‘Modeproloog’ toont met rennerstruitjes in het Stedelijk Modemuseum van Hasselt dat mode invloed heeft op de wielersport en omgekeerd.

Pascale Baelden

Regenboogtruien, leiderstruien en ploegtruien, in het Stedelijk Modemuseum van Hasselt hangen ze allemaal broederlijk naast elkaar. Op het eerste gezicht misplaatst, maar in de stad van Steve Stevaert kan alles, zolang het maar drempelverlagend is en in functie staat van de ‘gewone’ burger. Na het openbaar vervoer lijken nu ook de musea in Hasselt een breder publiek te dienen, deze keer niet door gratis toegang, wel door een toegankelijke programmatie. En omdat van 8 tot 13 oktober de wereldkampioenschappen wielrennen op de weg door de groene Limburgse provincie trekken, komt er een grootse tentoonstelling. Benieuwd of de wielertoeristen hun pauze in het Modemuseum zullen doorbrengen in plaats van aan de toog.

Die toog hoort al jaren bij het imago van de ontelbare colonnes toeristen die elk weekend de Vlaamse wegen domineren. In het spoor van bekende ambassadeurs als GuyVerhofstadt en Mark Uytterhoeven zoeken ook steeds meer managers het zadel op. Op zaterdagochtend ruilen ze hun maatpak voor een strak kruippakje om vervolgens als fluorescerende sandwichmannen het land te doorkruisen.

Voor een modeminnend mens blijft het een kwelling voor het oog. Al die fluokleuren op overhellende bierbuikjes. Enkele ontwerpers hebben al verdienstelijke pogingen ondernomen om deze sportoutfit te restylen. Zo ontwierp Walter Van Beirendonck eind jaren tachtig de leiderstruien van de Torhout-Werchter Classic. In 1994 stak Chris Mestdagh wielerploeg Vlaanderen 2002 in het geel. En begin dit jaar haalde Mario Cipollini de krantenkoppen in een flashy zebrastrepenpak, getekend door de flamboyante Italiaanse designer Roberto Cavalli. In eigen land ontwierp Stijn Helsen, Hasselts bekendste modeontwerper, speciaal voor de tentoonstelling een exclusief wielertruitje. Het zal verkocht worden in het museum en via Toerisme Hasselt op beurzen en wielerevenementen.

Tot zover de (weliswaar beperkte) invloed van mode op de wielrenner. Tegelijkertijd geeft de tentoonstelling een overzicht van het wielrennen in de mode. Ontwerpers als Jean-Paul Gaultier, Karl Lagerfeld voor Chanel en Montana lieten zich halverwege de jaren tachtig inspireren door de spannende fietsbroekjes. Niet zozeer de sport vonden ze hip (zoals dat bij surfen bijvoorbeeld wel het geval was), maar de gebruikte hightechstoffen zoals lycra en spandex verleidden de ontwerpers.

“Het zijn vooral die technische innovaties die gezorgd hebben voor een kledingrevolutie in de wielersport”, zegt Colette Coenegrachts, conservator van het Stedelijk Modemuseum. “In het begin van de twintigste eeuw fietste men nog in een alledaags plunje. Vrouwen droegen een zedige rokbroek of bloomer, de heren een kniebroek of knickerboxer. Later werd wol vervangen door katoenen tricot, maar de echte doorbraak kwam er pas bij de lancering van nylon en lycra. Tegelijkertijd werd ontdekt dat vormgeving een invloed kan hebben op snelheid. Het betekende de doorbraak van aĆ«rodynamische kleding en de vervrouwelijking van de sport. Wielrenners deinzen er sindsdien niet voor terug om te verschijnen in strakke, roze pakjes, terwijl de mansvrouwen van het eerste uur nu zijn opgevolgd door sexy blondines op de fiets.” Kortom: voor het eerst in haar geschiedenis kreeg de sport zowaar sex-appeal. De media-aandacht voor mooie jongens als Frank Vandenbroucke en Mario Cipollini heeft zeker niet alleen met hun prestatie op de fiets te maken. Eddy Merckx reed in zijn tijd veel harder, maar zoveel show bleef ondenkbaar.

* De tentoonstelling ‘Modeproloog’ loopt van 8 juni tot 30 december. Stedelijk Modemuseum Hasselt, Gasthuisstraat 11, 3500 Hasselt, 011 22 17 73, www.modemuseum.be.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content