Het ‘Stratosphere Hotel & Casino’. Met het eerder timide bedrag van twintig dollar waag ik me aan de fruitautomaat. Precies zeven minuten later slikt de eenarmige bandiet mijn laatste kwartje in. Gelukkig is er ook voor wie geen fortuin wil vergokken wat te beleven in Las Vegas.

:: Deze week in Knack: een voorpublicatie uit ‘Las Vegas’ van Bart Vandormael.

Er zijn qua pure spektakelwaarde weinig plekken die zich kunnen meten met Las Vegas Boulevard bij valavond. Achter de replica-skyline van Manhattan die boven hotel New York, New York uittorent, baden de toppen van de Spring Mountains in de gloed van de zonsondergang. De Eiffeltoren van Paris, Las Vegas ziet er haast feeëriek uit, net als de pallazi van The Venetian. Toeristen in trainingspakken vergapen zich aan al het fonkelende neon. Iets verderop stappen meisjes in avondjurken en jongens in scherpe maatpakken in een stretched limo. Even later gaan de schijnwerpers aan in de top van de piramide van het Luxor-hotel. Het is, naar verluidt, het enige bouwwerk buiten de Chinese muur dat van op de maan te zien is.

Het is officieel : Las Vegas is weer hip. It-girls als Paris Hilton, Britney Spears en Lindsay Lohan komen er fuiven. Jonge goden als Matt Damon en Ben Affleck spelen er poker in de exclusieve high stakes rooms. De lounges van hotels als The Palms, het MGM Grand en Caesar’s Palace kunnen zich meten met de hipste clubs van New York en Los Angeles. Sin City leeft als nooit tevoren.

Groter, duurder, extravaganter

Het hart van Amerika’s Stad der Zonden is Las Vegas Boulevard, beter bekend als The Strip : vijf kilometer casino’s, hotels, shopping malls, trouwkapellen, en vooral : ontzaglijk veel neon. Op één kruispunt kun je hier de Empire State Building en het Vrijheidsbeeld zien, het middeleeuwse kasteel van het Excalibur-hotel en de twintig meter hoge gouden leeuw van het staalblauwe MGM Grand ; dat alles gelardeerd met honderdduizenden lichtjes, muziek, en reusachtige televisieschermen die de attracties aanprijzen.

Duik de casino’s in en de wereld wordt nog surrealistischer. In Paris, Las Vegas speelt men roulette onder een reusachtige gietijzeren Parijse metro-overkapping. De wegwijzers leiden naar Les Shops, Le Buffet en, ja, zelfs Les Restrooms. In de gokzalen van Caesars Palace zitten oudjes met glazige ogen naar de gokautomaten te staren, de ene sigaret na de andere opstekend terwijl ze als afwezig in hun plastic bekers vol kwartjes grijpen.

Door de eindeloze winkelgalerijen van The Venetian, compleet met een overdekt San Marco-plein, lopen kanalen waarop je rondvaarten kan maken in Venetiaanse gondels. Een Italiaanse man aan de kant windt zich op omdat zijn geliefde niet op tijd in de houding staat om met het voorbijglijdende bootje op de foto te kunnen.

Qua ongewild ironische momenten kun je in Vegas je vingers aflikken. Maar de stad is bijzonder serieus als het om geld verdienen gaat. De laatste vijftien jaar heeft Las Vegas een ongekende bouwwoede meegemaakt. Oudere hotels hebben plaatsgemaakt voor steeds grotere, duurdere en vooral spectaculairdere paleizen van vermaak. In het MGM Grand, het op één na grootste hotel ter wereld, zou je dertien jaar en acht maanden moeten verblijven om in elk van de 5005 kamers te slapen, als je iedere nacht van kamer wisselt. In de lobby van het Luxor is er plaats voor negen jumbojets. De 356 meter hoge toren van het Stratosphere is het hoogste Amerikaanse gebouw ten westen van de Mississipi. Het Las Vegas Hilton heeft ieder jaar 153.000 nieuwe kaartspellen en 8500 dobbelstenen nodig. En Bally’s verbruikt per jaar vierhonderd miljoen meter wc-papier.

In Las Vegas geldt : het kan nooit buitensporig genoeg. Het Bellagio, een veertig verdiepingen hoge imitatie van een Italiaans dorpje, heeft naast de Strip een imitatie van het Comomeer aangelegd, compleet met honderd meter hoog spuitende fonteinen. En dat in een woestijnstad, waar gewone mensen exorbitante boetes krijgen voor waterverspilling. Het Venetian heeft een eigen filiaal van het gerenommeerde Guggenheim-museum. Het MGM Grand pakt uit met een heus leeuwenhabitat. Net niet zo spectaculair als het aquarium van het Mandalay Bay. Vanuit een gezonken galjoen ziet u daar meer dan veertig haaien om u heen zwemmen.

Wie fysieke kicks wil, kan naar New York, New York, waar een achtbaan zich op duizelingwekkende hoogte om de imitatiewolkenkrabbers heen slingert. Maar dat is nog niks vergeleken met de achtbaan op het dak van de Stratosphere-toren. Hebt u dan nog geen flanellen benen, dan kunt u zich, ook al op het dak van het Stratosphere, wagen aan de X-Scream, een soort wipplank die u negen meter over de rand van toren laat glijden, waar u een paar seconden schijnbaar gewichtloos blijft hangen, op 270 meter van een gewisse dood.

Naar het evenbeeld van de maffia

Op Fremont Street in downtown Las Vegas treffen twee vrijgezellenfeestjes elkaar. Er wordt heen en weer geroepen. Men drinkt bier uit plastic Amerikaanse voetballen. En, voorspelbaar : een meisje laat haar borsten zien. Geen minuut later heeft er zich een dronken menigte verzameld.

Fremont Street heeft de ambiance van het oude Las Vegas. Geen megacasino’s hier. Wel goedkope striptenten en gokzalen die klanten lokken met steaks voor 3,99 dollar en kreeft voor een paar dollar meer. Het is de sfeer van de klassieke gangsterfilms. Meest recent : Ocean’s Eleven, met George Clooney, Julia Roberts en Brad Pitt, werd op deze straat geschoten.

Ironisch of niet : Las Vegas werd in het midden van de achttiende eeuw gesticht door mormonen. De stad was een stoffig gat. Tijdens de Depressie zag het ernaar uit dat ze ten dode opgeschreven was, tot het bestuur van de staat Nevada op het lumineuze idee kwam om gokken en prostitutie te legaliseren.

Het eerste casino, het El Rancho, opende zijn deuren in 1941. Het eerste echte megacasino, The Flamingo, ging open in 1946. De bezieler van The Flamingo was de Newyorkse gangster Benjamin ‘Bugsy’ Siegel, die een jaar na de opening al neergekogeld werd. Tegen die tijd was duidelijk dat Las Vegas een goudmijn was. Het ene casino na het andere verscheen op de Strip. De maffia schiep Las Vegas naar haar eigen evenbeeld : chic en stijlvol, maar ook decadent en ranzig.

De grote dagen van Las Vegas kwamen in de vroege jaren zestig toen The Rat Pack (Frank Sinatra, Dean Martin, Sammy Davis Jr. en enkele illustere anderen) zich er tussen hun filmopnames door te buiten gingen aan vrouwen, drank, drugs en poker, en de toeristen verrasten met onaangekondigde optredens. De burgerlijke fifties waren voorbij, Amerika leefde in weelde enVegas was de vrijplaats waar alles kon, en meestal ook daadwerkelijk gebeurde.

Blote navels

Eind jaren tachtig was Las Vegas op zijn retour. Tijd voor actie, en die kwam er met een campagne om de stad familievriendelijk te maken. Het werd een flop. Eén man haalde Vegas uit het slop : hotelmagnaat Steve Wynn, die in snel tempo The Mirage, Treasure Island en het Bellagio uit de grond stampte. In Wynns zog verschenen het Excalibur, Mandalay Bay en het vernieuwde MGM Grand op de Strip.

Onder de slogan What happens here, stays here (‘Wat hier gebeurt, blijft hier’), prijst de stad zich dezer dagen alweer onbeschaamd aan als een Mekka voor zondaars. De kitscherige topless revues en striptenten zijn nooit echt weggeweest. Nieuw zijn de glitzy nachtclubs.

Het epicentrum van het hippe nachtleven bevindt zich in hotel The Palms. Ghostbar en Rain in the Desert, respectievelijk op het dak en in de kelder van The Palms, zijn de etablissementen waar Paris, Britney en de andere beroemde blote navels zich komen vermaken. In navolging van The Palms hebben ook de andere hotels hun nachtelijke attracties opgewaardeerd. Rumjungle in het Mandalay Bay beroemt zich op de grootste rumcollectie ter wereld. Light in het Bellagio is een favoriete bestemming voor celebrities als Tobey Maguire, Gisèle Bundchen en Owen Wilson. En Pure, de etherisch witte club in Caesar’s Palace, is deels eigendom van Céline Dion, basketballer Shaquille O’Neal en het tennisechtpaar André Agassi-Steffi Graf.

Al die nieuwlichterij heeft ervoor gezorgd dat ook de laatste bastions van het oude Las Vegas zich moeten reppen om gelijke tred te houden. Op Fremont Street komt de opschudding rond het bloteborstenmeisje tot rust wanneer de FremontExperience begint. Het vier blokken lange afdak dat de straat overdekt, verandert in wat het grootste computerscherm ter wereld moet zijn. Minutenlang staat iedereen met open mond op te kijken naar de explosie van licht, kleur en loeiharde housemuziek. Het is wanstaltig, het is volkomen over the top, maar û eerlijk is eerlijk û het is ook ronduit adembenemend.

De harige benen van Liberace

Zeggen dat Las Vegas fake is, is een understatement van formaat. Las Vegas is geheel opgetrokken uit illusies. Peperdure Überkitsch. Maar tegelijkertijd is Vegas volkomen authentiek zichzelf. ‘Een reis naar het hart van de Amerikaanse Droom’, noemde de pas overleden schrijver Hunter S. Thompson het in zijn standaardwerk Fear and Loathing in Las Vegas uit 1971. Terecht : Vegas is een stad die eigenlijk niet kan bestaan, in het midden van de woestijn. Op dromen van snel fortuin bouwde men hier fantasiepaleizen die maar één doel hebben : de dromers zo snel mogelijk hun geld afhandig maken. Als metafoor voor Amerika kan het tellen.

Wie naar Las Vegas gaat, doet er goed aan om zijn zin voor scepsis thuis te laten. En om dan naar het Liberace-museum te trekken, dat gevestigd is in een aftands winkelcentrum, twee kilometer van de Strip. De hoogbejaarde kassabediende vraagt vrij van enige ironie of u ook het optreden van de lokale Liberace-imitator wil meepikken. Dat Liberace, die in 1987 aan aids stierf, homoseksueel was, verzwijgt men hier zedig. Zijn kostuumcollectie laat echter weinig ruimte voor twijfel. Bont, pluimen, glitter : Liberace was een gay pride-optocht op zijn dooie eentje.

De Strip is nog steeds aan de erfgenamen van Liberace. Las Vegas is het olifantenkerkhof van de hitparade. Vergane gloriën als Barry Manilow, Gladys Knight of The Platters kunt u hier avond na avond zien. Voor Céline Dion is er in Caesar’s Palace zelfs een hoogsteigen imitatie-colloseum gebouwd. Ze treedt er elke avond op, week na week, jaar na jaar, en ad infinitum.

Cash en vergiffenis

In een uithoek van The Forum, het marmeren winkelwalhalla van Caesar’s Palace, onderstut door twintig meter hoge Griekse kariatiden, stoten we op een door volautomatisch bewegende standbeelden opgevoerd koningsdrama over de val van Atlantis, dat gepaard gaat met een hels gedonder van vuur, rook en bliksemschichten. Wanneer het allemaal te veel wordt voor een vierjarige uk die het aankijkt van op de schouders van zijn vader, besluit pa om de belendende Niketown in te vluchten.

In de Sports Book van Caesar’s Palace, waar je û de naam zegt het al û op allerlei sportmanifestaties kunt wedden, hebben tweeduizend mensen zich verzameld voor de Super Bowl, de finale van het American football. De Sports Book ziet eruit als het mission control-centrum van de Nasa, met zijn metershoge televisieschermen, waarop de wedstrijd en alle bijbehorende statistieken rechtstreeks te volgen zijn. Er hangt elektriciteit in de lucht, want er zijn verschillende weddenschappen van meer dan een miljoen dollar geplaatst.

Over een miljoen dollar gesproken : we hebben er eerder die dag één zien liggen. Het was te winnen in het Las Vegas Hilton, waar het in briefjes van twintig en honderd dollar uitgestald lag voor de ingang van de Star Trek Experience. Een miljoen dollar past, net als in de film, in een Samsonite-koffertje. En geloof mij : het doét wat met een mens. In het bijzijn van zoveel geld voelt ook wie zich vrij achtte van begeerte de hebzucht opsteken in zijn ingewanden.

Na een paar dagen Las Vegas nestelen het nooit aflatende gebliep van de gokautomaten, het geknipper van honderd miljoen lichtjes en de nerveuze uitgelatenheid van de tienduizenden mensen om je heen zich als een constante, elektrische achtergrondruis in je achterhoofd. Deze stad is zo surrealistisch dat bijkomend drugsgebruik eigenlijk niet te rechtvaardigen is, schreef zelfs psychedelica-goeroe Hunter S. Thompson. En dat was in de vroege seventies, toen Vegas lang nog niet zo overweldigend was.

Cash & Redemption, belooft het loket in de hoek van Ceasar’s Palace. ‘Redemption’ betekent in Vegas-bargoens het uitbetalen van gewonnen goktickets. In bijbelse zin betekent het ook : vergiffenis. En als er aan één ding nood is in de Stad der Zonden, is het dát wel.

Tekst Tom Vandyck I Foto’s Marc Goldchstein

Het is officieel : Las Vegas is weer hip. Sin City leeft als nooit tevoren.

Trouwplannen ? Een lief, twee paspoorten en 55 dollar volstaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content