Ik stel mij de vraag soms, bij het ontmoeten van nieuwe mensen : zou deze mens zich nog wel eens verliezen in het lezen van een roman ? De wereld loopt vol mensen die nooit romans lezen. Soms verkondigen zij dat met een zekere gretigheid en voegen daaraan toe dat het zo’n tijdverlies is. “Ik lees alleen non-fictie”, hoor je ook wel, op een toon alsof romans per definitie pop-upboeken zijn over de zeven geitjes. Mensen die zulke dingen zeggen moeten mijns inziens gewantrouwd worden, maar er zijn natuurlijk méér redenen om mensen te wantrouwen en van wantrouwen word je op den duur zo moe. Soms droom ik ervan hoe prettig het zou zijn in een wereld te leven waarin je niet steeds angstvallig deuren op slot moet draaien, laptops in de gaten houden en bang zijn dat de chauffagist je wisselstukken zal aanrekenen die hij niet nodig heeft gehad.

Maar goed, het lezen van romans. Ik zal niet beweren dat het een doorslaggevend onderscheid is in de wereld, maar ongetwijfeld is het bepalender dan bijvoorbeeld al dan niet graag Chocotoffs eten of naar De Anneliezen kijken. Ik zou daarover eens een studie willen lezen : de Gevolgen van het Lezen van Romans op het Menselijk Karakter, Wereldbeeld en Andere Gebieden in het Leven, in Crosscultureel Perspectief. Volgens mij zijn die gevolgen aanzienlijk.

Zou déze mens nog wel eens een roman lezen, gewoon voor zijn plezier ? vroeg ik mij dan ook af toen ik gisteren, op het trottoir voor het appartement waar ik woon, op de politicus botste die luistert naar de naam Johan Vande Lanotte. Hij liep daar heen en weer, druk telefonerend in het Frans, wat natuurlijk zo gek niet is in het licht van de politieke situatie in het land. Nu wordt Vande Lanotte de laatste tijd vaker gesignaleerd in en rond het pand waar ik woon, hij heeft daar zo zijn redens voor van onbesproken allooi. Toch blijft het raar hem in die huiselijke omgeving te ontmoeten. Ik doe dan mijn best niet te staren, want als ik ergens een hekel aan heb dan is het aan mensen die staren naar personen die ze van de flatscreen kennen, of daar ongepast joviaal tegen doen : “Hey, Johan. Lekker weertje he ! En wordt het nog wat, met België ?”

Ik sloop dus weg in de richting van de garageboxen, waar ik mijn stalen ros van stal haalde en mijzelf ijlings wegtrapte in de richting van het station, alwaar zich een fietswinkel bevindt waar ik een gratis gele fietshelm mocht gaan ophalen voor mijn kind – voorwaar een sympathiek gebaar van de fijne stad Gent.

Ik was de fietswinkel nog niet goed binnen of daar stond ik oog in oog met Freya Van den Bossche. Een en ander gaf mij de jeukerige indruk dat de wereld, zoniet volledig dan toch ten aanzienlijken dele, gevuld was met socialistische boegbeelden die meer ruimte innamen dan hun door democratische verkiezingen was toegewezen. Op een bepaalde manier ging van die overtol iets beklemmends uit. Een onprettig gevoel bekroop mij, een associatie met The Invasion of the Body Snatchers die nog aan kracht won door de vallende avond en de lucht die bloedrood kleurde. De Romeinen meenden de toekomst te kunnen lezen in de vlucht van zwermen vogels, maar welke tekens & indiciën liggen vervat in het tegen het lijf lopen van twee socialistische kopstukken in evenzoveel minuten, geheel toevallig en los van elkaar ? Ik probeerde er mijn hoofd niet over te breken, maar vereenzelvigde mijzelf met het behang, dat in deze fietsenwinkel bij nader inzien ontbrak, en glipte dan maar weg in de richting van de noorderzon in de hoop daar een onbekende, partijloze Vlaming aan te treffen.

Ik was blij toen een pittig meisje in een rolstoel mij de weg vroeg naar de Oxfamwinkel. Blijkbaar heb ik een kop waar mensen graag de weg aan vragen, soms tot wel vijf keer toe per dag. Ik legde de te volgen route uit en keek met ontzag naar de geleidehond die het meisje bij zich had, geneigd als ik ben dergelijke honden nobele karaktertrekken toe te dichten, alsof ze een soort boeddha’s zijn die toevallig reïncarneerden in de gedaante van een beige labrador. Ze zien er zo wijs en dienstbaar uit, geleidehonden, dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat zij naar een kat zouden blaffen of Royal Canin met kip zouden schransen. Waarschijnlijker lijkt mij dat zij, wanneer niemand toekijkt, zich aan de keukentafel zetten en met grote vanzelfsprekendheid een roman beginnen te lezen, de poot zuinig bevochtigend bij het omslaan van een blad.

Het meisje in de rolstoel nam mij onderzoekend op, geamuseerd blijkbaar omdat ik zo onder de indruk was van haar hond. “Dank je wel”, zei ze toen met een stem als een meiklokje, en reed er maar weer eens vandoor. Ze droeg kokette laarsjes met hoge hakken, als een daad van lijdzaam maar dapper verzet.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content