Wat hadden Brel en Brando gemeen met Gauguin? Een fascinatie voor Frans-Polynesië, een kluitje onwezenlijk mooie eilanden in het al even onwezenlijke blauw van de Stille Zuidzee.

De man die om drie uur ’s ochtends de lobby van het Beachcomber Parkroyal Hotel staat te stofzuigen, heeft alleen maar een korte, rood-witgebloemde pareo aan. Zijn dikke zwarte haar draagt hij strak naar achteren in een staart, zijn gespierde tors glanst als geblonken teakhout. Langs zijn blote armen en benen kronkelen kunstig getatoeëerde slangen en hagedissen. “Een visoen,” gaat er door mijn suffe hoofd, “een fata morgana.” En dat staren onbeleefd is. Maar ik heb dan ook net zo’n twintig uur in een Boeing 747 van Air New Zealand doorgebracht, van Londen over Los Angeles naar Papeete. Excellente service, daar niet van, met continu films op een privé-schermpje en smakelijk voedsel op alle uren van de dag en de nacht. Maar tegen de aanblik van dit sublieme exotische creatuur zijn mijn vermoeide zintuigen niet meer bestand.

Het begon trouwens al in Faa’aa, de luchthaven van Papeete. Er zijn van die bestemmingen waar je eerst door kilometers ontmoedigend lelijk niemandsland vol parkings, oliereservoirs en prozaïsche toeleveringsbedrijven moet ploegen voor je iets van de echte inheemse sfeer proeft. In Papeete word je in een instanttropisch bad ondergedompeld. Oogverblindende schoonheden met heuplang haar begroeten je met een zangerig la ora na en hangen je een bloemenkrans om. De geur van tiaré, een kleine witte gardenia en de nationale bloem van Tahiti, is allesoverheersend.

De mythe van het Eiland der Liefde in de Stille Zuidzee begon in 1768, toen een Tahitiaans meisje met blote borsten uit haar kano op een Frans schip klom. Succes verzekerd, de zeelui hadden immers in geen zes maanden een vrouw gezien. “Venus die uit de golven opdook”, zo beschreef kapitein Louis Antoine de Bougainville haar. De eerste Fransman die Tahiti aanschouwde, meende dan ook dat hij de hemel op aarde ontdekt had. Kapitein James Cook ( No sex please, we’re British), die tussen 1769 en 1779 zowat de hele Stille Zuidzee in kaart bracht, was dan weer gechoqueerd door wat hij in Tahiti zag: “Er is hier sprake van een liederlijke sensualiteit, onbekend bij enig ander volk waarvan de zeden zijn beschreven en onvoorstelbaar voor elke verbeelding.” Cook zal het wel niet zo bedoeld hebben, maar ook zijn geschriften hebben bijgedragen tot het beeld van Tahiti als prototype voor alle sensuele geneugten van de wereld.

De oude naam van het eiland luidde Tahiti-nui-i-te-vai-uri-rau, wat zoveel wil zeggen als Groot Tahiti van de Veelkleurige Wateren. Een naam die het niet gestolen heeft, bedenk ik als ik in een Otter 300 van Air Moorea boven het atol Tetiaroa hang. Ik heb maar drie uur geslapen, mijn ogen knipperen hulpeloos tegen het felle licht. Maar wat ik onder mij waarneem, is van een hallucinante schoonheid: een koraalrif omzoomd met een feestelijke schuimkraag, daarbinnen zeewater zo helder als wodka, in kleur variërend van indigoblauw tot opaalgroen en bezaaid met duizenden sterren zonlicht. Als we laag over de lagune scheren, zie ik een soort grijze vaatdoeken in het water; het blijken roggen te zijn.

De eerste Europeaan die hier voet aan wal zette, was de beruchte kapitein William Bligh van de Bounty, op zoek naar een paar deserteurs. Hij had hen beter met rust gelaten, want ontevreden over hun strenge behandeling zouden ze later onder de leiding van Fletcher Christian aan het muiten slaan. Toen Marlon Brando in de jaren zestig naar Tetiaroa kwam voor een remake van de klassieker Mutiny on the Bounty, werd hij op slag verliefd op de atol en ook wel een beetje op zijn tegenspeelster Tarita. In ’65 verwierf hij voor 99 jaar het eigendomsrecht van het hele koraalsnoer, alles bij elkaar zo’n twaalf groene vlekjes in de onmetelijke Pacific, voornamelijk bewoond door trekvogels.

Attachez vos ceintures”, roept de piloot achteloos over zijn schouder. Vlak naast het strand is er een smalle strook beton waarop hij zijn kist zwierig neermikt. Het eerste wat van boord gaat, is een lading stokbrood. Want jawel, Frans-Polynesië is een territoire d’outremer, met een eigen vlag en volkslied en een zekere autonomie. Maar de gendarmes en de reclame voor Lotto en de warenhuisketen Champion in het straatbeeld van Papeete doen er geen twijfel over bestaan: de invloedssfeer is en blijft onmiskenbaar Frans.

“Waar is het huis van Brando?” vraag ik aan Wesley, de uitbater van het enige hotel op Tetiaroa. Nu ja, hotel is veel gezegd. Twaalf strandhutten, kraakschoon maar zonder veel comfort, vooral aangewezen voor de adepten van een terug-naar-de-natuurvakantie. Een iets grotere hut doet dienst als bar, een andere als souvenirwinkeltje. Het wordt uitgebaat door Wesleys vrouw, een ver nichtje van Brando’s Tahitiaanse ex. Wesley schuift zijn hoed van palmblaren iets naar achteren en wuift vaag in de richting van de blauwe einder: “Daar ergens, op een van de andere eilandjes. Maar het is privé-domein, je mag er niet op.”

“Trouble in paradise”, denk ik, als ik achter Wesley door het kniediepe turkooizen water waad, op weg naar een motorbootje dat ons naar een broedplaats van exotische vogels zal brengen. Wie het Spaans benauwd kreeg bij het zien van de Hitchcock-klassieker The Birds, blijft hier beter weg. Honderden vlerken fladderen rond mijn suffe hoofd, ik krimp ineen bij de angstige gedachte elk moment door een plens vogelstront getroffen te kunnen worden. “Footbasson,” wijst Wesley naar een broedvogel met opvallend groene dikke poten, “White tern, Nudi…” Wesley is een demi, een verre nakomeling van een gemengd huwelijk tussen een Polynesische en een Europese kolonist, en behalve Tahitiaans en Frans spreekt hij ook een aardig mondje Engels. Mijn aandacht wordt getrokken door vagelijk obscene bruine worsten in het ondiepe water. “Zeekomkommers,” weet Wesley, “niet te vreten, tenzij je een Chinees bent. Chinezen vreten alles”, voegt hij er enigszins somber aan toe.

Het is dezelfde piloot van ’s morgens die ons ’s avonds weer komt ophalen. Een knappe zongebruinde dertiger met dat air van roekeloosheid dat veel overzeese Fransen hier hebben. Hij laat de motor een eeuwigheid brullen, in vele verschillende toonaarden, waarbij hij zelf nu eens geruststellende, dan weer bezorgde geluiden produceert. Ik kijk over zijn schouder naar de stuurknuppel van de afwezige copiloot die met een eind waskoord vastgesjord zit en vraag een beetje verontrust of er veel ongelukken gebeuren met deze kleine vliegtuigjes. Nee, dat valt mee: voor zover hij zich kan herinneren was er de laatste tien jaar maar één toestel vlak na het opstijgen in Papeete in zee gestort en alle passagiers waren ongedeerd naar de luchthaven teruggezwommen…

Als we ’s avonds dineren op het terras van het Beachcomber Parkroyal, roeien atletische jonge Polynesiërs hun lange kano’s met uitleggers een vurig oranje zonsondergang tegemoet. “Monsieur cannibale, laissez-nous passer”, zingt een mollige chanteuse met een charmant onvaste stem. Qua ironie kan het tellen, vooral omdat de Tahitianen veel minder openhartig zijn over hun kannibalistische verleden dan bijvoorbeeld hun Melanesische broeders in Fiji. Ik kijk naar het dramatische silhouet van Moorea, het zustereiland van Tahiti, en voor het eerst registreert mijn systeem ten volle dat ik me op een paradijselijk eiland in de Stille Zuidzee bevind.

Wie Tahiti zegt, denkt aan Gauguin, maar toeristen die verwachten er veel sporen van hem terug te vinden, komen bedrogen uit. In Papeete vertellen ze je met veel smaak het verhaal van de Amerikaan die een fortuin neertelde voor een vermolmd raam waar een ladderzatte Gauguin ooit doorheen gekropen zou zijn. De Britse schrijver Somerset Maugham had meer geluk. Toen hij in 1917 in Tahiti was om materiaal over Gauguin te verzamelen voor zijn roman The Moon and Sixpence, stuitte hij op een oude vrouw die zich herinnerde dat de artiste maudit de glazen panelen van een deur in een vervallen dorpswoning beschilderd had. Maugham kocht ze voor 200 Franse frank en verpatste ze later in de States voor 37.400 dollar. In 1965 ging in het Papeari-district aan de zuidkust van Tahiti een Gauguin-museum open waar je zijn turbulente levensloop kunt volgen en een overzicht krijgt van de huidige locaties van zijn meest bekende werken. De originelen die er tentoongesteld zijn, zijn helaas van dubieuze kwaliteit. Gauguin was trouwens vrij vlug uitgekeken op Tahiti, dat hij veel te verwesterd vond. De drie laatste jaren van zijn leven sleet hij in Atuona op Hiva Oa, een van de Marquesas-eilanden, op 1300 km ten noordoosten van Tahiti, waar hij op hetzelfde kerkhof begraven ligt als Jacques Brel.

In deze verkruimelde wereld verplaatst een mens zich met het vliegtuig. Op weg naar Moorea, het andere Bovenwindse Eiland vlakbij Tahiti, worden de twee stoelen naast mij ingenomen door twee robuuste volwassenen, een schuw kind en een roze plastic krokodil, in opgeblazen staat. Als ik die een beetje opzij duw, ontwaar ik onder mij een smaragdgroen eiland dat eruitziet als een slapende kamhagedis. Moorea schoot veel later uit de zee op dan Tahiti en de charme van zijn vulkaantoppen en weelderig begroeide hellingen is veel dramatischer. Het meest spectaculaire uitzicht biedt het Belvédère, vanwaar je uitkijkt over de kegel van Mount Rotui die tussen twee adembenemende baaien oprijst. Vlakbij ligt het Marae Titiroa, de grootste van een groep gerestaureerde tempels, waar vroeger oogstgewassen, vis, honden en varkens aan de goden geofferd werden. Mensenoffers kwamen maar uiterst zelden voor, beweert onze gids zuinig. De tiki, ruwe buikige sculpturen van goden en geesten, zijn grotendeels in musea terechtgekomen.

Kon-tiki, zo noemde de Noor Thor Heyerdahl het balsavlot met vierkant zeil waarmee hij in 101 dagen van Peru naar de Tuamotu-archipel voer om te bewijzen dat de Polynesiërs uit Zuid-Amerika afkomstig hadden kunnen zijn. Een schitterend avontuur, dat wel, maar tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat de eerste bewoners van Polynesië uit Zuidoost-Azië komen.

Dezelfde avond sta ik in de Tiki Village tussen twee halfnaakte en indrukwekkend getatoeëerde kerels die de basisbewegingen van de traditionele Tahitiaanse dans demonstreren. Het is altijd hetzelfde. Je kruipt zo ver mogelijk weg tussen de rest van de toeristen en toch slepen ze je het podium op. En dus zet ik gehoorzaam mijn voeten uit elkaar en probeer zo efficiënt mogelijk de ondulerende heupbewegingen van mijn kwelgeesten te imiteren. Naar de reacties van het publiek te oordelen is het effect allesbehalve erotisch. De rest van de show is dat wel: atletische kerels met een imposante hoofdtooi dansen een uitdagende vuurdans, slanke meisjes in een grasrokje en een beha van kokosnoten kantelen razendsnel en suggestief hun bekken terwijl hun bovenlichaam onbeweeglijk blijft.

Na het spektakel volgt een uitbundig en bijzonder smakelijk Tahitiaans banket waarvoor het voedsel in een traditionele oven bereid werd. De ahimaa is een rechthoekige en ondiepe put in de grond waarin het voedsel urenlang op gloeiende basaltstenen en onder verschillende lagen bananenblaren, vochtige jutezakken en zand gaar gesmoord wordt. De vis, kreeft, garnalen en het speenvarken worden individueel in blaren verpakt en bewaren zo hun eigen smaak. Hetzelfde geldt voor de fafa, stukjes kip en spinazieachtige tarobladeren gekookt in kokosmelk. Als dessert is er tropisch fruit, pasta van broodvruchten met warme kokos en poe, een pudding gemaakt van tapiocabloem, gebakken banaan en papaya. Lekker, maar aan de zware kant.

Frédérique heeft gemillimeterd haar en spillebenen onder zijn kaki shorts. En ik die dacht dat legioensoldaten ruwe bonken waren die alsmaar zongen dat er voor iedereen boudin is, behalve voor de Belgen. Maar deze legionair is tenger en op het schuchtere af. Na lang vissen kom ik erachter dat hij nu een paar dagen de toerist uithangt op Moorea, maar eigenlijk deel uitmaakt van een detachement dat op Mururoa de verlaten nucleaire testsite bewaakt. Waarom hij dienst genomen had in het legioen, wil ik weten. ” Une affaire de femme“, zegt hij vaag, wat ik bijna komisch vind klinken uit de mond van zo’n jonge jongen. En als ik vraag of hij niet bang is voor de radioactiviteit, haalt hij verveeld zijn schouders op. Wie Fransen op Tahiti aan de tand voelt over het Centre d’Expérimentation du Pacifique, maakt zich niet populair, heb ik al ondervonden. Toegegeven, Mururoa ligt op 1300 km van Tahiti en de laatste ondergrondse proefnemingen dateren van ’96, maar ik blijf het een pervers idee vinden om een van de mooiste en kwetsbaarste ecosystemen ter wereld met plutonium te vergiftigen. ” Tout ça, c’est fini maintenant“, sust Frédérique, maar het effect van het CEP op de Tahitiaanse economie duurt nog altijd voort. In de jaren ’80 werkte één Frans-Polynesiër op tien rechtstreeks of onrechtstreeks voor het centrum. En de lonen lagen hoog, dat was het bibbergeld dat de Fransen betaalden. Vijf jaar na het stopzetten van het nucleaire programma zijn de banen weg en is Tahiti meer dan ooit aangewezen op de toeristen. Die voor hun paradijselijke vakantie flink wat geld moeten neertellen.

Het Sofitel op Bora Bora werd ooit nog door Dino De Laurentiis ontworpen, producent van de superproductie Hurricane, die hier in ’79 werd opgenomen. Het viersterrenhotel werd intussen grondig vernieuwd en kreeg er in ’99 op een klein koraaleiland aan de overkant van de adembenemende lagune nog een vijfsterrenzusje bij: het Sofitel Coralia Motu, waar alles in de riante bungalows-op-het-water een geraffineerde luxe ademt. Geen wonder dat het hotel in het modieuze koffietafelboek Hotels of the World opgenomen werd. Of hij iets mist uit het vaderland, vraag ik aan de Belgische directeur Denis de Schrevel. “Lackmans van de kermis in Berchem”, antwoordt zijn vrouw prompt in zijn plaats. Maar voor hun twee opgroeiende kinderen is Bora Bora de Tuin van Eden.

Dit moet een van ’s werelds meest idyllische eilanden zijn, met massieve basaltrotsen boven transparante lagunes en heerlijke, met hibiscus omzoomde stranden. Uit de weelderige begroeiing wijzen acht grote kanonslopen dreigend de azuurblauwe lucht in, maar de Japanse verrassingsaanval kwam er nooit. De GI’s kwamen wél, alles bij elkaar zo’n 8000 stuks, terwijl er op het eiland maar zo’n 80-tal beschikbare vrouwen waren. Volgens de officiële statistieken kwamen daar 130 halfbloedjes van, die intussen ook al bijna allemaal oma of opa zijn. Maar sekstoerisme is hier een vrijwel onbekend verschijnsel. Daarvoor is de levensstandaard te hoog en de controle van de familie te groot.

Vanuit de lucht ziet Manihi er breekbaar uit: een krakeling met een randje poedersuiker omringd door het grote blauwe niets. De luchthaven bestaat uit een soort bushokje naast een aanlegsteiger vanwaar een motorboot ons naar het Manihi Pearl Beach Resort brengt.

Een halfuur later sta ik gebiologeerd naar mijn glazen salontafeltje te staren: er zwemmen tropische vissen onder. En ook mijn nachtkastje heeft zeezicht. Een paalwoning met een glazen-bodemeffect, het is weer eens wat anders. En dan heb ik het nog niet over de privé-steiger gehad die maakt dat ik bij wijze van spreken rechtstreeks vanuit mijn bed in zee kan duiken. Een schroefventilator met instant- Raffles-effect maakt de verrukking totaal.

Manihi is een motu, een vlak koraaleiland waarvan een cynicus zou kunnen beweren dat er niets, maar dan ook niets te zien is. Maar zelden neemt niets zulke oogstrelende vormen aan als hier: wuivende palmen boven hagelwitte verlaten stranden, waar enkel een haastig wegscharrelende krab of het geluid van een vallende kokosnoot de rust verstoren. Ik ken mensen die hier binnen de kortste keren knettergek zouden worden, maar ik zing het hier wel een paar weken uit.

Wie aan een verzetje toe is, kan per boot naar een parelfarm, waar de pinctadasmargaritiferas, grote oesters met zwarte lippen, geënt worden op een nucleus, wat in het beste geval na twee jaar een mooi egale zwarte parel oplevert. Aangezien dat maar in 30 tot 50% van de gevallen gebeurt, zijn de beroemde zwarte parels van Tahiti ontmoedigend duur. Vaianui Perles is de oudste parelfarm van de archipel en niet meer dan een oude loods. Een corpulente mama in een hobbezakkige missionarisjurk zwaait er de plak over een man met een slecht gebit en grove tatoeages, die in niets lijken op het kunstige naaldwerk dat ik tot nu zag. ” J’aime mon pays“, lees ik op zijn rug en ” Baby, I need you so, let’s go“.

Of ik geen zin heb om te leren duiken, wil Thierry weten. Zijn krullen zijn witblond gebleekt door zee en zon, zijn ogen hebben de kleur van aquamarijn. Ik begin stilaan te denken dat export-Fransen aan strenge esthetische normen moeten beantwoorden. Misschien is het uit zelfverdediging tegen opdringerige toeristes dat hij zo vaak met zijn schattig dochtertje op de arm rondloopt. Thierry is PADI-instructeur, en zoals hij het uitlegt, is diepzeeduiken doodsimpel: traag in- en uitademen, neus dichtknijpen om de oren te laten ploppen, in het midden van de duikbril drukken om het ingesijpelde zeewater te verwijderen. Fluitje van een cent, denk ik: ademen kan ik al heel lang en traagheid is mijn natuurlijke conditie. En niks geen tegeltjes tellen in het zwembad, hier gaat het meteen het diepe in. Zes meter onder de zeespiegel overvalt mij een lichte vorm van euforie. Eens ik doorheb dat schoolslag zwemmen onder water een beetje onnozel is en dat ik mijn armen dus beter naast mijn lijf hou, wordt de meermin in mij wakker: ik tuimel en glij, buitel en flipper. Als Thierry met twee vingers een kringetje vormt om te vragen of alles onder controle is, grijns ik als een gek. Koraal in de teerste tinten roze en lila. Vissen met strepen, vissen met stippen, in de meest onwaarschijnlijke kleurencombinaties: geel en zwart, geel en turkoois, turkoois en rood. Overmoedig begin ik de verschillende modellen namen te geven: daar zwemt een Freddy Willockx, daar een Eddy Wally. En die grote daar met zijn wrede bek en driehoekige rugvin is een… haai! Maar het beest, toch zo’n anderhalve meter lang, zwemt met superieure achteloosheid langs mij heen. Middelbare dames in rubberverpakking zijn duidelijk niet zijn idee van een lekker hapje. Thierry wil meer lucht in mijn zwemvest pompen om mij weer naar de oppervlakte te sturen, maar ik stribbel tegen: hier wil ik nog lang niet weg.

Als ik later in mijn eentje op het strand zit bij te komen, komt er een man met grijs stekelhaar en doordringende lichte ogen naast mij zitten. De kok van het hotel, die ooit in Perpignan een eigen restaurant dreef. “Je suis le meilleur ami du père amer”, voegt hij eraan toe, alsof dat bij een Belgische journaliste een licht moet doen opgaan. Eerst kijk ik hem niet-begrijpend aan, dan heb ik hem: Le père Haemers, de vader van Patrick Haemers. We filosoferen over het dramatische lot van de diverse leden van de Haemers-clan en over het leven in het algemeen en ik kan alleen maar concluderen dat Fransen de meest uiteenlopende redenen hebben om in le territoire outremer hun geluk te beproeven. ” Mais je déteste cet endroit”, zucht Philippe. ” On y crève d’ennui.” En met een verachtelijke blik op een bruine jongen met kunstig getatoeëerde wenkbrauwen: ” Et il n’y a que des pédés ici.Je voudrais vivre en Ecosse.” Ik kijk naar de palmbomen en naar de strakblauwe lucht met barbe à papa-wolken en Schotland komt me zo onwerkelijk voor dat ik hard moet lachen.

Die nacht barst er boven Manihi een tropisch onweer los. De ventilator zoeft, de regent klettert zwaar op het rieten dak. Als het ophoudt, knip ik het licht rond mijn hut uit en laat me naakt in zee glijden. Het water is lauw en als ik bewegingloos op mijn rug drijf, stralen boven mij de vier heldere sterren van het Zuiderkruis. Schotland is de laatste plek waar ik nu zou willen zijn.

Praktisch

Tahiti heeft het hele jaar een maritiem tropisch klimaat; de gemiddelde temperatuur bedraagt 25° C. Tussen november en april valt de meeste regen, in die periode kunnen er ook orkanen voorkomen.

Reisdocumenten: een internationaal paspoort, geldig tot zes maanden na de voorziene vertrekdatum uit Tahiti, volstaat. Er zijn geen speciale inentingen vereist.

Geld: neem Franse franken of dollars mee, ter plaatse te wisselen in F CFP (Francs Pacifics). 100 F CFP = 5,5 FF. In hotels en grote winkels kunt u ook met kredietkaarten terecht.

Meer informatie krijgt u bij het Maison de Tahiti et ses îles, 28 boulevard Saint-Germain, 75005 Paris, Tel. +33-1-55 42 61 21, fax +33-1-55 42 61 20, e-mail: tahiti@calva.net

Lezen: Tahiti Handbook, Moon Travel Handbooks; Fodor’s South Pacific Handbook.

Weekend Knack verbleef in de volgende hotels: Tahiti Beachcomber Parkroyal (Papeete), Moorea Beachcomber Parkroyal, Sofitel Coralia Marara (Bora Bora), Manihi Pearl Beach Resort en Outrigger Hotel Tahiti (Papeete). Meer informatie over deze hotels vindt u in de South Pacific, go as you please-brochure van Air New Zealand, een luchtvaartmaatschappij die qua service met de betere Europese kan wedijveren. Vliegen naar Tahiti kan via Londen en Los Angeles. Info: Air New Zealand Sales Services, Tel. 03-202 13 55, internet: www.airnz.co.nz

Linda Asselbergs / Sylvain Grandadam (Isopress-Sénépart)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content