Kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens werkt aan een nieuw boekproject, over woningen waarin ‘echt’ geleefd wordt. Hij wil laten zien dat je beter functioneert in een interieur met minder design en wat meer rommel, souvenirs en plaats voor knutselende kinderen.

Indirect wordt ons blad de kapstok waar Peter Adriaenssens zijn nieuwe verhaal aan ophangt. Al vele jaren publiceert Knack Weekend interieurs die de internationale trends van het moment laten zien. Daarbij ligt de nadruk uiteraard vooral op architectuur en inrichting. Die woningen zijn niet alleen toonaangevend qua design – na publicatie bij ons verschijnen ze geregeld in buitenlandse bladen en boeken – ze worden in de eerste plaats door de lezer gewaardeerd als inspiratiebron voor het inrichten van de woning. De huizen die we laten zien zijn geen showrooms, wel echte woningen van verzamelaars en ontwerpers. Maar een psychiater heeft natuurlijk meer oog voor de levenswijze van de bewoners dan voor het esthetische aspect. Bij het doorbladeren van interieurmagazines vraagt Peter Adriaenssens zich dan ook af : hoe leven die mensen ? “Op lezingen projecteer ik soms foto’s van interieurreportages uit magazines, om de leegte die ervan uitgaat te illustreren. Dergelijke publicaties zetten druk op de mensen om hun levensstijl te conformeren aan een bepaalde standaard van wat ‘het goede leven’ zou zijn. In deze drukke tijden ontmoet je veel mensen die dromen van zo’n afgestofte living waar zelfs de krant wordt gestreken en waar alles precies op zijn plaats ligt. Terwijl dat in het dagelijks leven niet zo is. In zulke reportages wordt het echte leven, naar mijn gevoel, onzichtbaar gemaakt. Er zijn ook zelden kinderen in te bespeuren.”

Welke is uw benadering in uw boek ?

Je kunt je de vraag stellen wat een woonkamer of -keuken echt geschikt maakt als leefruimte. Daarom ging ik op stap met fotograaf Wouter Rawoens, die huizen uitzocht waar we gewoon binnenstapten om beelden te maken van het dagelijks leven. Aan de hand van die foto’s ga ik over het leven in die woningen schrijven. Want als je goed observeert, is er veel te zien. De ene mens omringt zich bijvoorbeeld met familiefoto’s, de andere helemaal niet. Sommigen houden reissouvenirs bij, anderen hebben er zelfs geen. In designreportages dragen de ruimtes meestal de handtekening van een ontwerper, niet van de bewoners. Je krijgt zelden het spoor te zien dat volwassenen en kinderen normaal achterlaten in een living, zoals een uit elkaar gehaalde of verknipte krant. Mijn boek wordt dus een pleidooi voor het echte leven, voor het nest dat de woning moet zijn. Volgens mij tonen jullie wel nesten, maar dan van mensen voor wie het uitlijnen van hun interieur heel belangrijk is. Dat is natuurlijk maar een bepaald segment van de bevolking. Toch ben ik verrast dat je die nette stijl in zoveel publicaties terugvindt. Modern of klassiek, maar altijd geordend. Zelfs als er wat wanorde is, dan is die nog geordend. Zulke interieurs laten niet de vele lagen zien van een echte leefruimte. Met mijn boek wil ik mensen erop wijzen dat ze zich moeten herkennen in hun interieur : wees jezelf, geniet van objecten, foto’s… Elke mens beleeft zijn woonruimte ook anders. De dwingelandij in ons leven is al zo groot : we moeten opruimen, presteren… noem maar op. In je eigen ruimte mag je best jezelf zijn.

Dat doet me denken aan het ideaalbeeld dat modellen in modemagazines oproepen en waaraan de meeste mensen ook niet beantwoorden.

Het is een beetje hetzelfde verhaal. Door alles naar dezelfde format terug te brengen, dreigen we onze identiteit te verliezen. Je moet niet ‘overstileren’, je mag best tonen wat je wil. Je merkt ook een soort eenheidsworst op, overal zie je dezelfde meubels. Veelzeggend is ook de manier waarop veel mensen zich excuseren. Je komt ergens binnen en ze zeggen meteen : ‘Sorry dat het er hier niet beter uitziet. Als ik het mij kon veroorloven, zou het er hier uitzien als in een magazine.’ Maar door te veel netheid gaat er een heel verhaal verloren. Soms verdwijnen de leukste dingen naar de zolder om toch maar een beeld te kunnen ophangen dat beantwoordt aan het ideaal van de boekskes.

Wat is de functie van een echt en doorleefd interieur ?

Je omringen met allerlei souvenirs en objecten draagt in grote mate bij tot het in stand houden van de gezondheid. Het is een middel tegen eenzaamheid. Die objecten zorgen ervoor dat je herinneringen levendig blijven, waardoor je blijft beseffen wat je allemaal gedaan hebt. Foto’s ter hand nemen brengt je direct in contact met een wereld vol souvenirs. Dat verhaal hebben we nodig om in contact te blijven met anderen. Dat is wat vereenzaamde mensen kwijt zijn.

Voor ouderen is dat belangrijk. Maar ook voor jongeren ?

In de opvoeding van kinderen speelt het interieur een grote rol. Het is belangrijk dat kinderen veel prikkels krijgen en niet te eng worden opgevoed. In een huis waar hun vaardigheden worden gestimuleerd, waar bijvoorbeeld muziekinstrumenten gewoon in de woonkamer staan en ze hun boekentas mogen laten rondslingeren, is er meer leven. Het is ook goed als het feit dat de jas even niet aan de kapstok hangt, geen punt van ruzie wordt. Waar het leven formeel wordt, is er minder bewegingsvrijheid. Met het kiezen van een woning zetten ouders de kinderen al op een bepaald spoor. De plek waar je woont bepaalt met wie ze allemaal in contact zullen komen : de buurt, de school, eventueel kinderen uit andere culturen… Alles speelt een rol. Maar je kunt er ook voor kiezen om dat allemaal te beperken. Zo gooi je een heleboel deuren dicht.

De woning is onze biotoop ?

Daar moet je inderdaad aandacht voor hebben. Het gaat om meer dan alleen een verwarmd onderkomen. Het moet gaan om een vruchtbare biotoop. Het merendeel van de mensen heeft daarover een gezond ‘buikgevoel’, maar sommigen niet. Ze zijn geremd, bang, hechten te veel belang aan netheid. Ik hoor van kinderen die als ze thuiskomen meteen hun jas moeten ophangen en hun schoenen moeten uitdoen. Sommige mensen bewonen een huis als een werkplek en richten het ook zo in, met een interieur waarin alles afgemeten en gepland is, waarin niemand rechts of links mag draaien. Dat is fout. In een huis waar er heel strikte uren zijn om te gaan slapen en om naar tv te kijken, maakt het onverwachte geen kans en wordt er minder ontdekt. Uiteindelijk moet je dan een beroep doen op allerlei adviseurs – van interieurarchitect tot psycholoog – om te weten wat er nodig is. Je kunt het ook anders aanpakken : de dingen hun gang laten gaan, de kinderen bijvoorbeeld op de keukentafel of op de grond laten tekenen. Dat wekt hun nieuwsgierigheid op, en zo weet je als ouder waar ze mee bezig zijn. Anders heb je misschien weer een adviseur nodig die je dat moet vertellen.

Een beetje losser kan geen kwaad ?

Sommige mensen gaan zeer streng om met elkaar, met de kinderen, geven continu directieven : sta recht, ruim op… Voor deze kinderen wordt alles geregeld, alsof ze onderdeel zijn van een perfect raderwerk. Terwijl het leven toch anders in elkaar zit. Er zijn ook huizen waar spontaan wordt geleefd, met binnenstormende kinderen die hun boekentas neergooien en waar de eettafel ’s morgens al eens niet wordt opgeruimd, gewoon omdat het niet kon. Daar moet je het mooie van kunnen inzien. Ik wil via mijn boek duidelijk maken dat niet alles overgecoördineerd hoeft te worden, zoals sommige ideaalbeelden suggereren. Het huis mag ook geen verzameling worden van appartementen. Laat de kinderen niet altijd alleen op hun kamer. Het is belangrijk dat er een centrale leefruimte is, waar ook de computer staat. Met computers op de kamer weten de ouders niet waarmee hun kinderen bezig zijn. Soms gebeuren er dan fatale dingen. Mensen beseffen onvoldoende hoe belangrijk de woning is. Het is meer dan een praktisch onderkomen, het is een voedingsbodem waarin je gedijt en waarin de kinderen wortel schieten. Laat ze muziek spelen of knutselen, in de woonkamer. Ik pleit voor een leefruimte die eerst leven en dan ruimte is. Pas op met te veel aandacht voor esthetiek, waardoor de jongeren slechts op afgebakende plaatsen mogen spelen. Fixeer je dus niet compleet op voorbeelden uit magazines, laat je buikgevoel werken om je woning in te richten. Vertrouw ook op de eigen expertise die je als ouder hebt : jij kent je huis, je kinderen, je omgeving. Ook in de opvoeding moet je eigen keuzes maken. Er bestaan veel boeken over, maar uiteindelijk moet je het zelf doen. Ik stel wel vast dat we banger worden en dat mensen zich voor honderd-en-een dingen laten adviseren. Het gevaar is dat woningen uniform en zielloos worden. Terwijl opgroeiende kinderen ruimte moeten hebben om hun talenten te ontwikkelen en om zichzelf te ontdekken.

Doet de aandacht voor interieurs, ook in de media, ons niet bewuster omgaan met onze woning en met onze manier van leven ?

Het hele gedoe rond koken is misschien een teken dat er een kentering aan de gang is. De keuken was duidelijk aan een herwaardering toe. Via de hype daarrond hebben we een format gevonden om van de keuken weer een leefplek te maken. Koken wordt eervol, je ziet ook veel mannen aan het fornuis. De keuken is de plek waar man en vrouw gelijkwaardig werken. Het is een plek waar we leuk samen zijn, vrienden ontvangen, waar we ook samen met de kinderen eten. Dat is nieuw. Vroeger was er meer hiërarchie. Kinderen aten niet samen met de gasten. In de ons omringende landen deden ze dat wel. Kijk naar Franse en Italiaanse films : iedereen zit door elkaar aan tafel en verplaatst zich ook tijdens de maaltijd. Bij ons is dat een recent fenomeen. De keuken is dus een gevaloriseerde plek geworden. Vroeger was dat niet zo. Dat op zich is al positief.

Het boek van Peter Adriaenssens en Wouter Rawoens verschijnt eind dit jaar bij uitgeverij Lannoo.

DOOR PIET SWIMBERGHE

“We beseffen onvoldoende hoe belangrijk een woning is : ze is de voedingsbodem waarin je gedijt en waarin de kinderen wortel schieten.”

“Soms verdwijnen de leukste dingen naar de zolder om toch een beeld te kunnen ophangen dat beantwoordt aan het ideaal van de boekskes.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content