Terwijl veel gepraat wordt over onthaasting en over de rust van het groen, blijkt de stad weer aan populariteit te winnen, vooral bij alleenstaanden.

In Zweden wordt al jaren gesleuteld aan een nieuw sociaal huisvestingsprogramma omdat het bestaande aanbod niet langer voldoet aan de almaar groter wordende groep alleenwonenden.

Vroeger kreeg een single vaak het etiket zielig opgespeld, vandaag is alleen wonen voor velen een bewuste keuze. De connotatie met eenzaamheid verdwijnt ten voordele van zelfstandigheid, vrijheid en onafhankelijkheid. Een recente studie van de Nederlandse vzw Zonnebloem bevestigt die evolutie: 70 procent van de mensen die geregeld alleen woont, vindt dat leuk. Alles blijft mogelijk, maar om financiële redenen hebben die mensen geen behoefte aan een relatie. In hun eigen huis hebben ze het best naar hun zin.

Ria Gykiere is druk in de weer met een Japans paar dat een bril komt kopen. Zelf snuffel ik tussen de zonnebrillen en kan het niet laten om af en toe deze 46-jarige vrouw vol bewondering te begluren. Ze straalt een grenzeloze levensvreugde uit. Het is moeilijk te geloven dat ze alleen door het leven gaat. Die vrouw kan toch elke man krijgen?

Ze lacht mijn opmerking weg. Terwijl we samen naar haar appartement wandelen, praat ze honderduit over Brussel, haar nieuwe thuishaven. “Tien jaar geleden had ik nooit geloofd dat ik nog naar Brussel zou trekken. Ik heb altijd in Brugge gewerkt en in Damme gewoond. Mijn naaste buren waren landbouwers. Ik hield echt wel van dat leven, ook al bezocht ik graag grootsteden. Vooral Parijs en Londen gaven me nieuwe impulsen. Het leven in een stad slorpt je als het ware op en geeft je energie terug. Maar om er te wonen? Zeker met opgroeiende kinderen is het prettig op het platteland. Na mijn echtscheiding had ik echter zin in iets anders, een nieuw leven. Toen dit pand in de Dansaertstraat vrijkwam, heb ik het – samen met mijn ex-echtgenoot, die nog altijd mijn zakenpartner is – gekocht. Het was een grote stap, maar ik ben er ontzettend blij mee.

Aanvankelijk was het de bedoeling om een paar kamers achter de optiekzaak op te knappen, zodat ik in uitzonderlijke gevallen kon blijven slapen. Maar de buurt en het straatleven bevielen mij zo, dat ik al zeer snel op zoek ging naar een appartement om fulltime in te wonen. Dat bleek echter geen sinecure. Mijn huis in Damme verkocht ik niet, omdat ik er in het weekend naartoe wilde met de kinderen. Die keuze had natuurlijk budgettaire consequenties. Daarenboven had ik niet de moed om grote investeringen te doen aan een oud pand. In Damme was ik gewoon geraakt aan een bepaald comfort en als ik dat hier ook wilde, zou de rekening snel oplopen.

De oplossing kwam op een dag zomaar uit de lucht gevallen. Ik stond op straat te praten over mijn zoektocht naar een studio of een klein appartement. Een jonge vrouw die ik wel eens eerder had gezien, draaide zich prompt om en zei: ‘Ik heb een kamer vrij en ik zoek een roommate.’ Ik ben onmiddellijk met haar meegegaan. Het appartement bleek in hetzelfde blok te liggen als de winkel. Ik heb er nog geen moment spijt van gehad dat ik die kamer genomen heb.”

In de prachtige hal nemen we het oude houten liftje naar de tweede verdieping. Zodra Ria de deur openmaakt, komt poes Camille gedag zeggen. Door de grote open ramen waaieren de geluiden van de Dansaertstraat binnen. “Het lawaai is het enige waar ik aan heb moeten wennen. In het begin sliep ik met oordopjes, maar intussen ben ik de klanken van de stad gewoon.”

Het appartement werd ingericht door Nathalie, de roommate van Ria. “Ik vind het prima zo. Ik heb niet de behoefte er iets aan te veranderen. Ik ben hier ook zelden. ’s Morgens sta ik op, maak mij klaar en trek met de krant onder de arm naar de overkant van de straat. In Het Dagelijks Brood geniet ik van een door anderen klaargemaakt ontbijt. ’s Avonds neem ik een aperitief in de Archiduc en eet iets met vrienden in een van de vele restaurants in de buurt. Twintig jaar lang heb ik elke dag gekookt, nu ben ik het zat, ik bak zelfs geen ei meer. Alleen op zondagavond sta ik nog in de keuken. Dan komen mijn drie dochters met hun partner eten.

Dat is het voordeel van deze buurt. Hier wonen zoveel singles en er zijn zoveel eetgelegenheden dat je nooit alleen aan een tafeltje hoeft te zitten. Er wordt ook zeer gemakkelijk contact gelegd. Mensen geven spontaan telefoonnummers door, zonder bijbedoelingen. Je hebt hier een concentratie van financieel zelfstandige mensen met een toffe job. De meeste mensen die ik intussen ontmoet heb, zijn gewoon op zoek naar sociaal contact en vinden het prettig om nieuwe mensen te leren kennen. Ik heb niet de indruk dat de singles hier op jacht zijn naar een nieuwe partner.”

Ze woonde in een boswachtershuisje in Hingene aan de Schelde. Nu betrekt ze op de gelijkvloerse verdieping van een rijtjeswoning, onder een Koerdische familie. “Tja, het is hier helemaal anders”, vertelt Lut Verschueren (35 jaar). “Vroeger had ik een kilometer in de omtrek geen buren. Hier ga ik geregeld op de thee bij de bovenburen, die me dan steevast vragen of ik nog niet ga trouwen.”

“Ik ben naar de stad gekomen om te breken met mijn verleden. Bovendien had ik geen andere keuze. Op het platteland wonen als alleenstaande vrouw is niet evident. Maar het verbaast me dat ik de natuur, die altijd zo belangrijk is geweest, zo makkelijk heb kunnen inruilen voor mensen. Dat had ik echt niet verwacht. Ik heb behoefte aan menselijk contact en in Brussel gaat dat blijkbaar vanzelf. In mijn stamcafé ontmoet ik telkens weer nieuwe mensen. Aanvankelijk had ik het wel moeilijk met de tweetaligheid. Aan de toog doe ik mijn verhaal liever in het Nederlands. Intussen ben ik over die taalbarrière heen en trek ik het mij veel minder aan. Ik heb nu ook mijn eigen atelier waar ik een spiegeldanstent aan het bouwen ben. Brussel is mijn thuis geworden.

Ik leefde lang met het idee dat de mensen op het platteland vriendelijker waren, opener dan stedelingen. Die mening heb ik moeten herzien. De stad ervaar ik als een gezellig ouderwets dorp: iedereen helpt elkaar. Althans de buurt waarin ik woon. Ik zou nooit alleen terug willen naar buiten, ik zou er doodgaan van eenzaamheid. Ik geloof trouwens niets van die trend om op het platteland te gaan onthaasten: je verliest er veel meer tijd dan in de stad. Je rijdt er voortdurend rond, je moet constant rekening houden met sluitingsuren. Hier neem ik de fiets of ga ik te voet, en de winkels zijn 24 uur open. Eenvoudiger kan toch niet?

Wel miste ik aanvankelijk de open ruimte. In een stad heb je natuurlijk overal huizen, lawaai, en het gevoel dat je erin gevangen zit. Maar ik heb mezelf geleerd een innerlijke ruimte te creëren. Je merkt ook dat de stad aan het veranderen is, aan het openbloeien. Mensen zijn opnieuw enthousiast om hier te komen wonen. Ze engageren zich in de buurt en willen bijdragen tot een prettiger levensvorm. Het enige waar ik het soms moeilijk mee heb, zijn de migranten. Begrijp me niet verkeerd, ik zou nooit voor het Vlaams Blok stemmen, maar ik vind dat de stad iets moet doen om in bepaalde buurten de bevolking her op te voeden. Ik vind het verschrikkelijk om te zien hoe sommige huizen verwaarloosd worden. Hoe de straten er smerig bij liggen, omdat de mensen die er wonen op een andere manier met hygiëne omgaan. Culturele verscheidenheid vind ik prachtig, zolang ze bijdraagt tot de leefbaarheid van een stad. Zo vind ik het absoluut niet prettig om ’s nachts alleen naar huis te wandelen en belaagd te worden door jonge kerels die met de wagen stapvoets naast mij blijven rijden. Ik ben niet bang, maar het is toch vervelend dat je als vrouw niet zorgeloos op straat kunt lopen.”

Terwijl we in hartje Brussel zitten, heb ik in het interieur van Lut de indruk op het platteland te vertoeven. Haar meubelen hebben iets landelijks en de kleine binnenplaats is een groene wildernis. Je hoort er ook geen lawaai. “Ik heb mijn oude meubelen meegebracht. Een aantal spullen heb ik met spijt in het hart weggegeven, zoals het tuingereedschap. Het teveel aan huisraad, wat niemand wou, heb ik opgestookt. Ik ken niets van interieurinrichting, maar vind het hier gezellig. Vooral op mijn binnenplaatsje ben ik dol. Zo zit ik toch een beetje in het groen. Bovendien zijn in de buurt veel parken. ’s Ochtends, bij het wakker worden, hoor ik meer vogels dan in Hingene. Als ik nog verhuis, dan zal het in dezelfde buurt zijn.

Het is mijn droom om met iemand een huis te delen. Als roommates. Ik denk dat het prettiger is te weten dat er nog iemand in huis is. Een nieuwe partner zoek ik niet. Ik heb zoveel vrienden waarmee ik leuke dingen doe, maar iedereen blijft vrijgezel. Dat moet vooral te maken hebben met de angst om opnieuw pijn te hebben.”

C hristophe De Muynck is 29 jaar en woont met zijn twee kinderen in Gent. Opgewekt ontvangt hij mij in zijn zonnige keuken. Hij excuseert zich voor de janboel. Zijn kinderen blijken geplaagd door luizen en die beestjes uitroeien heeft zijn tijdschema overhoop gegooid. Hij schuift de kindertekeningen, de fruitschaal en een gele jas aan een kant van de tafel. Terwijl hij een kop thee zet, bekijk ik de foto’s aan zijn muur. Portretten van zichzelf, van zijn zonen, een stel prachtige borsten, een foto van zijn ex en kiekjes van jongens en meisjes.

“De fotografie heeft me overeind gehouden. Na mijn scheiding heb ik het erg moeilijk gehad, maar die foto’s hebben me eruit gehaald. Daarom nemen ze zo’n prominente plaats in.” Wanneer ik hem vraag wie die mensen zijn, beschrijft hij ze als vrienden. En die borsten? “Dat zijn de mooiste die ik ooit heb gezien. Al het beste hangt hier samen: dat zijn op de eerste plaats mijn kinderen, mijn vrienden en vriendinnen.” Toen Christophe trouwde, trok hij met zijn vrouw naar de kust, waar zij was opgegroeid. ” Ann was van Nieuwpoort. Vol enthousiasme lieten we Gent achter ons om aan zee een kinderwinkel te beginnen. Het plan zat goed in elkaar, haar vader was de sponsor. Ons was het echter vooral om de romantische gedachte te doen. Wij tweeën, ver van alle bekenden, genietend van de rust. Ik stelde me voor hoe ik elke ochtend vroeg op het strand zou gaan lopen. Helaas bleef het bij die ene keer. De wind hield me de volgende ochtend in bed. Het hele project is met een sisser afgelopen. Samen hebben we vier pogingen ondernomen om terug te keren naar de stad. Maar wonen in Gent en werken in Nieuwpoort was een te zware combinatie.

Intussen hadden we ook twee kinderen. Uiteindelijk is de verhuizing naar de stad wel een feit geworden, maar elk op een ander adres en met een andere job. De voorbije vijf jaar heb ik vier keer een appartement of een huis helpen zoeken. Ik begon echt bedreven te raken in het vinden en opknappen van woningen. Maar toen ik iets voor mezelf nodig had, ging dat veel moeilijker. Los van de emotionele stress na de scheiding bemoeilijkten allerlei factoren het zoeken. Het budget uiteraard, alleen kun je veel minder aan huur uitgeven. De lokatie was strikt omschreven: ik moest rekening houden met de school van de kinderen en de plek waar hun moeder woont. We hebben voor een co-ouderschap geopteerd, wat de zaken niet eenvoudiger maakt.

Uiteindelijk heb ik deze verdieping van een herenhuis gevonden. Te klein eigenlijk, maar de keuken en bijkeuken, met dat kleine tuintje, trokken mij meteen aan. Ik weet dat ik hier onmogelijk kan blijven. Mijn kinderen zullen over enkele jaren wel een eigen kamer willen. Nu slapen we met zijn drieën in een reuzenbed. Toen ik hier introk, had ik niets. Alleen een videospeler en een kinderbed voor Kasper, die nog te klein was om in een gewoon bed te slapen.

De eerste nacht heb ik hier zitten huilen op een stoel die ik op straat had gevonden. Maar nu, een half jaar later, ben ik trots op wat ik heb. Ik woon hier graag. Het is mijn plek. Ik ben met één doos binnengekomen en zou nu al een kleine container nodig hebben. Mensen die hier komen, vinden het gezellig en dat doet me plezier. Het vreemde is wel dat ik niet kan verdragen dat iemand in mijn huis logeert. Ik heb een tijdje een vriendin gehad en ik werd gek omdat ze het zoutvat op een andere plaats zette. Ik ben een zeer emotioneel iemand en de kleinste dingen in mijn huis hebben een verhaal. Ik kan het niet verdragen dat een ander daar ondoordacht mee omgaat.

Ik veronderstel dat dit een fase in mijn leven is. Op een dag zal ik wel weer met iemand kunnen beginnen, maar voorlopig kan ik me dat nog niet voorstellen. Ik hoef niet zo snel een andere vrouw. Ik heb mijn handen vol met de kinderen en we amuseren ons. Dat is voor het ogenblik het belangrijkste.

Als ik bij mensen kom die een grote tuin hebben, dan overvalt me wel een gevoel van jaloezie, vooral voor de kinderen. Ik dwing me dan even terug te denken aan het leven aan zee. Hoe romantisch het er voor de buitenwereld uitzag: wij, die vanuit ons raam over het strand en de zee konden kijken. Ik kan je verzekeren dat het er eenzaam is, wanneer er ’s winters geen kat over dat strand loopt, of wanneer je met je auto tien minuten moet rijden om een winkel te vinden die open is. Om dan nog maar te zwijgen van het gemis van vrienden. Gent is mijn stad. Hier voel ik me zelden alleen. Ik hoef niet langer een feest te geven om vrienden op bezoek te krijgen, er loopt elke dag wel iemand binnen.”

In afwachting van mijn komst, staat Kries Lefever (57 jaar) op de straat een boekje te lezen. Niemand kijkt vreemd op. In Hove, waar ze vroeger woonde, zou ze dat niet zonder commentaar hebben kunnen doen. We lopen de brede gangen van een voormalig Antwerps pakhuis door, naar de loft die ze tegen het eind van de maand definitief gaat bewonen. De ruimte is betrekkelijk leeg, en dat wil ze zo houden. Alleen haar boeken en haar favoriete kledingstukken moeten nog verhuisd worden.

“In Hove had ik een heel grote woonkamer, maar ik werkte de godganse dag in een klein kamertje, dat dienst deed als bureau. Nu wil ik de hele ruimte echt benutten.”

Een jaar geleden overleed haar partner en besliste ze een hoofdstuk uit haar leven af te sluiten. “Ik heb 21 jaar in Hove gewoond. Op het einde van een veldweg, in het groen. Ik ben er toevallig terechtgekomen. Ik heb nooit echt van tuinieren gehouden. Groen, vind ik, is iets voor tussen de tanden. Daarom wilde ik mijn werkkamp verlaten en de tijd die ik vroeger aan het huis en de tuin besteedde, gebruiken om te lezen en te schrijven.

Het intellectuele aspect van mijn eigen leven heb ik altijd verwaarloosd ter wille van anderen. Daarom verlangde ik naar een plek die helemaal alleen van mij zou zijn. Ik ben gefascineerd door Gertrude Stein, daar wil ik nu mee bezig zijn. Er is in het Nederlands nog niet zo veel over haar verschenen. Op internet heb ik prachtige dingen gevonden en daar wil iets mee gaan doen.

Een vriendin, die actrice is, heeft me gevraagd een monoloog te schrijven. Ik ga me daar graag in gooien, maar of ik er dan ooit iets mee ga doen, is nog een andere kwestie. Toen ik nog in Hove zat, werd ik plots geconfronteerd met die immense boekenkast van mijn overleden partner en besliste ik om weg te gaan, zonder rekening te houden met emotionele of passionele bezwaren. Ik zou mijn boeken inpakken, een pc kopen, een werktafel en dan misschien eindelijk creatief zijn. Ik zei tegen mijn zoon: ‘Ik verlaat de groene lach.’ Zo noemde ik het huis. ‘Ik stop ermee, ik heb genoeg groen gelachen.’ Een huis dat je zelf hebt gebouwd, is nooit af.

Ik heb er mijn gewrichten kapotgewerkt. Ik wilde naar de stad om eindelijk van die ballast af te zijn: de karweien bleven maar komen. Ik heb me eerst afgevraagd waar ik naartoe wilde. In Gent had ik al gewoond als student. Dan bleven nog Brussel en Antwerpen over, want Parijs – wat bovenaan het lijstje stond – bleek te duur. Uiteindelijk werd het Antwerpen, omdat de loft van mijn zoon vrijkwam. Ik vind het hier een leuke buurt. Met mijn oude hond moeten we maar twee straten door om de Schelde te bereiken. Ook dat beest voelt zich hier goed. Hij stapt veel sneller dan in Hove. Ik veronderstel dat de geurtjes hier uitdagender zijn. Zelf heb ik ook wel een binding met deze stad. Mijn moeder woonde er en mijn partner heeft veel gepubliceerd over Antwerpen. Ik wil me ook echt gaan engageren in het buurtleven. Ik ga meewerken met de stRaten-generaal, dat zich inzet voor een betere leefruimte. Hoewel ik graag alleen ben, blijf ik een sociaal beest. Hier zit ik veel centraler en ik denk dat er wel makkelijker iemand binnenwipt. In Hove kwam er alleen bezoek als dat afgesproken was.”

Kries loopt door de loft en gaat in de keuken tegen het aanrecht staan. “Dat ga ik nog veranderen. Ik ga die boord lager maken en met metaal afwerken. Ik wil geen hout meer, ik heb er te lang tussen gezeten. Verder blijft het hier zoals het er nu uitziet. Ik verhuis geen meubelen uit Hove. Ik heb het huis en de inboedel verkocht. In feite neem ik alleen mezelf mee.”

Hilde Bouchez / Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content