Na dertig jaar is Supertramp en vogue dankzij de revival van de progressieve rock en hun echo’s die je bijvoorbeeld hoort in de muziek van Air. Hun vorige concert in ons land was in twintig minuten uitverkocht. Rick Davies doet op de nieuwe cd ‘Slow Motion’ dan ook weinig moeite om de succesformule van de seventies te wijzigen.

Peter Van Dyck

Niet dus. Misschien vreest Davies een confrontatie met Hodgson, omdat deze laatste zich de voorbije jaren een minstens even grote bewaker van de echte Supertramp-spirit heeft getoond.

Hodgson was zo dom en naïef geweest om zijn ex-collega na de split het recht op de groepsnaam te gunnen, hoewel hij de auteur was van hits als Dreamer, Lady, The logical Song en Take the long Way Home.

De royalty’s zijn beide heren hoe dan ook blijven toevloeien, want de catalogus van Supertramp verkoopt al sinds de introductie van de cd opnieuw als zoete broodjes. Reken daarbij nog de herontdekking van de progressieve rock (zie Weekend Knack van 5 december 2001), een vakje waarin de Britse groep gecatalogiseerd werd, hun invloed op groepen van nu en het gegeven dat onlangs hippe vogels als Macy Gray, Shaggy en Alanis Morissette de oude hit Give a little Bit coverden voor een commercial van kledingmerk GAP.

In het titel- en openingsnummer van hun nieuwe cd Slow Motion geeft Rick Davies met de combinatie van elektrische piano en castagnetten al meteen een vette knipoog naar The logical Song uit het meest tot de verbeelding sprekende hoofdstuk uit het verleden, Breakfast in America.

“Er staan op deze plaat songs uit heel verschillende periodes”, begint Davies zijn relaas. ” Gold Rush dateert zelfs uit 1970. De tekst is gedeeltelijk geschreven door de oorspronkelijke gitarist van Supertramp. Het is een nummer waarmee we al véél gerotzooid hebben, maar pas nu viel het echt in zijn plooi.”

‘Tenth Avenue Breakdown’ is de meest aparte song van de cd. Grimmig en dreigend.

Rick Davies: Daar ben ik drie jaar geleden aan begonnen. Het heeft lang geduurd voor het zijn definitieve vorm vond. Het is een gecompliceerde song.

Waar gaat het over?

Het is een beetje tongue in cheek. Het baadt in een grootstedelijke sfeer. Het verhaaltje zou zo uit een comics-boekje kunnen komen. Een gegoede man speelt de hoofdrol. Hij raakt in een ‘verkeerd’ deel van de stad verzeild. Hij wil naar een striptent en vindt drugs. Iemand probeert hem dronken te voeren. Het ontaardt in een gevecht, waarbij hij zijn belager doodt. Uiteindelijk wordt hij gearresteerd. Het klinkt misschien ernstig, maar neem het alsjeblief niet te serieus. Het leek me een leuk verhaaltje om een song aan op te hangen, dat is alles.

Doe je dat het liefst: verhaaltjes verzinnen?

Niet noodzakelijk. Ik wil mezelf in het schrijfproces niet beperken. Sommige songs spruiten voort uit mijn persoonlijk gevoelsleven, andere zijn pure fantasie. Het kan tekstueel alle kanten uit. Bee in your Bonnet is een abstract schilderij. Daarbij was mijn enige zorg: regels schrijven die mooi klonken. Zonder op de betekenis te letten. John Lennon was daar een kei in. Een nummer als I am the Walrus, prachtig, maar vraag me niet om het te verklaren.

Er staan op de plaat twéé songs over bijen.

Ja. ( lacht) Sting in the Tail is ook weer een heel oud nummer. Die tekst lag al heel lang in mijn lade. Ik ben heel blij met de manier waarop we die in een song hebben gegoten. Ik hou van het arrangement, van de dialoog tussen sax en trompet. Opnieuw: geen nummer met een duidelijke boodschap. Spelen met woorden, meer is het niet.

De comebacktournee die volgde op het vorige album ‘Some Things never change’ was een eclatant succes. Heeft dat je verrast?

Toch wel. We hadden van de concertpromotoren al te horen gekregen dat de ticketverkoop bijzonder goed liep, maar je hecht daar niet zoveel geloof aan, tot je daadwerkelijk in die zalen staat. De reacties bij de start van de tournee waren echt overweldigend. Dat was een van de fijnste momenten in mijn lange carrière. Vaststellen dat de mensen ons na al die jaren nog graag hoorden, gaf een enorme voldoening.

Het is wel opmerkelijk na negen jaar stilte. Het moet zijn dat het publiek Supertramp heeft gemist.

Dat zou je kunnen stellen, ja. Ik had voordien al de indruk dat er nostalgie in de lucht hing. Plots werden onze oude songs weer op de radio gespeeld. Ik vermoed dat zoiets in cycli verloopt. Na een tijd ben je ineens weer in. Ik voelde dat er weer interesse was. De tijd was rijp om een nieuwe plaat te maken. Omdat we zo lang niet meer hadden getoerd, zaten we ook heel fris. Ik vond het aangenaam en allerminst vermoeiend, ook al speelden we in totaal 102 shows. Enkel de laatste twee weken voelde ik dat ik aan rust toe was.

Het live-album dat toen opgenomen werd, heette dus niet voor niets ‘It was the best of Times’. Misschien is het zo dat je nu meer kunt genieten?

Ik neem aan van wel. Ik kan me nu veel beter ontspannen. Omdat je een beter muzikant bent en veel ervaring hebt, ben je niet meer bang voor fouten. Je neemt alles ook filosofischer op. Als je dan toch nog eens een fout maakt, raak je niet zo snel meer gedeprimeerd. Je wordt ouder en wijzer, hè.

‘Dead Man’s Blues’ is geen song die een jonge gast zou schrijven.

Dat nummer heeft niet echt betrekking op mezelf, maar op iemand die niet goed weet waarom hij op deze planeet is gezet. Hij probeert uit te zoeken hoe zijn leven toch zin zou kunnen krijgen. Het nummer heeft een aureool van mystiek.

Ben je zelf nog een rusteloze zoeker?

Op muzikaal vlak ben ik nog altijd op ontdekkingstocht. De wil om klassiekers te schrijven, is onveranderlijk mijn drijfveer. Ik geloof dat de songs altijd zullen blijven komen. Maar als mens? Ik ben niet zo spiritueel. Zeker niet religieus. Ik geloof in de schoonheid van het leven hier en nu. Met een leven na de dood ben ik niet zo bezig. Van het bestaan daarvan moet ik nog overtuigd worden. Je zou kunnen stellen dat ik een agnosticus ben. Ik ben niet moedig genoeg om luid te roepen dat ik een atheïst ben. (lacht) Ik ben een twijfelaar.

Hoeveel moeite doe je om nieuwe muziek te ontdekken?

Ik blijf hoe dan ook binnen mijn gebied. Ik ben geïnteresseerd in songs. Ik hou van de standards van iemand als Gershwin. Ze leiden een eigen leven, ik heb hun geheimen nog niet kunnen ontrafelen.

De sound van ‘Slow Motion’ verschilt niet gek veel van die van jullie platen uit de jaren zeventig. Spreekt de nieuwe technologie je niet aan?

We gebruiken die toch wel, hoor. Het ProTools-computerprogramma heeft zeker zijn nut. Het vereenvoudigde het werk, want we wonen allemaal ver van elkaar. Ik heb een nieuwe stek gevonden in Long Island, John Helliwell woont nog in Engeland, enkelen leven in Los Angeles. We konden thuis iets opnemen en het aan elkaar doorspelen. De nieuwe technologie maakt het mixen ook makkelijker. Je kan bij het monteren tempo’s aanpassen en intro’s inkorten. Omdat we over geen al te groot budget beschikten, heb ik wel wat geknipt en geplakt. Dat is handig, zolang de machines jou niet gaan leiden in plaats van omgekeerd. Ik hoop dat je niet hoort dat we soms onze toevlucht tot die knip-en-plaktechniek hebben gezocht, want ik wilde een natuurlijke sound.

Stoort het je dat de recente albums meer Rick Davies- dan Supertramp-muziek worden genoemd?

Wie dat beweert, heeft het mis. Ik zie Supertramp nog altijd als het perfecte vehikel voor mijn songs. Ik kan me geen betere groep inbeelden.

Is het groepsgevoel nog even sterk als in de hoogdagen van ‘Breakfast in America’?

Absoluut. Luister maar naar de liveplaat It was the Best of Times. Daar ben ik echt trots op. Daarop hoor je duidelijk een groep. Uiteraard is er een verschil met vroeger. De jeugdige exuberantie van weleer zijn we kwijt. Toen John en drummer Bob Siebenberg er in ’74 met de plaat Crime of the Century bij kwamen, vormden we voor het eerst een solide band. Voordien was het spartelen, maar toen kwam er muzikaal én commercieel een klik. We kweekten een livereputatie en introduceerden videoprojecties.

Op ‘Slow Motion’ hoor je een belangrijke rhythm-and-bluesinvloed. Het is sinds ‘Famous last Words’ in ’82 dat je de zwarte muziek een prominente plaats in het Supertramp-palet gaf.

Dat is altijd mijn inbreng geweest. Nu ik zo goed als de enige songschrijver in de groep ben, komt die invloed nog meer tot uiting dan voorheen. Dat opent perspectieven, want met die muziek kom je sneller tot een volwassen geluid. Als je jazzinvloeden laat binnensluipen, oogt dat minder onnozel dan wanneer je als een jonge hengst nog rock-‘n-roll zou willen maken.

Je hebt ook de geschikte stem om blues te zingen.

Waarschijnlijk wel, ja. Hopelijk houdt mijn stem het nog een tijdje uit.

Ben je daar bang voor?

Als je ouder wordt, nemen de risico’s toch toe. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik nog nooit, zoals sommige leeftijdgenoten, een show heb moeten stilleggen omdat de stem het begeeft. Ik had het bij de start van de opnames van dit album toch wel wat moeilijk, omdat ik een tijdje inactief was geweest. Het is niet evident om na zo’n stille periode weer die kracht in de stem te krijgen.

Naast dat fysieke ongemak lijk je toch wel vrede te kunnen nemen met je leeftijd. De titel ‘Slow Motion’ alleen al spreekt boekdelen.

Je bedoelt dat ik trager word? (lacht) In het titelnummer spreek ik mijn ergernis uit over die constante zoektocht naar the next thing. De mensen nemen de tijd niet meer om ervaringen te absorberen. Als ik tv kijk en de mensen observeer, die rondhollen met hun gsm’s en laptops, dan vraag ik me af: missen we niets?

De hoes verwijst daar ook naar: iemand die rustig een boek zit te lezen tussen al die drukke zakenlui.

Die man met het boek is wellicht iemand van mijn generatie, die niet begrijpt waar die jonge mensen zich zo druk om maken.

Je bent onlangs Los Angeles ontvlucht.

We zijn naar Long Island verkast. De familie van mijn vrouw woont daar. Ik had na 23 jaar ook wel genoeg van L.A. We leven nu in een kalmere omgeving. Al worden we in de zomer overspoeld met toeristen.

Had je tijdens de lange pauze vóór ‘Some Things never change’ behoefte aan een normaal leven?

Absoluut. Het was heerlijk: ik speelde elk weekend tennis. Ik had weer een sociaal leven. Trok tijd uit voor vrienden. Maar die muziekmicrobe zit in je, daar kan je niet aan ontsnappen. Ook als Supertramp ooit stopt, zal ik de muziek niet kunnen opgeven. Ik wil ooit nog iets in de jazz doen, al hangt daar heel wat snobbery rond. In die sabbatsjaren speelde ik veel blues. Met vrienden. Daar is overigens de nieuwe Supertramp uit gegroeid.

Welk type mens heb je nodig in Supertramp?

We zijn allen mensen die een rustig en harmonieus leven appreciëren. Het heeft iets kunstmatigs: met een groep toeren en voortdurend op elkaars lip zitten. Ik heb met Supertramp veel geluk gehad. We weten wanneer we elkaar met rust moeten laten. We blijven vriendelijk tegen elkaar en waken erover dat we ons gevoel voor humor niet verliezen. Ik zou het on the road niet uithouden als we met van alles naar elkaars hoofd gooiden. Heel die rock-‘n-rollmythe van tv-toestellen uit het raam keilen: belachelijk. Op tournee slaat de eenzaamheid weleens toe. Dat hoort er nu eenmaal bij. Je moet het zo zien: voor zoveel mensen kunnen optreden, is een privilege. Daar moet je dankbaar voor zijn.

‘Slow Motion’ van Supertramp is uit bij EMI. In concert op 11 mei in het Sportpaleis in Antwerpen.

Rick Davies: “Als je als oudere muzikant jazzinvloeden laat binnensluipen, oogt dat minder onnozel dan wanneer je als een jonge hengst nog rock-‘n-roll zou willen maken.”

Rick Davies: “De wil om klassiekers te schrijven, is onveranderlijk mijn drijfveer.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content