Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Vragen en twijfels maken plaats voor de vaste overtuiging dat mode weer mag. Zonder theorieën en manifesten, maar op een vrolijke, vanzelfsprekende manier. De nieuwe generatie modestudenten verschilt lichtjaren van de vorige en vliegt recht naar de planeet mode.

Lene Kemps

Tijdens de vorige shows was er altijd wel een dwangbuis te zien. Een geval met veters en baleinen waarin de drager gevangenzat als een fashion victim in de meest trieste zin van het woord, zonder bewegingsvrijheid en elegantie. Dit keer liep er in Antwerpen een roze ensemble over de catwalk. Een sexy politiepakje, kepie inbegrepen, uitdagend mini met een mooi decolleté, de handen achter het lichaam vastgemaakt met twee handboeien en vloerlange mouwen. De nieuwe versie van de dwangbuis ziet er een stuk aantrekkelijker uit. Als dat een nineties fashion victim is, mag men mij alvast tot de slachtoffers rekenen. Sla mij in de boeien, nu.

Op enkele uitzonderingen na was er zowel in La Cambre als in Antwerpen meer enthousiasme en passie te bespeuren in de lagere jaren dan in de hogere. De nieuwe golf stelt zich geen vragen meer en gooit zich voluit op het verschijnsel dat mode heet. Met aandacht voor coupe en techniek. ?Er wordt veel gedrapeerd en aan patronen gesleuteld?, zegt Linda Loppa in Antwerpen. Maar vooral met passie en zin voor humor. ?Het zijn erg vrolijke klassen?, zegt Annemie Verbeke van La Cambre. ?Ze houden van mode en hebben er zin in, het mag weer.? Je merkt het aan alles. Ze maken de prachtigste historische kostuums, tot in de puntjes uitgewerkt. Zo perfect dat men in Antwerpen besloot om ook het ondergoed onder die kostuums te tonen, omdat ook dit mooi was. Ze leveren acht silhouetten, alhoewel er maar vijf gevraagd worden. Ze maken niet alleen de golfing lady uit 1900, maar ook het jongetje dat de golfstokken draagt. Ze presenteren niet alleen de damessilhouetten, maar zorgen voor een minikindercollectie om het beeld af te maken.

Volgens Annemie Verbeke gaat het om verschillende generaties : ?De laatste jaren zijn solospelers, ze hebben hun eigen parcours uitgestippeld. De eerste, tweede en derde jaren (in La Cambre zijn er vijf, nvdr) zijn meer modegevoelig in de brede zin van het woord. Ze bekijken mode als een product. Zoals Calvin Klein een product-designer is, zo zijn zij dat ook, met hun eigen blik en achtergrond. Ze vormen een erg vrolijke bende. De gewichtigheid is er vanaf gevallen. Ze zijn extroverter en het intellectuele is vervangen door een meer plezante sfeer. Alles is vrolijker en luchtiger.?

Bijna exact hetzelfde horen we in Antwerpen, tot en met de vaststelling van de vrolijke sfeer. Al wijt Linda Loppa de sfeerverandering niet alleen aan een evolutie in denken, maar ook aan de verhuis. Van het vervallen gebouw van vroeger naar de nieuwe, ruime school in de Kammenstraat. ?De nieuwe ateliers zijn zo plezant dat niemand zin heeft om naar huis te gaan. Iedereen blijft rondhangen, er is meer contact dan vroeger. Deze lichte en mooie lokalen hebben voor een nieuw elan gezorgd, en dat voel je.?

Een verandering van plaats is uiteraard niet de enige factor. ?Misschien verschillen de hogere en de lagere jaren niet zoveel in leeftijd, maar je kan echt spreken van een generatiekloof?, aldus Walter Van Beirendonck. ?Ze bekijken het verschijnsel mode anders. Het derde en het vierde jaar zijn traditioneler, wat zeker geen negatief oordeel is. De lagere jaren zijn gewoon anders. Ze experimenteren en proberen dingen uit, maar het gebeurt onderhuids, het zit verborgen. Wat ze op het eerste gezicht willen is : fun. Zich amuseren met mode.?

?De shows van vorige jaren stonden in het teken van techno-cyber-futurisme?, zegt Hirofumi Kurino van United Arrows in Japan. ?Nu merk ik een sterk klassieke invloed, een voorkeur voor tailoring. Dat is een keerpunt. Het is de taak van de leraars om erop toe te zien dat de creativiteit ook nog wordt gestimuleerd en dat mensen zich niet blindstaren op techniek. Maar blijkbaar is dat geen probleem.?

?Je merkt de nieuwe mentaliteit al bij het ingangsexamen?, zegt Patrick De Muynck, lesgever in Antwerpen. ?Er worden altijd dezelfde vragen gesteld : welke films hebben je beïnvloed, welke ontwerpers vind je belangrijk, wie zijn je favoriete acteurs. De voorbije jaren was de reactie onveranderlijk een schouderophalend ‘pfff, who cares‘. De laatste jaren krijgen we weer heel precieze antwoorden vol passie en enthousiasme. De studenten hebben weer voorbeelden, helden, iconen. Ze hebben een heel eigen leefwereld waarin mode in de breedste zin van het woord een belangrijke plaats heeft. Ik hou niet van de term victims omdat die de indruk geeft dat ze slaafse volgelingen zijn. Dat is beslist niet het geval. Ze zijn evenmin eighty’ers, er is geen sprake van een terugkeer. Ze proberen iets nieuws te creëren. Ze hebben sterke ideeën en willen die vertalen naar de realiteit.?

?Het is een compleet andere generatie?, zegt Eric Bauduin over de leerlingen die hij begeleidt in het tweede jaar van La Cambre. ?Naast hen voel ik me passeïst. Zonder enig spoor van retro zijn zij op zoek naar moderniteit. Of ze kijken diep in zichzelf voor inspiratie. Zo diep dat mode voor sommigen een echte therapie wordt, een psychoanalyse in textiel.?

Natuurlijk zijn er in al dat modernisme nog knipogen naar het verleden en verwijzingen naar andere ontwerpers. Er zijn behoorlijk wat Alexander McQueen bumsters , Helmut Lang sjerpen en Gaultier strings. Er is genoeg Ann Demeulemeester asymmetrie om zeeziek van te worden, want het lijkt of niemand nog een rechte top wil knippen.

Anderen nemen kunst als inspiratiebron. Mode en kunst worden al langer zonder enige zwaarwichtigheid naast elkaar gezet. In tentoonstellingen zoals Kunst en mode in Firenze. In expo’s zoals die van Martin Margiela in Rotterdam. Adriana Rajszys (La Cambre) inspireert zich op Yves Klein voor een intrigerende collectie. Christophe Beaufays geeft meer nog dan een defilé een performance. Hij projecteerde silhouetten op een doek en tekende de schaduwen na, vervormingen incluis. Van die schaduwen maakte hij kledingstukken die hij vervolgens weer op doek projecteerde. Tijdens het defilé sleept elk model zijn eigen schaduw mee. Is het mode ? Het is mooi.

De toekomst is aan de girlpower, en de vrouwencollecties zijn meestal zonder enige gêne zelfverzekerd sexy. In La Cambre doet Laetitia Crahay haar dames een halsbandje om, maar ze zijn zelf hun eigen baasje. Eva Gronbach haalt haar inspiratie uit reizen en airhostesses voor een commerciële en moderne collectie. In Antwerpen stuurt Gert Motmans prachtige motordames het podium op, op hooggehakte schoenen die trouwens de Cocodrillo-prijs kregen.

Mannencollecties zijn vaak erg interessant. Heren zijn supersexy en macho, zoals de Pay Sex Boys van Geert Brauns (Antwerpen), of superduivels zoals bij Philippe Gaber (La Cambre) met zijn agressieve silhouetten. Bernhard Wilhelm houdt van mannen in cowboyboots. Hij stuurt geisha-boys en sexy huismannen het podium op. In kimono’s, body’s of denim spijkershorts. De hoogvlieger is Angelo Figus uit het tweede jaar. Vertrekkend van klassieke mannenkleding creëerde hij technische hoogstandjes die weergeven wat er gebeurt met je garderobe wanneer je in een ongeval terechtkomt. Het resultaat heeft niets bloederigs of afschrikwekkends, maar veeleer een chique uitstraling, een classicisme voor bewogen tijden. Angelo krijgt de Weekend Knack-prijs voor de meest eigenzinnige collectie.

Het vierde jaar in Antwerpen telt slechts vier leerlingen. Ze halen elk hun inspiratie uit het verleden. Romeo Hoornaert gebruikt de seventies als sfeer en Michael Caine als grote held om stoere mannenkleding te maken voor nog stoerdere vrouwen. Sophie Pillen vertrekt van een futuristische visie van de jaren vijftig en films als Blade Runner en Soylent Green om een dreigende theatrale collectie neer te zetten. Olessia Ovetchkina keerde terug naar de periode van de laatste Russische tsaar. Het beeld is nostalgisch en fijn, een combinatie van laagjes zware en transparante kleding. Sybille Rüsing schetst een elegante sfeer, verwijzend naar dat illustere vrouwenclubje in het Parijs van de jaren twintig : Gertrude Stein, Nathalie Barney en Djuna Barnes. Een teder en sterk beeld met bloemen en dierenprints. ?Strijdvaardig en erotisch?, zoals ze het zelf omschrijft.

In La Cambre blijft van het laatste jaar vooral Didier Vervaeren bij met zijn opeenvolging van mooie jassen en blazers. De stoffen roepen een zachte retrosfeer op, maar de kleding is ontegensprekelijk hedendaags. Thierry Duret, die zichzelf elk jaar een beperking oplegt, had gekozen voor een zwart-witte groep mensen die agressief en zelfverzekerd het podium opwandelen. De boodschap is duidelijk : de nieuwe generatie is er.

De dames van Laetitia Crahay aan hun eigen leiband.

Agressieve heren van Philippe Gaber.

Damesachtig chic van Didier Vervaeren.

Zelfverzekerd zwart, Thierry Duret.

Sexy fashion victim uit Antwerpen.

Golfing lady and her caddy, van Emmy Mees.

Moderne madonna en kind, Bruno Pieters.

Motordame van Gert Motmans.

Sexy mannen, Bernhard Wilhelm.

Kleding voor elegante ongevallen, Angelo Figus.

De tedere jaren twintig van Sybille Rüsing.

Futuristische dame van Sophie Pillen.

Terug naar Rusland, Olessia Ovetchkina.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content