Design is het toverwoord van de twintigste-eeuwse interieurdecoratie. Een begrip met een kleurrijk verhaal, dat blijkt uit de tentoonstelling “Het avant-gardemeubel in de XXste eeuw”.

Design is een eerste stap in de richting van een goede smaak, wordt wel eens beweerd. Veel mensen raken erop verliefd als reactie op de kitscherige interieurs waarin ze zijn opgegroeid. Koel, clean design als tegengif voor bloemetjesbehang en Lodewijk XV-meubilair. Die redenering valt zelfs historisch te onderbouwen, want de moderne vormgeving ontstond als antwoord op de overladen negentiende-eeuwse stijlen.

De strijd brak al los aan het einde van die eeuw, toen allerlei bewegingen en stromingen de pronkerige franjes van de Franse koningsstijlen en van de sombere neogotiek abrupt counterden. Onder meer arts and crafts en art nouveau, die zich inspireerden op strak uitgelijnd Japans meubilair, decoratiegoed en architectuur. De stijlbreuk ontstond overal tegelijk, van Finland tot de States. Van die artistieke bloeiperiode kennen de meeste mensen slechts een paar namen, een handvol vernieuwers kreeg via populaire kunstboeken overmatig veel aandacht.

Dat merk je ook op de tentoonstelling Het avant-gardemeubel in de XXste eeuw. Vooral de bekende tenoren zijn er present. In werkelijkheid werd de architectuur- en meubelrevolutie gedragen door veel meer ontwerpers. Dat neemt niet weg dat de expo van de meer commerciële productie een interessant overzicht biedt van het twintigste-eeuwse meubel.

Het designverhaal begon ook in een andere sfeer dan het eindigde. Aanvankelijk verzetten de avant-gardisten zich tegen de industriële massaproductie. Maar vanaf de jaren zeventig wordt bijna de hele meubelindustrie gedomineerd door bedrijven die jaarlijks met een nieuwe collectie uitpakken om potentiële kopers aan te moedigen hun oude rommel snel te vervangen.

De vernieuwers van het eerste uur, zoals Henry van de Velde, Frank Lloyd Wright en Charles Rennie Mackintosh bepleitten het herstel van de ambachtelijke traditie, waarbij de meubelmaker meteen ook de ontwerper was. Onrealistisch was dat niet, in de loop van hun eeuw werd prachtig meubilair gemaakt door kleine creatieve ateliers, vooral tot aan de Eerste Wereldoorlog en tijdens het interbellum.

Tussen de wereldoorlogen ontwierpen bijna alle architecten, interieurontwerpers en decorateurs zelf meubilair, en lieten dat op kleine schaal vervaardigen. In die periode was er geen strikte scheiding tussen de drie disciplines. Het verklaart waarom zelfs Le Corbusier meubelen tekende en schilderijen borstelde. Na de Tweede Wereldoorlog was er almaar minder “eigen productie”. Zeker vanaf de jaren zeventig, met de boom van het op grote schaal geproduceerd designmeubilair tegen betaalbare prijzen. Aan het einde van de twintigste eeuw maakten de artisanale ateliers weer furore.

Het getoonde overzicht is verre van volledig, omdat de initiatiefnemer, designhandelaar Johan Desender, vooral uitpakt met replica’s. Al ruim vijftien jaar brengen producenten klassieke ontwerpen uit, waarvan ze de rechten hebben gekocht. Op de tentoonstelling zien we bijvoorbeeld meubelen van Mackintosh, Frank Lloyd Wright, Le Corbusier en Rietveld, naar oude modellen geproduceerd door Cassina. Of meubelen van Eileen Gray op de markt gebracht door Classicon en Ecart. Ze worden gemaakt volgens de regels van de kunst, maar zijn niet authentiek.

Met originelen zou de expo nog aantrekkelijker ogen. Maar die zijn uitermate zeldzaam, doordat voor de jaren zestig slechts een handvol mensen moderne meubelen kocht. De productie was gering en de afzetmarkt klein.

Nooit was het aanbod aan modern meubilair zo groot als vandaag. De talrijke remakes sluiten overigens perfect aan bij de huidige interieurtrend die teruggrijpt naar de gouden jaren, van zestig tot tachtig, van de voyante zitjes van Verner Panton tot het kleurrijk Memphis-design en de snakerijen van Philippe Starck. In de jaren negentig werd het aanbod nog aangevuld met het minimalisme à la Pawson en de gebroeders Van Severen, en met de herwaardering van het vooroorlogse design van ontwerpers als Gray en Le Corbusier.

Nu is er voor elk wat wils. Wat niet wil zeggen dat een hedendaags interieur bulkt van het moderne design. Integendeel, veel interieurarchitecten en decorateurs verkiezen weer maatwerk en halen de neus op voor sierlijk fabrieksgoed. Een evolutie die nog meer aanzet tot creativiteit.

“Het avant-gardemeubel in de XXste eeuw” loopt tot 11 maart in de Venetiaanse Gaanderijen op de Zeedijk in Oostende, dagelijks van 14 tot 18 uur. Info: 059-80 55 00.

* Voor een exclusief bezoek aan de tentoonstelling en de koningin der badsteden: zie ook pagina 99.

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content