Terugblikken op een liefdesleven
Op 4 juni is het 200 jaar geleden dat Casanova eenzaam stierf in het kasteel van Dux in Bohemen. Een tocht naar Dux, dat nu Duchcov heet, met acteur Bob De Moor, bewonderaar van Casanova. Memoires en de beschutting van de verleden tijd.
Duchcov, 1998
Voor wat het waard is. De memoires van een snotneus van vijftig.
Memoires schrijft ge voor uzelf, om niet gelezen te worden. En toch.
Zoudt ge niet proberen al wat ge doet en gedaan hebt een betekenis te geven? Een invulling? Zodat ge kunt terugblikken op iets dat er mag zijn?
Ik heb altijd oud willen zijn. Om te weten, om een tipje van de sluier te kunnen lichten. Wat dichter bij iets dan niets te geraken.
Ik ben geboren als zoon van een herenkapper en een huisvrouw die daarnaast ook de winkel deed. Mijn zus en ik waren allebei het gevolg van een “ongelukje” en dus niet gewild. Hoewel ik dit slechts bij de dood van mijn vader heb vernomen, heb ik me ook nooit nodig gevoeld. De wereld kan rustig zonder mij. Ik probeer wel, maar kan er niets aan toevoegen. Het best van al lukt het me nog hem te interpreteren. Ik probeer een onooglijk deeltje te herontdekken van al wat er al ontdekt is en gevonden. Al het nieuwe en innoverende steekt in wat er ooit al was.
Ik reis dus liever naar het verleden dan naar de toekomst. Misschien heb ik wel problemen met de tijd. Al de horloges die ik tot nu toe heb gedragen waren binnen de kortste keren stuk. Moet ge dat uitleggen of gewoon vergeten? Soms zwijgt ge daar beter over. Hoe meer uitleg, hoe verder het begrip.
In tegenstelling tot de mannen van de Verlichting geloof ik niet zo in het vooruitgangsideaal.
Ik vind het zinvol nu en dan het buskruit nog eens uit te vinden.
Bob De Moor
Dux, 1797
Voorwoord tot de memoires.
Motto: Nequidquam sapit, qui sibi non sapit. Cicero.
“Wie geen voordeel doet met wat hij weet, weet eigenlijk niets.”
Giacomo Casanova
Onweerstaanbaar was de wereld voor hem. Absoluut onweerstaanbaar. Hij was de vleesgeworden drang naar meer, naar het onverwachte. Casanova. Bob De Moor zit aan het stuur van de wagen. We rijden weg van de luchthaven van Praag. Op de landkaart op mijn schoot lees ik de namen van de steden waar Casanova twee eeuwen geleden doortrok. Dresden, Teplize. Ik zie hoe dichtbij Polen lijkt. In de stadjes is het stil op zijn zondags. Droevigheid en leegte heersen er. “Duchcov”, roept De Moor. Op weg naar Casanova.
Casanova schrijft op het eind van zijn leven: “Ik zou graag de trotse spreuk Nemo laeditur nisi a se ipso (Niemand lijdt door iets anders dan door zijn eigen toedoen) als vlag hebben gehesen, als ik niet had gevreesd de grote groep mensen te beledigen die ‘Het is niet mijn schuld’ roepen bij elke tegenslag. Men moet hun deze schamele troost laten, want anders zouden zij zichzelf gaan haten, en wie zichzelf haat, gaat al snel aan zelfmoord denken. Wat mijzelf betreft: aangezien ik mijzelf altijd als hoofdoorzaak heb gezien van al het slechte dat mij is overkomen, deed het mij genoegen les te krijgen van mijzelf en als plichtsgetrouwe leerling mijn leraar lief te hebben.” In Duchcov, bij de kleine Sint-Barbara-kapel, hangt zijn grafsteen. De werklui schuren hem schoon en kleuren de letters opnieuw in. Jakob Casanova. Venedig 1725 – Dux 1798.
Giacomo (Jakob) Girolamo Casanova, zoon van de befaamde actrice Giovanna Farussi en de acteur Gaetano Casanova (zijn biologische vader was waarschijnlijk de rijke Venetiaanse edelman Michele Grimani), wordt geboren in Venetië op 2 april 1725. Hij is de oudste zoon van zes kinderen. Zijn moeder draagt hem als hij één jaar oud is over aan de zorgen van haar moeder. De jonge ouders zoeken hun geluk op de planken in Londen. Zijn vader sterft acht jaar later. Het grootste deel van zijn kindertijd brengt hij door bij zijn grootmoeder Marzia, die hem de zin voor het occulte leert door met hem geheimzinnige helers op te zoeken die hem zouden moeten genezen van de vele neusbloedingen waaraan hij lijdt. Als hij 8,5 jaar is, wordt hij in de kost gebracht bij een familie in Padua.
Casanova studeert rechten en gaat op 18-jarige leeftijd naar het seminarie. Twee jaar later komt er een eind aan zijn kerkelijke loopbaan wegens, tja wegens een vrouw. Casanova wordt militair, een loopbaan van nog kortere duur. In 1746, hij is dan vioolspeler in de San Samuele-schouwburg, redt hij toevallig het leven van de rijke patriciër Bragadin, die hem bovennatuurlijke krachten toeschrijft. De man zal hem uit dankbaarheid opnemen in zijn vriendenkring en hem jaarlijks een flinke duit geld betalen. Vanaf dan kan Casanova door Europa reizen. Wanneer hij in 1750 in Frankrijk verblijft, wordt hij lid van een vrijmetselaarsloge, wat hem boeiende contacten oplevert.
Hij verdient zijn brood als “magiër”, voorspeller, schrijver, theaterdirecteur. Hij stapt van het ene beroep het andere in. Hij zet de Franse staatsloterij op, hij begint een textielfabriek, hij voert missies uit voor de Franse regering, en werkt zelfs als geheim agent voor de Staatsinquisitie. Hij wordt uit landen uitgewezen, vervolgd wegens speelschulden, gevangen genomen. Een van zijn heldhaftigste verhalen wordt zijn ontsnapping uit de befaamde Piombi-gevangenis in Venetië. Hij werd beschuldigd van aanstootgevende uitspraken in het openbaar over de godsdienst. Hij kreeg geen proces. Hoogstwaarschijnlijk was de voornaamste reden van zijn opsluiting het feit dat hij de maîtresse van een van de drie inquisiteurs in Venetië iets te fel het hof had gemaakt. Hij moest vijf jaar zitten in de meest ondoordringbare gevangenis ter wereld op de zolders van het dogenpaleis. Hij ontsnapte met de hulp van een monnik.
Hij ontmoet grote vorsten, raakt bevriend met hoogstaande edellieden en hun vrouwen. Hij is te gast bij Frederik de Grote en Voltaire, bij de Russische tsarin Katharina en Madame Dubarry.
In 1785 verliest hij zijn pasverworven betrekking als secretaris van de Venetiaanse ambassadeur en denkt hij er in wanhoop even aan om monnik te worden.
Graaf Waldstein biedt hem de betrekking aan van bibliothecaris op zijn kasteel in Dux. Hij moet er de bibliotheek op orde stellen. Casanova begint in september 1785 aan het werk. De bibliotheek is niet groot, de klus zo geklaard. Maar hij rekt de tijd. Hij zet zich aan het schrijven. Hij publiceert o.m. Soliloque d’un penseur, Icosameron en Histoire de ma fuite. In 1790 begint hij aan zijn memoires, in het Frans, omdat dat een meer verbreide taal is dan het Italiaans. In Dux heeft Casanova geen ander tijdverdrijf meer dan met zichzelf van gedachten te wisselen. Die memoires zullen hem de naam en faam van vrouwenversierder opleveren. Iemand heeft ooit uitgerekend dat hij met gemiddeld 3,1 vrouwen per jaar sliep. Tegenwoordig getuigt dat niet echt meer van grote gulzigheid.
De openhartigheid in zijn memoires zal hem parten blijven spelen. Hij heeft het misschien geweten. Hij schreef: “Als ik voor mijn dood wijs word, zal ik alles verbranden als ik de tijd heb. Op het ogenblik heb ik daar niet de kracht voor.” Casanova is niet wijs geworden voor zijn dood.
Twaalf delen van zijn memoires heeft hij achtergelaten, een nauwkeurig verslag van zijn leven. Hij heeft ze niet kunnen afronden: de laatste gaan terug tot 1774. Hij vertelt ook uitgebreid over het achttiende-eeuwse Europa, vooral via zijn persoonlijke belevenissen, zijn amoureuze en erotische avonturen. Hij was een man van vlees en bloed.
“Degenen die vinden dat ik te ver ga in mijn gedetailleerde schildering van bepaalde erotische avonturen hebben ongelijk… Ik heb deze memoires niet geschreven voor de jonge mensen die zich alleen voor vallen kunnen behoeden door hun jeugd in onwetendheid door te brengen, maar voor degenen die door levenservaring ongevoelig voor verleiding zijn geworden en door hun verblijf in het vuur tot salamander zijn getransformeerd”, schrijft hij. In Dux zette de oud geworden Casanova zich in de marge van zijn leven. Het enige wat hem restte was er nog eens van te genieten door de kantlijnen vol te schrijven.
“Ik ben heel mijn leven het slachtoffer geweest van mijn zintuigen. Het deed mij plezier de koers kwijt te raken, en ik heb voortdurend gedwaald met als enige troost dat ik mij daarvan welbewust was.”
Ik ben een broekschijter. Ik ben zo’n broekschijter”, zegt Bob De Moor. Maar over Casanova: “Iedere dag kon voor hem de laatste zijn. Hij hield geen rekening met de toekomst. Er zijn momenten geweest in zijn leven waarop hij veel geld had. Nooit dacht hij: ‘Als ik het nu goed beleg, dan zit ik safe voor de rest van mijn dagen.’ Het kon hem niets schelen. Als hij er iemand gelukkig mee kon maken, was zijn geld de volgende dag op. Hij deed het zonder nadenken. Dát kan ik niet. Ik zou rekenen. Ik vrees dat ik zou zeggen: ‘Laten we dat fortuin maar naar de bank brengen. Voor als er iets gebeurt.’ Ik durf dat niet: alles in de weegschaal leggen. Casanova doet dat wel. Dat vind ik schoon.”
Kan je dat doortrekken naar het liefdesleven?
Bob De Moor: Ja. (Stilte) Ik heb dat een keer gedaan… Willen doen: alle bruggen opblazen. Toen is er iets in mij gebeurd waardoor ik gezegd heb: “Dit doe ik nooit meer, ik ga geen avontuur meer aan.” Die rem is er nu voor altijd. Ik ben gereserveerd als ik iemand ontmoet. Ik kan geen avontuur meer aan. Ik ben zo bang dat het nog een keer zal gebeuren. Ik ben bang voor al die turbulenties die dat met zich meebrengt. Ik wil dat vermijden. Schrik. Broekschijterij.
Mis je het avontuur?
Niet echt, precies. Als je me dat zo vraagt… Niet echt. Ik heb genoeg aan de herinnering.
Heeft dat iets te maken met ouder worden?
Waarschijnlijk. Hoewel ik altijd denk dat er nog iets gaat gebeuren. Ik voel dat met mijn lijf. Het is iets waar mijn verstand niet bij kan. Ik voel dat ik nog van alles ga meemaken. Het kan niet zijn dat ik nu al op weg ben naar Duchcov.
Duchcov is een stadje zo’n zeventig kilometer van Praag. De wegwijzer langs de autoweg wordt geflankeerd door prostituees die wachten op klanten uit de fabrieken langs de weg. Duchcov is leeg. De lucht weegt er zwaar. Onder de bomen van het kasteel waar Casanova ooit verbleef wordt rondgelummeld. Troosteloosheid wordt er weggespoeld met grote glazen bier. In een bijgebouw van het vroegere kasteel geeft een zwart bord aan dat er Hausmannskost wordt geserveerd. Een Casanova-schotel. Kippenfilet met gesmolten kaas.
Dux was voor Casanova de verschrikking. De mooie man van 1 meter 80 kwijnde er weg. Hij werd er getreiterd. Het personeel van het kasteel pestte hem het bloed vanonder zijn nagels. Theo Kars, vertaler van de Mémoires van Casanova, vertelt dat men er zijn portret uit een van zijn boeken scheurde en met stront op de deur van het toilet plakte. De enige toeverlaat die Casanova tussen al die vijandigheden had, was zijn hond Melampige, een Italiaanse hazewind. Op een dag liet Waldstein zijn wolf op Casanova’s hond los. Melampige overleefde het niet. Casanova zag bleek en bevend vanuit zijn kamer de hond sterven.
In Duchcov wordt alles in gereedheid gebracht voor de feestelijke herdenking van het overlijden van Casanova. Het plein tegenover het kasteel wordt opnieuw geplaveid. De kamers waar Casanova sliep en schreef staan open voor publiek. De bibliotheek waarin hij gewerkt heeft werd nagebootst. In de kasteelkerk worden op 4 juni 300 Casanovisten verwacht voor een herdenkingsmis. De kerk is leeggeroofd en een ruïne.
In een essay schrijft Casanova: “Men zegt dat Dux een schitterende stad is. Ik denk dat ze dat kan zijn voor heel veel mensen, maar niet voor mij. Als ik niet slaap, droom ik, en als ik moe ben, geef ik me des te meer over aan dromerijen en vul ik mijn tijd met het volschrijven van papier.” Nu worden er in Duchcov souvenirs verkocht met het dubbelzinnige opschrift: “Zonder Duchcov, geen memoires.”
De Moor ontdekte het werk van Casanova door toeval. “In 1973. Ik zag gewoon bij de Slegte een boek staan waarvan ik dacht: ‘Dat zal nu echt niemand lezen.’ Liefdesavonturen Casanova. Een stationsromannetje, dacht ik. Ik pakte het vast. Op de achterflap las ik dat Casanova echt had bestaan. Het boek was een soort bewerking van Santford. Het is lange tijd het enige geweest in het Nederlandse taalgebied. Toen ben ik in antiquariaten de memoires gaan zoeken. In het Frans. Vroeger kon je Casanova makkelijk in die oude boekenwinkels vinden. Ik wou altijd verdergaan. Zo heb ik verschillende uitgaves gevonden.” Enkele jaren geleden maakte De Moor met theatergezelschap De Tijd een voorstelling over zijn held.
Waarom zo in de ban?
Ik voelde dat Casanova de waarheid sprak. Hij deed zichzelf niet mooier voor dan hij was. Het voornaamste is dat hij met het optimale gebruik van zijn talenten zo zijn plan kon trekken. Hij kon de situatie altijd goed inschatten en trok daar veel profijt uit. Soms ten koste van anderen. Hij geeft soms zelf toe dat hij een charlatan geweest is. Hij was een briljante charlatan, een echte vrijbuiter.
Wat drijft iemand ertoe om bruggen op te opblazen?
Willen weten. Wat gaat er gebeuren als… Er moet toch iets gebeuren in je leven. Het is een soort hefboompje waardoor je een beter inzicht krijgt in dat raadsel. Een antwoord zoekt op de vraag: “Wat kom ik hier eigenlijk doen?”
Is bruggen opblazen geen vorm van vechten tegen je menselijke angst?
Ja. Ja. Ja.
Denk je dat liefde eeuwig kan zijn?
(gebulder)
Lach mij niet uit.
Ik lach u niet uit.
Denk je dat liefde eeuwig kan zijn?
Ja. Dat denk ik. Ja. Bij momenten is liefde eeuwig.
Op het glas van een van de twee ramen van mijn kamer stonden de woorden “Je zult ook Henriette vergeten”. Zij had dit geschreven met de punt van een in een ring gevatte kleine diamant die ik haar had gegeven. Die voorspelling was niet bepaald troostrijk voor mij. Hoe ruim was de betekenis die zij aan het woord “vergeten” gaf? Ze kon eigenlijk alleen maar bedoelen dat de wond zou helen, en aangezien dit vanzelf sprak, had ze niet de moeite hoeven te nemen mij een pijnlijke voorspelling te doen. Nee. Ik ben haar niet vergeten, en iedere keer als ik aan haar terugdenk, is dat balsem voor mijn ziel. Als ik mij realiseer dat wat mij nu op mijn oude dag gelukkig maakt mijn herinneringen zijn, dan kom ik tot de slotsom dat mijn lange leven meer gelukkig dan ongelukkig is geweest.
(Casanova, Memoires, deel 3)
Als liefde eeuwig wordt, moet je ze afzwakken of je wordt er onnozel van. Omdat passie alles verslindt. Omdat je dan niets meer kan doen. Het is niet uit te houden. Een mens gaat dan domme dingen doen, dingen die zijn verstand niet vatten. Tegen de gevel zitten van het huis waar degene die je graag ziet misschien binnen is. Naar het raam turen. Gaat dat licht nu branden? Staat haar auto er? Haar auto staat er. Ze is thuis…
Heb jij het ooit gedaan?
… Maar je kan niet bij haar aanbellen. Om een of andere reden. Omdat er iemand anders is. Of wat dan ook. Zoiets kan je niet lang uithouden. Dan moet je jezelf wapenen tegen passie, of anders eindig je met een potje in de hand, bedelend langs de weg. Je kan in zo’n passie te ver gaan. Zo ver dat je voor niets of niemand meer deugt. Op den duur zelfs niet meer voor die geliefde.
En wat biedt de beste bescherming?
Broekschijterij.
Hoewel Casanova door velen versleten wordt als een onverbiddelijke vrouwenversierder, spreken kenners dat tegen. Hij bleef loyaal. En de meesten namen hem weinig kwalijk. Na zijn dood zijn er verschillende brieven ontdekt van vroegere minaressen die hem al die jaren bleven schrijven.
De manier waarop Casanova met vrouwen omging, spreekt mij enorm aan. Het is toch een van de mooiste taken in een mensenleven om de andere sekse zo goed mogelijk te leren kennen. Het blijft altijd een mysterie. Je probeert er zo dicht mogelijk bij te komen. Casanova heeft dat op een ongelooflijk mooie manier gedaan. Om dan toch nog eenzaam te eindigen. Iedere vrouw was voor hem de enige. Casanova kon dingen die ik niet kan.
Wat dan?
Hij moet een sterk geloof in zichzelf gehad hebben. Hij twijfelde er niet aan dat de mensen hem graag zagen. Casanova beschermde zich niet tegen passie.
Je kan ook alleen maar iemand graag zien door er dingen voor te doen. Als het ophoudt bij dat graag zien, zal de andere binnen de kortste keren zeggen: “Jij boeit mij niet meer. Ik ken uw boek nu. Ik heb het helemaal uitgelezen.” Je moet dat boek voortdurend bijschrijven. Elkaar blijven uitdagen. Zoiets.
Waarom denk je dat Casanova de klip van de passie heeft overwonnen?
Hij is altijd een avonturier gebleven. Die vrouwen wisten dat. Ze wisten: als ik een relatie met die man aanga, dan is het maar tijdelijk. Met zo’n man kan je niet lang verder, omdat dat te onstabiel is. Hij speelde het leven zo gevaarlijk.
Benijd je hem daarvoor?
Ik bewonder hem daarvoor. Benijden niet. Ik zou dat niet kunnen.
Zit er in iedereen een Casanova?
In mij in ieder geval. Toch de wens om er een te zijn. Alleen, ik heb het lef niet.
Misschien had Casanova ook een enorme schrik. Misschien wist hij ook dat hij in Dux ging eindigen. En moest daarom de energie tijdens zijn jonge leven zo groot zijn. Ik zou ook niet durven zeggen dat ik niet bang ben om oud te worden, om alleen te zijn. Eenmaal dat ik het me begin af te vragen, weet ik dat ik er niet meer van zal kunnen slapen.
Hoe zou je het liefst eindigen?
Bewust…(denkt na) En niet alleen. Iemand moet dat toch meemaken, dat je gaat. Er moet toch iemand zijn die je hand vasthoudt en die weet: nu is hij vertrokken.
Wat wil je van de liefde?
(lange stilte) Troost.
Troost?
Voor het verdriet in mij. Dat is mijn innigste gevoel. Verdriet.
Een belangrijk feit herinner ik me. Toen ik zeven jaar was brachten mijn vader en moeder me naar mijn grootouders. Ze gaven me een cadeautje. Een soort palet met een balletje aan. Toen stapten ze met hun vrienden in de auto en reden ze naar zee. Ik bleef alleen achter. Een mooi paletje had ik. Maar het kon me gestolen worden. Ik bleef achter met een verdriet. Ik was kwaad voor die onrechtvaardigheid. Zij reden naar de zee en ik, ik als jong gastje kreeg zo’n palet met een balletje. Ik heb er nooit mee willen spelen. Zou het daar begonnen zijn?
Maar ik maak ook zo graag plezier. Die tegenstelling. Dat zoeken. Alles willen doen om dat verdriet te vergeten. Vechten. Altijd vechten.
Anna Luyten/Foto’s Lieve Blancquaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier