Ze was een vergeten icoon van de art deco. Een kwarteeuw na haar dood krijgt ze in Londen eindelijk de eer die haar toekomt.

:: Tamara de Lempicka, Art Deco Icon, Royal Academy of Arts, Burlington House, Piccadilly, London, tot en met 30 augustus. Elke dag van 10 tot 18 u., op vrijdag tot 22 u. Info : +44 20 73 00 56 15/56 14 of www.royalacademy.org.uk Met dank aan Eurostar, dat dagelijks tien verbindingen maakt tussen Brussel en London Waterloo Station, en dat vanaf 130 euro retour. Info : www.eurostar.com

Op een middag in maart 1980 klom een trio van de golfclub van het Mexicaanse Cuernavaca aan boord van een helikopter met een heel bijzondere, kleine vracht. Het toestel zette koers naar Mexico’s oudste vulkaan, de heilige Popocatépetl, waar het met moeite tegen de heersende winden opvloog. Daar opende Victor Contreras een raampje, nam de satijnen doek weg die de urn in zijn schoot bedekte en strooide de as uit in de wind. Waarna hij Kizette de Lempicka aankeek. Zij knikte, en toen liet hij ook de urne in de diepte vallen.

“Dat was”, schrijft Charles Phillips in zijn biografie van Tamara de Lempicka, “de theatrale finale van het leven van een uitzonderlijke vrouw en artieste, die decennia vergeten leek, tot een jonge Parijse kunsthandelaar haar in 1969 herontdekte.”

Tamara Gorska werd in 1898 in Warschau in een welstellende familie geboren, maar haar echte leven leek pas te beginnen toen een tante haar op haar dertiende meenam naar Italië. In Venetië, Firenze en Rome leerde ze de schilderkunst van de Renaissance kennen. Twee jaar later, ze was toen 15, ontmoette ze op een society-evenement de Poolse edelman Tadeusz de Lempicki. Ze besloot dat hij de man van haar leven was. Twee jaar later trouwde het stel. Toen de Russische revolutie haar hoogtepunt bereikte, werd Tadeusz opgepakt en in de gevangenis opgesloten. Met de hulp van een diplomaat ontsnapte Tamara aan de heksenketel. Ze vestigde zich in Parijs, en bezwoer haar compagnon haar man vrij te krijgen.

In Parijs begon ze te schilderen. Ze hield haar eerste solotentoonstelling in 1925 in Milaan. Zo kreeg ze een introductie bij de Italiaanse aristocratie. In een heel eigen stijl zette ze portretten en naaktscènes neer terwijl een wanhopige Tadeusz, die steeds minder vat op haar kreeg, naar Polen terugkeerde. Ze liet de trendy architect Robert Mallet-Stevens in Parijs een appartement voor haar inrichten en maakte in 1929 op uitnodiging van enkele verzamelaars een reis door de Verenigde Staten. Toen ze een jaar later naar Europa terugkeerde, was de economie op zijn retour en leek het feest van de bourgeoisie voorbij. Vier jaar later trouwde ze met de Hongaarse industrieel baron Raoul Kuffner, een van haar beste klanten. Ze mocht nu als barones De Lempicka door het leven gaan. Maar dat leven werd almaar moeilijker : ze worstelde met een creatieve crisis, overwoog om zich terug te trekken in een Italiaans klooster, probeerde een nieuwe stijl uit, maar leek steeds verder weg te glijden van haar gloriejaren. De rest van haar leven bracht ze in weelde en in depressies door, en toen haar man in 1961 stierf, verhuisde ze naar Mexico.

Onderkoelde sensualiteit

Wie dezer dagen in de Londense RoyalAcademyofArt oog in oog staat met een 40-tal portretten van de Poolse, raakt diep onder de indruk van haar metier en van de mengeling van kubistische en klassieke elementen die ze op haar beste doeken op een intrigerende manier wist te verweven. De figuren zijn tegelijk uitdagend en afstandelijk, zelfverzekerd en onbereikbaar, onwezenlijk en begeerlijk. “Met haar ogenschijnlijk koele stijl suggereert ze gevoelens die allesbehalve koel zijn”, schrijft Alain Blondel, de Parijse kunsthandelaar die haar 35 jaar geleden herontdekte. In de jaren zeventig was ook een jonge Duitser compleet ondersteboven van die ambivalentie. Wolfgang Joop, bekend van de kledinglijn en de parfums die zijn naam dragen, hoeft in Londen niet naar woorden te zoeken als hij zijn passie verklaart.

“Ik ontdekte het werk van De Lempicka in de jaren zeventig in een kleine cataloog op het terras van Café Flore in Parijs. Bij die eerste confrontatie was het alsof ik bij de hand werd genomen en een andere wereld werd binnengeleid. Een wereld die ik niet kon omschrijven, maar wel herkende. Ik verdiepte me in haar werk, kocht het ene doek na het andere en werd door kenners berispt omdat die aankopen volgens hen een slechte investering waren. Terwijl ik zelf helemaal niet geïnteresseerd was in investeren, maar louter instinctief handelde. Later ontdekte ik een zielsverwantschap, omdat De Lempicka zich in een landschap bewoog dat het midden hield tussen kunst en mode en zich nergens echt thuis voelde. Precies zoals dat met mezelf is gegaan. Ik ontdekte in sommige van haar portretten de Slavische trekken in de gezichten met hoge jukbeenderen, lipstick van Chanel en losvallend haar dat op houtkrullen lijkt, zoals ik dat bij mijn eigen dochters zie.”

“Haar sterkte en haar aantrekkingskracht is dat ze het braakliggend domein van het onderbewuste betrad. Een mannelijke wereld waarin hedonistische motieven het leven domineren dat ze met haar modellen gemeen had. In die wereld van rijkdom en onderkoelde sensualiteit zette ze een uitstervend soort mensen op doek, waar ook in onze moderne wereld nog veel naar wordt verlangd. En toen ze later probeerde om politiek correct te schilderen, raakte ze volledig het noorden kwijt, verschenen er valse tranen in beeld.”

Wolfgang Joop bezit inmiddels de grootste verzameling Lempicka’s, maar ook Madonna, Jack Nicholson en Barbara Streisand kochten werk van de Poolse. Ze lijkt postuum aan een retour toe : een paar weken geleden werd bij Christie’s het portret van ene mevrouw Bush (geen familie van) verkocht voor 4,5 miljoen dollar.

Ongebreideld vrij

“Ze was een bijzonder sterke vrouw, ik ben ervan overtuigd dat ze sterk geboren werd. Haar vader verliet het gezin toen ze vijf was, ze kwam zo goed als berooid in Parijs aan”, zegt haar kleindochter Victoria in Londen bij de preview van de tentoonstelling. “Ze moet een onwaarschijnlijke kracht hebben gehad om dat noodlot af te wenden en te boven te komen, en een ijzeren discipline om in Parijs het schildersmetier te leren.”

De Lempicka leerde niet alleen schilderen. Haar zus, een vermaard architecte, leidde haar in de betere kringen binnen. Daar leerde ze dokter Boucard kennen, een bekende en welgestelde Parijse arts, die ze levensgroot portretteerde. Hij werd ook de eerste verzamelaar van haar werk, vroeg haar om zijn vrouw en dochter in de verf te zetten en hing die doeken in zijn huis, waar letoutParis ze opmerkte. In geen tijd wist ze zich een plaats in de beau monde te veroveren, frequenteerde ze Gide, Cocteau en andere intellectuelen, en leidde ze het vrije en stormachtige leven dat zij wilde. Ondertussen wist Tadeusz geen blijf met de kracht, de onafhankelijkheid en de minnaars en minaressen van zijn jonge vrouw.

“Ze vond ook haar eigen marketing uit,” herinnert Victoria zich, “en die is grotendeels ontstaan uit de behoefte en het verlangen om de grote materiële welstand uit haar jeugd te heroveren. Ze had een betere opvoeding genoten in Warschau en Sint-Petersburg, waar ze kennis had gemaakt met verfijnd meubilair, dure kleren, design en juwelen. Ze wilde die sfeer en die rijkdom koste wat het kost terug, wist de pers voor haar kar te spannen en liet zichzelf door de beste fotografen portretteren. Maar ze werd vooral een geëmancipeerde vrouw in de echte betekenis van het woord. In een tijd dat vrouwen voor het eerst hun haar kort lieten knippen, hun nagels lakten, begonnen te roken en een auto leerden besturen, bevrijdde ze zichzelf.”

Haar werk heeft volgens Ingried Brugger, directeur van Kunstforum Wien, de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het intieme dagboek van een persoonlijkheid met een grote neiging naar auto-erotiek en de wulpse onverschilligheid van het laissez-faire van een society die openlijk met haar decadentie pronkte. In haar zelfportret aan het stuur van een groene Bugatti (dat niet in Londen hangt) overheerst arrogantie, gekoppeld aan het ultieme symbool van vrijheid en macht, snelheid en mobiliteit.

“Ze was mijn tweede moeder,” zegt kleindochter Victoria, “en ze had zonder twijfel de grootste invloed in mijn leven. Het is 24 jaar geleden dat ze stierf, maar haar dominante aanwezigheid voel ik als gisteren. Ze bruiste van vitaliteit en greep het leven met beide handen aan. Nu ik die werken terugzie of voor het eerst ontdek, wordt die indruk enkel versterkt. Ooit schreef ze aan een bekende : ‘ Tous les portraits, c’est moi’, en dat klopt helemaal, of ze nu mannen of vrouwen schilderde. Het heeft te maken met verlangen, met een gevoel van verlies, een kilte in de blik, een afstandelijkheid in de uitdrukking.”

“Natuurlijk kon ze hard en meedogenloos zijn, maar dat is geloof ik een Russisch trekje. En natuurlijk bezat ze een flinke dosis narcisme, maar als ze bij je was, kreeg de realiteit een andere dimensie omdat ze zo aanwezig was. Ze tilde je op boven de alledaagsheid. Ik wist niets over haar depressies, die wilde ze niet tonen, ik ervoer alleen de vitaliteit, de gulzigheid naar het leven, de passie voor alles en iedereen, tot haar laatste adem.”

“Mijn moeder schreef dat ze vreedzaam in haar slaap gestorven is. Vergeet het. She died kicking and springing because she didn’t wanna die.

Tekst Pierre Darge

Met haar ogenschijnlijk koele stijl suggereert De Lempicka gevoelens die allesbehalve koel zijn. Haar figuren zijn tegelijk uitdagend en afstandelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content