Al dertien jaar zingt Suzanne Vega over eigen lief en andermans leed. Een loopbaan, met grillige bochten en rare spelingen van het lot, samengevat op de compilatie “Tried and True”. Tijd voor een evaluatie: “Ik ben hier met een missie.”

Velen zien haar nog altijd als een gevoelig, onschuldig meisje. En dat ondanks haar leeftijd: Suzanne Vega is ondertussen al bijna-veertiger. Wanneer ik tegenover haar zit in een hotel in Parijs, zit dat jeugdige er inderdaad nog altijd in zit. Maar haar ondeugend lachje associeer ik eerder met een ravottende kwajongen. Ik stel me voor dat ze op tournee probleemloos one of the boys wordt en ik zie haar duchtig mee aangebrande moppen vertellen. Ik vermoed ook dat ze haar dochtertje Ruby geen educatief verantwoorde boeken voorleest, maar dat ze juist een voorliefde heeft voor verhalen met kinderen die nooit willen gaan slapen, enkel snoep eten en hun ouders en leerkrachten tot wanhoop drijven.

Al wie hoe dan ook een eenzijdig beeld van Suzanne Vega heeft en haar blijft aanzien als een braaf wicht, raad ik aan eens goed te luisteren naar haar verzamel-cd “Tried and True”. Een album dat haar grilligheid mooi illustreert.

De twee nieuwe songs op de verzamel-cd zijn soberder dan de nummers op je vorige twee albums. Met de akoestische gitaar weer op de voorgrond.

Suzanne Vega: Dat heb ik bewust gedaan. Ik vond niet dat ik wild en experimenteel kon beginnen doen op een retrospectieve. Ik wou niemand afschrikken. Het is in zekere zin een terugkeer naar wat ik in het prille begin deed. Noem het op een muzikale manier achterom kijken. Ik hou van zo’n terugblik. Ik verzamel zelf verzamel-cd’s. Die twee nummers, een popsong en een ballad, vormen een mooie afsluiting. Irriterende muziekjes zouden niet zo’n mooi slot gevormd hebben, wel?

Zie je dit als het einde van een hoofdstuk?

Zo voel ik het toch, ja. Al heb ik geen benul van wat het volgende hoofdstuk zal worden.

Je sprak zonet over wilde experimenten. Voor jou moeten de wilde jaren dus nog komen?

Dat zou wel interessant zijn. Wie weet? Normaal gezien heb je die wilde jaren wanneer je jong bent. Ik wil het wel eens andersom proberen. Ik heb hoe dan ook even een pauze nodig. Wat daarna komt, zien we wel.

In het nummer “Book & a Cover” zou je een verwijzing kunnen zien naar de manier waarop het imago van een artiest een vals beeld kan creëren. Merk je vaak dat mensen je verkeerd beoordelen?

Dat is nu net iets waar ik het altijd al verschrikkelijk moeilijk mee heb gehad. Ik weet bijgod niet hoe ik voor een camera moet poseren, bijvoorbeeld. Het stoort me hoe mensen een stempel op je kunnen drukken op basis van hoe je er op een bepaald moment uitziet. In Engeland stelt zich dat probleem het meest. Eindeloze discussies zijn daar gevoerd over het vraagstuk of ik nu een frêle, seuterige dame ben of niet. Enkele jaren geleden waren mijn tengere gestalte en mijn bleke huid nog vaak onderwerp van gesprek. Vooral voor vrouwen blijkt het belangrijk te zijn hoe ze zich presenteren. Wil je als een vrouw overkomen waar niet mee te sollen valt, dan speel je het rockmeisje. Zie Pat Benatar. Maar hoe je het ook draait of keert, het blijft iets kunstmatigs hebben. Ook die zangeressen die de sexy babe uithangen, zijn vals. Ik vind het idioot om zo met je look bezig te zijn. Daarom wou ik “Book & a Cover” op deze plaat. Het is inderdaad een commentaar op mijn carrière. Beoordeel het boek niet, afgaande op de kaft. Het andere nieuwe liedje “Rosemary” gaat over hoe ik herinnerd wil worden.

Nu klinkt het alsof je laatste uur is geslagen en “Tried and True” als je testament gelezen moet worden.

(lacht) We gaan allemaal dood. Eens komt de dag. Dat hou ik altijd in m’n achterhoofd. Vanaf m’n zevende ben ik me daar al van bewust. Ik denk vaak aan de dood. Al geloof ik niet dat m’n einde al zo dichtbij is. Hoewel, dat weet je nooit.

Je kan maar voorbereid zijn.

Dat probeer ik toch, ja. Daarom hou ik niet van half werk. Ik denk nooit: ach, ik heb nog alle tijd van de wereld. Ik wil alles altijd zo snel mogelijk in orde hebben.

Om je een voorbeeld te geven van het valse imago waarover ik sprak: ik schrok me een hoedje toen ik ergens las dat je een ongelooflijk fuifbeest bent.

Het klopt nochtans. Als ik op gang kom, ben ik niet meer te stoppen. Bij mij is het alles of niks. Wanneer ik thuis zit, ben ik met geen stokken buiten te krijgen. Maar als er ergens een feestje is, ben ik degene die om acht uur ’s morgens de keet sluit. Zo van: waar is iedereen nu naartoe? Zo ben ik nu eenmaal, ik focus me altijd op één ding en daar ben ik dan niet meer van af te brengen.

Als je dan toch zo graag fuift: nooit gedacht aan een dansplaat?

Gedacht wel, ja. Een elektronische dansplaat lijkt me amusant om te maken. Maar nu Madonna dat al gedaan heeft… Tenzij er een heel goeie reden voor is, zal ik me er toch niet direct aan wagen. Het lijkt me een grappig idee om als zijprojectje te doen, gewoon voor de lol. Maar ik heb momenteel te veel belangrijke dingen aan m’n hoofd om daar tijd voor te maken. Mijn aandacht wordt totaal opgeslorpt door mijn moederschap, het zoeken naar een vaste stek in New York en een paar prioritaire projecten.

Projecten, zeg je. Bedoel je samenwerkingen met collega’s, zoals onlangs met Joe Jackson?

Niet meteen. Al was die met Joe best leuk. Ik mocht op zijn “The Seven Deadly Sins” de stem van de lust vertolken. Ik had de link met die hoofdzonde niet meteen verwacht, dus dat was wel grappig. De kans bestaat dat ik in de lente een filmrol speel, maar ik moet er nog eens goed over nadenken.

Da’s gevaarlijk: muzikanten die gaan acteren.

Ja, als je er niks van terechtbrengt, ga je inderdaad plat op je gezicht. Daarom hou ik het ook nog even in overweging. Ik wil niet over één nacht ijs gaan. Eerst wil ik me afvragen of het écht de moeite is om er m’n energie in te steken. Ondertussen schrijf ik alvast nieuw songmateriaal.

Maar je gelooft wel dat je het acteren aankan?

Ik heb het al gedaan. In de juiste omstandigheden kan ik het tot een goed einde brengen, ja. Op de unief speelde ik altijd excentriekelingen. Echte karakterrollen. Mensen waar mentaal iets mis mee is. De personages die filmmakers me doorgaans voorstellen, zijn een vreemde mix. Ofwel word ik gevraagd om in de huid van een non te kruipen, ofwel in die van een prostituée. Het zijn altijd extremen, iets tussenin zit er nooit bij. Zo werd ik gepolst voor “Sister Act”. Ze wilden een zingende non met rood haar. Jonathan Demme heeft me indertijd ook de rol in “Miami Blues” aangeboden, die uiteindelijk naar Jennifer Jason Leigh ging. Op dat moment zag ik dat niet zitten. Ik moest een hoer spelen, wat op zich geen bezwaar voor me was. Maar ze was echt wel simpel van geest, op het stupide af, en dat leek me toen niks voor mij. Het karakter waar ik voorlopig nog geen nee tegen heb gezegd, is een heel gewoon meisje dat een martelares wordt. Ze wordt op het einde van die road movie vermoord. Een kloosterling, een hoer of een martelares: dat is de keuze. Maar ik voel me gelukkig geen van de drie.

Als je je loopbaan overschouwt, moet je vaststellen dat je met “99.9°F” de grootste stap hebt gezet.

Jazeker. Ik voelde dat die stap toen nodig was, maar besefte ook dat het avontuur maar van tijdelijke aard was. Ik wou wel even van die industriële geluiden proeven, maar zag me niet Nine Inch Nails achterna gaan. Nu wil ik terug naar de eenvoud. Maar ik vond het op dat moment fantastisch om te doen. Ze vragen me wel eens of ik spijt van iets heb en of ik niet jaloers ben op PJ Harvey of Liz Phair. Het antwoord is negatief. Ik heb altijd gedaan wat ik wou doen. Ik heb er steeds uitgehaald wat in me zat. De drang om mezelf en m’n gitaar weer centraal te zetten, is weer groter geworden. Ik heb het gevoel dat ik nu dieper kan gaan, precies omdat ik een tijdje dat zijpad heb bewandeld.

De confrontatie met Mitchell Froom ten tijde van “99.9°F” is belangrijk geweest. Niet enkel voor jou als mens, want hij werd je man, maar ook als zangeres.

Ja, zijn visie is ongewoon. Hij kijkt verder dan de meeste producers. Ik was er niet zeker van dat hij met mij in zee zou willen. Toen ik hem contacteerde, had hij een overvolle agenda. Hij is een workaholic, weet je. Altijd bezig. Daarom gaf ik m’n demo aan drie producers en vroeg ik hen om suggesties te doen, als een soort test. De eerste zei dat de songs al perfect waren en dat hij er niets meer aan kon toevoegen. Die kon ik dus al niet gebruiken. Ik zou betaald hebben om hem niets te laten doen. De tweede vond dat ik maar een rapplaat moest maken. Die heb ik ook snel bedankt, omdat ik de indruk had dat hij van een andere planeet kwam. Mitchell kwam met het zinnigste voorstel. Hij zei eigenlijk wat ik hoopte dat hij zou zeggen, namelijk: dat de nummers wel goed waren, maar dat ze meer kleur nodig hadden. Het mocht van hem wat risicovoller en extremer. Daar kon ik volledig inkomen. Hij daagde mij uit. Ik ken geen enkele producer die werkt zoals hij. Hij legde het zo uit: dat hij de bastaard ging blootleggen die ik werkelijk was. Op dat eigenste ogenblik wist ik niet of ik dat als een compliment moest zien. Maar wat hij bedoelde, was dat ik bij m’n debuut in ’85 onthaald werd als troubadour, maar dat ik daar niet puur genoeg voor was. Er zaten méér invloeden in me dan alleen folk. Mitchell heeft de kronkels die altijd al in m’n teksten zaten muzikaal vertaald. Ik vond dat ik me dankzij hem op een juistere en directere manier kon uitdrukken. In m’n eentje zou ik daar niet in geslaagd zijn. Het was niet alleen voor mij een uitdaging, maar ook voor mijn publiek. Ik hoopte een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Fans die me nooit écht begrepen hadden, haakten af, maar ik won tegelijk ook nieuwe harten. Door de jaren heen zijn de mensen gaan beseffen dat ik beide kan: een akoestische set brengen én lawaai maken.

Er staat op je compilatie slechts één nummer uit “Days of Open Hand”. Is dat het enige album waar je ontevreden over bent?

Ik vond een song als “Tired of Sleeping”, wat nochtans een logische keuze was geweest, veel te traag klinken. Die plaat mist tempo. De liedjes op zich zijn niet zo slecht. Hoe dan ook, ik hou van dat album inderdaad niet zo als van mijn andere platen.

In interviews uit die tijd las ik dat je heel vermoeid was van het toeren en dat je jezelf opsloot om songs te schrijven. Dat lijken mij niet de perfecte omstandigheden om een meesterwerk af te leveren.

Ik zou het in ieder geval niet overdoen. Thuis werken is niks voor mij. Dan kom ik nog alleen tot introspectie en verlies ik alle perspectief. Ik moet naar buiten gaan. Het liefst schrijf ik nog samen met andere muzikanten. Ik laat me aansteken door hun energie. Zit ik thuis, dan raakt niets af. Toen moést ik me echter een tijd lang terugtrekken. Ik was te veel een publieke figuur geworden. “Luka” was een groter succes geworden dan ik ooit had durven dromen. Het leidde tot overexposure. Iedereen verwachtte vanalles van me.

Een jongen die ik ken die zelfmoord pleegde, vroeg op z’n begrafenis “The Queen and The Soldier” te spelen. Een mooi compliment vind ik dat.

Het is vreemd om zo’n verhaal te horen. In een bepaalde periode van m’n jeugd was muziek de enige link met de buitenwereld die ik had. Ik zat constant naar platen te luisteren. Ik weet dus hoe belangrijk dat voor iemand kan zijn. M’n zus en ik hadden een zware discussie toen Jerry Garcia van Grateful Dead gestorven was. Heel wat fans rouwden om hem, omdat het voelde alsof een familielid was heengegaan. M’n zus vond dat die fans zich illusies maakten. Dat die mensen geen échte intieme band met Garcia konden hebben. Ze beeldden zich dat enkel in, zo redeneerde ze. Ze trok de lijn naar mij door. Omdat we samen zijn opgegroeid en ik haar vroeger altijd in slaap zong, beschouwt ze mij zo’n beetje als haar bezit. Daarom gaat ze er ook van uit dat mijn fans mij niet om aandacht mogen bedelen. Zij is de enige die de ware Suzanne kent, zo beweert m’n zus. Ik begreep haar irritatie met betrekking tot de dood van Garcia niet. Ik geloof dat mensen een hechte spirituele band met hun idolen kunnen hebben. Een band die net zo goed echt is als een bloedverwantschap. Wanneer ik naar Leonard Cohen, Lou Reed of Bob Dylan luister, word ik daardoor gesterkt. Toen ik Leonard Cohen uiteindelijk ontmoette, bleek hij ook de man te zijn die ik me had ingebeeld. Ik voel niet de behoefte om rond z’n huis te sluipen of zo, maar ik ben blij dat zijn werk er is. Ik ervaar z’n oeuvre overigens niet als deprimerend. Integendeel, ik kikker ervan op. Als ik iemand anders ook zo’n warm gevoel kan geven, dan is dat toch prachtig!

Je songs blijken beschadigde mensen troost te geven. Toen “Luka” uitkwam, werd je overspoeld met brieven over kindermisbruik.

Daarom was dat voor mij ook een verwarrende periode. Enerzijds was er die enorme populariteit die ik niet had verwacht. Overal waar ik kwam, kreeg ik enthousiaste reacties. Ik ontving voortdurend felicitaties van mensen uit de bizz. Het was één groot feest. Maar tegelijkertijd vertelden fans mij hun levensverhaal en voelde ik me daar meer betrokken bij dan ik had vermoed. Ik las over gruwelijkheden die ik niet voor mogelijk hield en verbaasde me erover hoe sterk die mensen wel waren om zich daardoor te slepen. Het was heel bizar en stresserend. Ik moest een balans zien te vinden tussen de vreugde om het succes en het omgaan met de ellende van die fans. Ik heb er veel tijd in geïnvesteerd en iedereen die me schreef persoonlijk geantwoord. Ik liet hen weten dat ik apprecieerde dat ze me in vertrouwen namen, dat ik begreep hoe erg het voor hen was, maar dat ik een lijn moest trekken. Kijk, ik kon niet meer doen dan ik al had gedaan. Het was emotioneel gezien heel uitputtend. Weet je, ik heb een vreemde carrière. Normaal kan je ze niet noemen. Al m’n successen zijn rare spelingen van het lot geweest. Ik begin meer en meer te geloven dat ik voorbestemd ben. Dat ik in een bepaalde richting wordt gestuurd en dat m’n persoonlijke gevoelens daaromtrent van geen tel zijn. (lacht) Nee echt, volgens mij ben ik hier met een missie. Naarmate ik ouder word, ga ik me steeds meer een deel van een groter geheel voelen.

Ik hoop dat je je intussen toch een beetje amuseert met je carrière.

Me amuseren? Met m’n carrière? Nee hoor, ik worstel er eerder mee.

Op dat moment komt dochter Ruby eraan gerend. Ze geeft mama een dikke knuffel en ik besef waar Suzanne Vega zich wél mee amuseert. Straks zal ze, voor het slapengaan, weer zo’n lekker stout verhaaltje opdiepen. Durf ik wedden.

“Tried and True” van Suzanne Vega is nu uit bij A&M/Polygram.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content