van school op te pikken en daarna gewoon van thuis verder te werken, maar nee : ze staan op hun vrije tijd.”

Volgens Nathalies producente Pernille, die Tonic Immobility cofinancierde en voordien ook al Rundskop in de Deense bioscopen bracht, werkt iedereen daardoor geconcentreerder. Zodat hun werk zeker af is voor ze vertrekken. “Wat ook zo is”, gaat Nathalie verder. “Ik heb het gevoel dat iedereen hier enorm veel verantwoordelijkheid krijgt én neemt. Als de poetsvrouw vindt dat er iets beter kan, dan zegt ze dat gewoon aan de directeur. In Denemarken is dat blijkbaar normaal.”

Klinkt goed, al geeft Nathalie ook toe dat ze het soms moeilijk heeft met de kleine cultuurverschillen. “In België gaat een regisseur naast zijn monteur zitten, en hij monteert in wezen mee. Of zo heb ik het toch altijd gedaan, ik ben een controlefreak, en niemand die zich daar ooit vragen bij heeft gesteld. Hier : compleet ander verhaal ! Toen ik aan Molly vertelde dat ik elke dag in de montagecel zou zitten, zag je de ontsteltenis in haar ogen. ‘Een regisseur regisseert en een monteur monteert. Jij hebt in die montagecel niets te zoeken.’ De boodschap was duidelijk : samen met Molly’s rechterhand Morten Egholm nemen we op voorhand alles door, op geregelde tijdstippen laat hij zien hoever hij staat en geef ik feedback, en in de tussentijd laat ik hem met rust. Hij weet wat hij doet, en ik moet er vertrouwen in hebben.” Of haar dat ook lukt ? “We staan nu in de montagecel. Ik zal niet beweren dat het een succes is.”

Ze overdrijft. Lichtjes. Na een halfuur overleg mag Morten in zijn eentje voortdoen en wandelen we naar buiten, naar de plantrijke en bijzonder rustgevende binnentuin van de Glyptoteket, het museum voor schone kunst. “Hier kom ik mijn gedachten verzetten. Het is niet dat ik Morten niet vertrouw, en ik merk ook dat hij dingen doet – goede dingen – die ik hem nooit zou laten doen mocht ik naast hem zitten. Maar het loslaten blijft moeilijk.” Het voordeel is dan weer dat ze massa’s tijd heeft om in het museum rond te lopen. “We moeten hier ook zeker nog eens terugkomen voor de brunch. Die is heerlijk.”

Langs Tivoli, een feeëriek pretpark in het midden van de stad, gaat het vervolgens naar Kødbyen, het Meatpacking District. Te voet, want in het centrum ligt alles op wandelafstand. Of op fietsafstand, van de opmerkelijk brede fietspaden wordt immers flink gebruikgemaakt. “Kopenhagen is een kleine grootstad”, aldus Pernille. “Dat vind ik er zo fijn aan : niets is veraf. De stad ligt bovendien vlak aan de zee en ze is omringd door natuur.”

Maar dat Meatpacking District, dus : een relatief nieuwe hipsterbuurt waar oude slachthuizen een voor een plaatsruimen voor restaurants, cocktailbars, clubs en galeries. Net als in New York. Het grote verschil is dat Kødbyen minstens tien jaar achterloopt, wat maakt dat er nog geen Apple Store en Starbucks zijn, en het ook nog niet door toeristen onder de voet wordt gelopen. Restaurants als Fiskebaren en Paté Paté zitten vol locals, en twee straten verder – in de inmiddels eveneens hippe buurt Vesterbro – loopt het ’s avonds zelfs nog vol prostituees. Nee, New York is dit zeker niet. En de niet mis te verstane campagneborden van de stad – the happy hooker only lives in your imagination – lijken ook maar weinig uit te halen.

Nathalie moet lachen als ik zeg dat mijn hotel in Vesterbro ligt en de straatprostituees mij onvermijdelijk aan het scenario van Tonic Immobility doen denken. “Ik vind het grappig, maar voor mij gaat de film helemaal niet over prostitutie. Hij gaat over iemand die wanhopig probeert om intimiteit uit haar leven te weren, en er dan plots door de aanwezigheid van een kind toe wordt gedwongen.”

Eind dit jaar kom je in de Belgische filmzalen te weten hoe dat verhaal afloopt. Wie ondertussen een trip naar Kopenhagen overweegt, wacht best niet langer. Heel lang zal het niet meer duren voor die Apple Store in Kødbyen opduikt.

Tekst en foto’s Ben Van Alboom

“Als iemand mij morgen zegt dat ik hier moet blijven wonen: geen probleem! De levenskwaliteit is ontzettend hoog”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content