Iedereen kan brouwen, maar goed bier vraagt flink wat stielkennis, ervaring en een meer dan gemiddelde toewijding. En het moeilijkste komt achteraf: het bier verkopen. Brouwerij Sterkens uit Meer koos tien jaar geleden voor een bijzondere aanpak. En die loont.

De Belgische biermarkt is de moeilijkste ter wereld, want oververzadigd. Belgen lusten een goed glas bier – en meerdere zelfs – maar trop is te veel. Ons landje telt een honderdtal brouwerijen die een veelvoud van bieren produceren. Als je weet dat Interbrew meer dan de helft van de binnenlandse markt in handen heeft, dat daarnaast Haacht en Alken-Maes ook sterke merken in huis hebben, blijft er niet veel “markt” meer over. Voeg nog enkele middelgrote maar nationaal bekende spelers als Duvel-Moortgat, Palm en de Trappisten toe aan de rekening en de rest van de koek wordt wel heel klein. De tijd dat de heren brouwers het veelal tot burgemeester schopten en met de notaris en postmeester in café De Goudfazant de avondkrant konden bespreken, ligt dan ook al ver achter ons. Vandaag is de brouwersstiel hard en onzeker geworden.

Brouwerij Sterkens draagt een lange en gestoffeerde geschiedenis mee. Waarschijnlijk is de brouwerij nog ouder, maar het eerste geschreven document dat naar bier verwijst, is een notarisakte uit 1731. Dat jaar koopt Cornelis Sterkens zijn deel na een familiale verdeling, onder andere ” een huyzing met brouwerij“.

Zeker is dat met Stan Sterkens nu al de veertiende generatie de brouwerij leidt. Het grensplaatsje Meer, deelgemeente van Hoogstraten, ligt zeer landelijk in de Kempen. In zulke streken maakte de brouwerij lang deel uit van een boerenbedrijf. Ook Sterkens sloot de boerderij pas een aantal decennia geleden en concentreerde zich vanaf dan op het brouwen. Sterkens groeide uit tot de grootste in de streek. Tot een tiental jaar geleden draaide de brouwerij op volle toeren en bevoorraadde met een eigen distributie zo’n 500 cafés.

Een stevige poot onder het succes van Sterkens was – en hier gaat misschien een lichtje branden – de Ster-Ale, een amberkleurig bier dat tot aan de Antwerpse grenzen als lokale pint vlot over de toog schoof. Tot Antwerpen, want in ’t Stad drinken ze natuurlijk hun eigen speciale, het fameuze Bolleken.

Grappig is dat Sterkens ook toen al buiten de grenzen bekend was. Zo schrijft een Nederlandse bierliefhebber in zijn webstek: “In de jaren zeventig haalt mijn vader zijn eerste Belgische biertjes bij brouwerij Sterkens in Meer.”

De laatste decennia veranderen de gewoonten. Het cafébezoek daalt en meteen het aantal cafés. De afzet van Sterkens en de Ster-Ale krimpt en er is niet direct een alternatief. Rond 1990 bezint de familiebrouwer zich over de toekomst en overweegt zelfs even het vuur onder de ketel te doven om zich toe te leggen op distributie. Het loopt gelukkig anders, Sterkens kiest voor inkrimping, diversificatie én een beperkte maar opvallende aanwezigheid in de rekken. De brouwer verkoopt alle horecacontracten aan Haacht, die in één klap sterk vertegenwoordigd is in de Kempen.

Sterkens had al iets speciaals op de markt, de Poorter. Genoemd naar een vrije inwoner van een stad is het bier in 1985 gebrouwen voor de kersverse stad Hoogstraten, die dat jaar de oude stadstitel officieel terugkreeg. Het bier wordt afgevuld in genummerde aarden kruiken, maar de vraag is zo groot dat de Poorter in productie blijft en meteen geëxporteerd wordt. Een afvulling in aarden kruiken lijkt eenvoudig maar is dat niet. Aardewerk houdt vloeistoffen als jenever perfect in de fles, maar is eigenlijk niet geschikt voor gassen onder druk. Een gewone kruik laat het CO2-gas beetje bij beetje ontsnappen, waardoor het bier “plat” wordt. Sterkens zocht en vond een fabrikant die ook gasdichte kruiken kon leveren, die het bier dus perfect bewaren.

De Poorter wordt samen met de Sint-Sebastiaan Dark en Grand Cru, ook verpakt in kruiken, de basis van Sterkens’ succesverhaal. Die naam verwijst naar de oude dorpsherberg Sint-Sebastiaan, naast en eigendom van de brouwerij Sterkens, waar de plaatselijke schuttersgilde lokaal houdt. In de Dark overheerst vooral caramel en wat bitter uit gebrande mout, naast flink wat fruitigheid en een zweempje zoet. De Grand Cru houdt het op moutig-zoetig zonder veel andere accenten en mist daarom wat karakter. Zo lijkt het bitter in het staartje wel toegeknepen. Een voller alternatief is het Bokrijks Kruikenbier, de in de kruik hergiste versie van de Sint-Sebastiaan Grand Cru.

De eerste buitenlandse successen boekt Sterkens in Italië, dat gek is op Belgisch speciaalbier. Later volgen Frankrijk, Nederland, de VS en Japan. Vandaag is het rijtje nog langer, de brouwer exporteert liefst 90 procent van zijn jaarlijkse productie (7000 tot 8000 hl). Sterkens wil wel verkopen in België en doet dat ook, maar verkopen met een gezonde winstmarge gaat toch makkelijker in het buitenland. Hoewel, wat heet makkelijk.

Stan Sterkens: “Bier exporteren is moeilijker dan het lijkt. Je moet niet alleen kwaliteit leveren, je weet ook dat bier niet altijd goed behandeld wordt. Ook bij dure Franse kasteelwijnen komt het voor dat een container urenlang ergens op een kade in een blakende zon blijft staan, waardoor de temperatuur in de container oploopt tot 60°C of nog hoger. Dat zijn bijna pasteurisatietemperaturen, die de smaak van het bier wel degelijk kunnen beïnvloeden. Daar dien je dus rekening mee te houden.

In Amerika zijn er zeer strenge eisen, die dan nog verschillen per staat. Bier wacht er dezelfde strenge controles als tabak en vuurwapens. Soms exporteren we onder andere namen, zo kon onze St.-Sebastiaan Grand Cru niet door de controle, omdat men van oordeel was dat Grand Cru te veel aan wijn doet denken. Alles samen laten we 200 etiketten drukken om elke exportmarkt ter wille te zijn. Dat vergt nogal wat oplettendheid van onze inpakkers, ja.

Exporteren naar een bepaalde markt blijft ook niet lonend. Italië was voor veel brouwers een prima afnemer, maar de markt krimpt. De Belgische speciaalbieren waren er de eerste en genoten er een exclusieve en exotische status, vandaag bewerken ook Guinness en Murphy (Heineken) de Italiaanse markt met Ierse bierpubs. Daar kun je natuurlijk geen St.-Sebastiaan bestellen. Ook in Frankrijk en Nederland is het vet van de soep. Zeker in Nederland zien we dat de lokale brouwers, die zich decennialang tot pils beperkten, nu ook eigen speciaalbieren gaan produceren. Het amberbier van Palm en De Koninck scoort zeer goed bij onze Noorderburen, vraag is wat er gaat gebeuren nu Heineken een eigen amberbier heeft en natuurlijk dát aan zijn eigen cafés zal opleggen. Ook in de VS doen kleinere brouwers van speciaalbieren gouden zaken, niet elke Amerikaan houdt fanatiek aan zijn Bud of Miller. Bier exporteren betekent eeuwig zoeken naar nieuwe markten, omdat je zeker weet dat de omzet in elk land vroeg of laat kan krimpen.”

De kruikenbieren van Sterkens doen het vooral rond nieuwjaar goed, maar de standaardmaat voor een degustatiebier blijft natuurlijk 33 cl. Probleem is hier dat het Belgische aanbod (ook in het buitenland) zo geweldig ruim is. Sterkens heeft er wat op gevonden: het liet bij Verlipac een nieuwe, opvallende fles ontwikkelen. De zeer ranke fles is een drietal centimeter hoger dan het klassieke trappistenflesje en valt zo meteen op in de winkelrekken. Als naam voor het gamma heeft men gekozen voor St.-Paul, naar de verdwenen abdij die zich vroeger in Meer bevond. De vier St.-Paulbieren dragen een opvallend felgekleurde folie om de hals: geel voor Blond, diepblauw voor Special, rood voor Double en groen voor Triple.

Alles kan natuurlijk beter, en via contacten op de Italiaanse markt werkt Sterkens naast de kruiken en de slanke 33 cl-flesjes nog een bijzonder elegante verpakking uit. Basis is een Italiaanse wijnfles van een halve liter, onderaan vrij breed en lichtjes conisch uitlopend via een glooiende hals tot een langgerekt flessenhoofd. Die vorm is in Italië zeer gewoon, niet alleen voor wijnen, maar ook voor de beroemde aceto balsamico van Modena. De flessen worden in Duitsland gecoat: lichtgrijs met zwarte stipjes voor de Triple en zwart met goudkleurige puntjes voor de Double. In de brouwerij worden ze gevuld, krijgen ze een goudkleurige folie om de stop mee en worden voorzien van een etiket. Manueel, want de conische buik laat geen machinale etikettering toe. Kers op de taart: aan de hals hangt met een geel touwtje een minifolder met info over het bier.

Het aldus verpakte St.-Paulbier heeft alles om de meest veeleisende consument te verleiden, maar de bijzondere fles en al dat handwerk maken de verpakking duurder dan het bier zelf.

Tijd om even onder de mantel te piepen en de St.-Paulbieren met neus en tong te beoordelen. De St.-Paul Blond is een ongefilterd lichtblond bier. Het geurt en smaakt zoetig, moutig en licht kruidig. Ook wat fris citrusachtig zuur is merkbaar. In de nasmaak overheerst het zoetige, wat het nochtans lichte bier (5,3 % alc. vol.) minder geschikt maakt als doordrinker. De St.-Paul Special is niets anders dan de vroegere Ster-Ale “nieuwe stijl”, een fruitig en moutig amberkleurig bier met vooral in de staart flink wat hopbitter. De naam “Special” verwijst – net als de Speciale Palm – ondubbelzinnig naar de oorspronkelijke benaming van deze bierstijl, de Speciales Belges.

De Double houdt er hetzelfde geuren- en smakenpalet als St.-Sebastiaan Dark op na, zij het dat alles wat forser en voller overkomt. De St.-Paul Triple houdt net als de Sebastiaan Grand Cru de zachtheid in ere, behalve als het om hopbitter gaat. Gebaseerd op de St.-Sebastiaan Grand Cru krijgt deze Triple aan het einde van het kookproces wat hop mee. Die drooghopping verleent bier een bitterig karakter. Ook Orval wordt drooggehopt, en dan begrijpt u wel wat bedoeld wordt. Toch manifesteert het hopbitter zich vooral in de geur en in de nasmaak, minder in het evenwichtige middengebied dat vooral naar zuivere mout smaakt.

Conclusie? De vernieuwing bij Sterkens werkt wel degelijk. De brouwerij produceert minder volume dan vroeger, maar is springlevend. De resolute keuze voor opvallende en stijlvolle verpakkingen pleziert het oog en waarschijnlijk ook vele verzamelaars. Sommige bieren missen wat karakter of hellen naar moutig-zoetig, maar de St.-Paul Double en vooral de drooggehopte Triple bieden een meer dan gemiddelde kwaliteit in het glas.

Dat Stan Sterkens van bier houdt, bewijst zijn hobby: de huis- en microbrouwerij. Zulke kleinschalige installaties staan meestal opgesteld in horecazaken of bij fanatieke semi-professionele thuisbrouwers. Sterkens bezoekt sinds de jaren tachtig veel van die brouwerijtjes, maar treft zelden grote kwaliteit aan. Bier brouwen kan iedereen, maar goed bier blijven brouwen is andere koek.

Bovendien is het bij kleinere hoeveelheden moeilijker om de kwaliteit constant te houden. Net als de champagnehuizen beschikken grotere brouwers over vele vaten die geproefd, afgewogen en gemengd worden tot het gewenste resultaat in het glas verschijnt. Microbrouwerijen hebben die luxe niet en moeten daarom zeer zorgvuldig werken.

Stan Sterkens: “Vooral in Japan en de VS durven microbrouwers zeer ver te gaan. Onvoorstelbaar wat ik al gezien heb. Ze zijn verzot op Belgisch bier, willen ons imiteren, maar weten niet goed waar de klepel hangt. Ze mengen er maar op los, voegen kruiden toe, laten verschillende gisten los op de brouwsels, noem maar op. Het resultaat is veelal een ondrinkbaar bier, gewoon slecht, geïnfecteerd of gebrouwen met veel te veel ingrediënten, zodat het een rommeltje wordt.”

In 1994 wordt Sterkens door een Japanse klant gevraagd of hij kan helpen bij het starten van een huisbrouwerij. Dat kan, meer nog, uit die vraag groeit de St.-Sebastiaan Belgian Microbrewer, kortweg SBM.

“Iedereen kan makkelijk de nodige apparatuur aankopen en installeren. Dan heeft men ongeveer een tiende in huis om te kunnen slagen. Het ontwikkelen en brouwen van een goed bier vormen de volgende vier tienden. Dan zit de kleine brouwer nog maar halfweg: de andere vijftig procent inspanning zit in goed blijven brouwen.

Stel je voor: kennissen raden je aan ergens een glas bier te proeven en uitgerekend jouw glas is niet te drinken. Een huisbrouwerij onderhouden is niet moeilijk, maar vraagt toch flink wat kennis en een blijvende ondersteuning. Precies dat willen wij de huisbrouwers aanbieden: niet alleen de apparatuur, maar vooral onze ervaring.”

SBM zoekt leveranciers, en dat zijn niet noodzakelijk brouwerijspecialisten. Zo laat het tanks vervaardigen door een firma die nog nooit brouwtanks gemaakt had.

Na de installatie krijgt de klant een intensieve opleiding in het bedrijf. Buitenlanders verblijven vaak een maand in België. Sterkens levert ook de receptuur op maat van de klant: de eigen brouwingenieurs hebben genoeg kennis in huis om op bestelling het recept van de gewenste bieren uit te werken. De klanten kunnen ook later altijd een beroep blijven doen op Sterkens, desnoods reist een ingenieur naar Japan om het probleem te detecteren.

Natuurlijk is die service niet echt goedkoop. De ervaring leert dat een café jaarlijks zo’n 500 hectoliter moet tappen om leefbaar te zijn. Boven die omzet begint het feest voor de uitbater pas echt: bier brouwen is op zich goedkoop, terwijl hij de gangbare horecaprijzen kan hanteren. Alle kosten en winsten die handelaars en transporteurs terecht inbrengen, vloeien direct in de kassa van de huisbrouwer.

Proeven van bieren uit de installaties van Sterkens kan in Franrijk, Japan, Taiwan, maar ook bij ons. Een recent voorbeeld is de Brugse Bierkaai, waar men de drie eigen bieren kan proeven in typische glaasjes in een houten houder. De Brugse Bierkaai heeft niets te maken met de vroegere Amsterdamse Bierkaai, een nogal ruige buurt. Vechten tegen de mannen van de bierkaai was onbegonnen werk, vandaar de uitdrukking. In Brugge gaat het er rustiger aan toe.

Ook drie bieren in huisbrouwerij ’t Pakhuis in Antwerpen. De zaak huist in een ruim pand aan de Vlaamse Kaai. De houten vloer en de oude bakstenen zorgen voor een warme sfeer. Nog warmer is de heerlijke moutgeur die op een brouwdag alle hoekjes en kantjes vult. Mout (ontkiemd en daarna gedroogd graan, de basis van het brouwproces) ruikt prikkelend zonder echter opdringerig te zijn en wekt zin op, zowel in een goed glas als in een smakelijke schotel.

Vooraan in het café-restaurant prijkt de koperen brouwzaal, achteraan steken de lagertanks half ondergronds. Het koper is er maar voor het oog: de eigenlijke ketels zijn uitgevoerd in inox. U drinkt er het Antwerps Blond, een ongefilterde en dus troebele, wat zoetige frisse dorstlesser. Het Antwerps Bruin kleurt prachtig warmbruin, bijna als rood koper. Het smaakt vrij licht met wat pittige pieken en vooral caramelmoutig. De afdronk is relatief droog en zeer aangenaam.

Trots van de brouwer is Ne Bangelijke, met 9,5 % alc. vol. een zware klepper. In dat heerlijke bier vermengen mout, wat zoetige toetsen en flink wat bitter (want goed gehopt) zich in een perfecte harmonie. Het blijft ook in de lange afdronk harmonieus en foutloos. Een bijzonder bier, en met verstand te drinken, want het loopt wel zeer vlotjes binnen.

’t Pakhuis vult zijn bieren voor thuisgebruik ook af in sierlijke liter- en tweeliterflessen. Te degusteren binnen een tweetal weken, want het bier wordt niet gepasteuriseerd. Vaste klanten kunnen er hun goed gespoelde flessen opnieuw laten vullen. ’t Pakhuis heeft verder een gevarieerde spijskaart en besteedt veel aandacht aan biergerechten.

Brouwerij Sterkens kan door zijn beperkte infrastructuur geen bezoekers meer ontvangen. Proeven kan in de dorpsherbergen, kopen in de vlakbij gelegen supermarkt of de plaatselijke drankenhandel. U vindt zijn flessen ook in gespecialiseerde zaken.

Brouwerij Sterkens, Meerdorp 20, 2321 Meer, Tel. 03-317 00 50, fax 03-317 00 59.

De Brugse Bierkaai, Nieuwstraat 9 (tussen ’t Zand en de Markt), Tel. 050-34 38 00, fax 050-33 35 32. U kunt er ook snacks bestellen.

’t Pakhuis, Vlaamse Kaai 76, Antwerpen, Tel. 03-238 12 40, fax 03-238 68 14. Het brouwproces en zeker de bijbehorende moutgeur is een belevenis. Er wordt niet elke dag gebrouwen, vooraf telefoneren is aan te raden.

Bob Magerman / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content