STEPHAN JANSON Vrouwen zijn geen idioten die elk seizoen van kleerkast veranderen
Vroeger assistent van Kenzo, eeuwig bewonderaar van Saint Laurent, ooit medewerker van Diane Von Furstenberg, binnenkort ontwerper van Pucci, altijd volledig zijn charmante zelf. “Sinds ik compleet mijn zin doe, gaat het almaar beter”, zegt Stephan Janson.
S tephan Janson is jongensachtig spontaan voor zijn veertig jaar. Iemand die, zoals de Amerikanen zeggen, een kamer kan doen oplichten met een glimlach. Erg ontwapenend ook, zoals hij ons door de collectie loodst. Hij neemt een jurk uit het rek en zegt: “Kijk, stelt niet veel voor, hé.”
“Eigenlijk vind ik een jurk het mooist als je niet weet waar ze begint of eindigt”, zegt hij. “Als je niet ziet hoe de naden lopen en je je afvraagt hoe je ze aantrekt. Op de kapstok lijken mijn jurken vaak nergens op. Neem nu deze vormeloze lap fluweel; dat zet toch helemaal niet aan tot passen? Maar kijk wat er gebeurt als ik hem rond je lichaam plooi! Mijn klanten weten ondertussen dat ik vrouwen aankleed en geen kapstokken, zij vinden het prachtig. Maar ik heb het in het begin vaak mogen horen: dit krijg je nooit verkocht, het heeft absoluut geen hanger appeal.”
Stephan Janson doet wel vaker tegendraads. Vorig seizoen liet hij uitsluitend zwarte dames defileren, als reactie op het Italiaanse racisme. “Ik heb er klanten door verloren”, zegt hij. “Ze zeiden: als hij dan per se voor zwarten wil werken, moet hij maar aan hen verkopen ook.” Zijn collectie zit vol stijlelementen die inkopers op hun absolute-misserslijstje zetten. “Toen ik vier seizoenen geleden begon, kreeg ik van de showrooms een toptien van dingen die ik beslist niet mocht leveren. Je kent dat wel: geen capuchons, geen mouwloze jurken, geen open rug, geen wijde broeken, geen hoge splitten… Allemaal zaken waar ik eigenlijk veel van hield, maar als beginneling dacht ik: zij zullen wel beter weten. En wat blijkt… Mijn eerste twee collecties liepen heel slecht omdat het compromissen waren. Pas toen ik besliste gewoon mijn zin te doen, kwam het commerciële succes. Omdat ik een slecht karakter heb, ga ik nu elke keer dat niet-doen-lijstje af. Als om te zeggen: haha, het verkoopt mooi wel.”
Jansons collectie is er een vol joie de vivre en elegantie. Er zit een zweem van zijn idool Saint Laurent in de rechte jurken, truitjes met boothals en wijde broeken. In de bedrieglijke eenvoud van geometrische ontwerpen of van lappen stof die simpelweg gedrapeerd lijken. Er zit een stukje Kenzo in de kleurencombinaties en uitbundigheid. Er zit een beetje Diane Von Furstenberg in de manier waarop hij vrouwen graag comfortabel én elegant ziet, waarop hij praktische aan esthetische vereisten tracht te koppelen. Maar de mengeling van dat alles is honderd procent Janson, een stijl waarvan je geneigd bent hem met archaïsche termen te omschrijven: charmant, zwierig, bekoorlijk.
“Wat ik het vaakst hoor als reactie op mijn kleding is: ‘Ik vind het mooi, maar ik weet niet waarom.’ Dan denk ik: des te beter. Je moet niet alles willen analyseren, sommige dingen moet je gewoon voelen.”
Saint Laurent is een groot voorbeeld om naar op te kijken.
Stephan Janson: He’s beyond fashion, hij zweeft daar ergens op eenzame hoogte en ik ben erg blij dat ik zoveel van hem heb mogen leren. Saint Laurent is mijn held vanaf mijn acht jaar. Op mijn veertiende heb ik hem ontmoet en hebben we een soort van vriendschap ontwikkeld. Ik bewonder hem zo erg dat het me veel moeite heeft gekost me van zijn invloed te ontdoen en mijn eigen stijl te vinden.
De anekdote wil dat het de Mondriaan-jurk van Saint Laurent was die uw belangstelling voor mode opwekte.
Ik zag een foto van die jurk in Vogue, in zo’n swinging sixties pose. Voor mij, kleine jongen op het platteland, stond die jurk voor het leven dat ik wilde leiden: boeiend, opwindend, creatief.
Mijn moeder legde me uit wie Saint Laurent was, wat prêt-à-porter en haute couture betekende, en het klonk als een sprookje. Een ontwerper was dus iemand die de tijdgeest kon vangen in een jurk, die iemand kon doen dromen van een ander leven. Tiens, dat zou ik later ook wel willen doen, dacht ik. En ook: wat een genie is die meneer Saint Laurent.
Van bewondering op afstand naar een vriendschap is een grote stap. Hoe bent u erin geslaagd uw idool te ontmoeten?
Op een heel natuurlijke manier. We werden aan elkaar voorgesteld door een gemeenschappelijke vriendin, Zizi Jeanmaire. Het had niets geforceerds of opdringerigs. Aangezien Yves zo veel voor me betekende, vond ik het heel normaal dat ik hem ooit zou ontmoeten. En Pierre Bergé en Yves… ach, ze waren waarschijnlijk ontzettend geflatteerd door mijn bewondering. Stel je voor, zo’n joch uit de provincie dat aanbelt en zegt: “Meneer, u bent mijn held”; en dat vervolgens zijn encyclopedische kennis over je doen en laten tentoonspreidt. Er is niets beters voor het ego.
Ik word altijd een beetje triest als ik Saint Laurent aan het eind van zijn defilé het podium zie opkomen. Hij lijkt zo eenzaam.
Ik durf haast niet meer naar zijn defilés te gaan, het is te triest voor woorden. (stil) Het is een grote les voor mij geweest van Saint Laurent te houden, hem te begrijpen en te zien hoe hij zich steeds meer isoleerde. Zijn ivoren toren is een gevangenis geworden. De tol van de roem, letterlijk. Geen enkel succes rechtvaardigt wat Saint Laurent meemaakt.
Hoe bent u van plan het grote succes aan te pakken?
Nou, als het ooit komt, laat ik het niet naar mijn hoofd stijgen. (lacht) We – mijn team en ik, want deze job doe je nooit alleen – genieten van het commerciële succes en het respect dat we nu krijgen. We zien het als een grote steun, als een bevestiging van onze huisfilosofie. We hebben overwogen een bordje aan de muur te hangen: “Op onze manier kan het ook”. Het duurt langer en kost meer moeite, maar je raakt er uiteindelijk ook.
En wat beschouwt u dan als uw manier?
We zijn een klein team, hebben bescheiden middelen en blijven menselijk. We moeten aan niemand verantwoording afleggen en zijn onze eigen baas. Ik haat de macht van het geld, de zucht naar meer. Rondom mij zie ik veel jonge en talentvolle ontwerpers die door een financier worden gedwongen om onmiddellijk te renderen; ze branden op. Dat wij na tien jaar aanmodderen erkenning krijgen in een milieu dat uitsluitend in cijfers is geïnteresseerd, maakt me ontzettend blij.
Als ik u zo hoor, houdt u veel van mode en ook weer niet.
Ik hou alleen van kleren. Wat betekent mode? Ik hou zeker niet van de steeds wisselende trends en de hele cinema. Er zijn stukken zoals deze rechte tuniekblouse, die elk seizoen terugkomen. Dat mag eigenlijk al niet. Mijn producent zegt: je moet kleren maken die ze na enkele maanden weggooien, geen dingen die vijf jaar later nog mooi zijn. Maar ik weiger te geloven dat vrouwen idioten zijn die elk seizoen van kleerkast veranderen.
Dank u.
Graag gedaan. Weet je, dit is typisch. Je stelt een waarheid als een koe: vrouwen zijn geen idioten, en in de mode klinkt dat als een nieuwe, rebelse stelling. Ik wil graag vrouwen mooier maken. In deze tijden waar je hen moet opvoeren alsof ze uitgehongerd zijn en afgeslagen worden, is dat ook al gewaagd. Ik probeer afstand te nemen van die stromingen, ze passen niet in het echte leven van vrouwen.
Wat vond u van de hele heisa rond de heroïne-chic?
Ik heb nooit begrepen waar die term vandaan komt. Ik zie die troosteloze beelden als de visuele cultuur van een generatie die helemaal fucked up is. Het is het beeldenspel van de erfgenamen van de punk. Ze zijn wanhopig, ze geloven nergens meer in en misschien nemen ze wel drugs, maar dat is dan een gevolg van iets, geen oorzaak. De term heroïne-chic is een makkelijk etiket. De vraag waarom een hele generatie zich het liefst herkent in wanhopig trieste mensen dient dan niet te worden beantwoord, want het is duidelijk: ze zijn allemaal aan de drugs.
Denkt u dat jonge vrouwen zich herkennen in die magere meisjes?
Ik weet het niet. Vrouwen willen in elk geval niet zichzelf zien op het podium of in een tijdschrift, ze willen met een soort ideaalbeeld geconfronteerd worden. Die magere meisjes zijn ongetwijfeld een adequaat antwoord op jaren van glamour-overheersing, maar het is allemaal wat uit de hand gelopen. Dit gezegd zijnde vind ik wel dat de grenzen van wat mooi is en wat niet, verlegd moeten worden.
Seizoenen geleden heb ik met Karen Elson gewerkt, toen nog volledig onbekend. Ze lokte extreme reacties uit. Mensen waren verontwaardigd. “Wie is dat mongooltje?” wilden ze weten. Ik heb haar aan zowat alle fotografen voorgesteld. Sommigen zagen meteen de mogelijkheden van dat aparte gezicht en dat zwemmerslichaam. De meesten zeiden: “Dat meisje is lelijk, horrible, weg ermee.” Nu is ze hier een grote ster, want ze werkt voor Chanel en ze verdient veel geld, dus dan zal ze wel goed zijn.
Laat u daarom gewone vrouwen defileren, om uw definitie van het begrip schoonheid neer te zetten?
Voor een defilé trommel ik meestal vriendinnen en kennissen op omdat ik vind dat een “echte” vrouw op een podium frisser en spontaner overkomt. Ik hou niet van de typische modellenmaniertjes, ronddraaien met de hand op de heup en dat soort dingen, het is niet natuurlijk. Maar ik heb op zich niets tegen topmodellen, verre van. Het is gewoon dat ik niet in het typische Italiaanse systeem wil meedraaien: je huurt Naomi Campbell in, trekt haar een string aan, en die foto gaat de wereld rond. Of je laat zo’n blonde dame van de Rai opdraven, de del van dienst noem ik dat, dat scoort ook altijd goed. Het evenement haalt alle kranten en tv-zenders, maar er wordt niet over de collectie gepraat. Wat die merken vermoedelijk goed uitkomt, want over hun kleren valt meestal weinig te vertellen.
Zou u niet liever haute couture maken dan prêt-à-porter?
Ik ben geen haute-coutureman. Ik ben een realistisch man. Pierre Bergé heeft gelijk als hij stelt dat de couture dood is en dat het na Saint Laurent afgelopen is. Hoe je het ook draait of keert: het cliënteel bestaat niet meer. God ja, er zijn nog rijke vrouwen: graatmagere gefacelifte Amerikaanse dames en echtgenotes van Griekse reders. En hoe oud zijn die? Vijfenzestig? Natuurlijk zijn er de jonge, mooie filmsterren, maar die krijgen alles gratis.
Werken voor een vrouw met een bescheiden budget is een grotere uitdaging dan verkopen aan een miljardaire. Bij Chanel heb ik ooit iemand horen bestellen: “De nummers 3, 9, 17 en 54 neem ik niet, maar levert u mij al de rest in maat 38.” Fijn voor de bankrekening, maar waar is je arbeidsvoldoening?
Ik denk dat ik met zo’n bankrekening zou kunnen leven. Dan maar zonder voldoening.
Dat zegt u, maar de werkelijkheid is anders. Uiteindelijk wil iedereen goed zijn in wat hij doet. Arbeidsvoldoening is onbetaalbaar.
Waarom koos u met uw Parijse achtergrond Milaan als thuisbasis?
Ik ben de liefde van mijn leven naar Milaan gevolgd en gebleven, zo simpel is dat. Uiteindelijk ben ik blij dat ik hier ben terechtgekomen. In Parijs wordt mode te hoog ingeschat. Hier is het een broodwinning als een andere. Dat is een beperkte visie, maar het houdt je op je plaats.
Wat is de plaats van een modeontwerper?
Je moet mooie kleren maken, waarin vrouwen zich goed voelen. En verder kan je proberen om een “klimaatverandering” teweeg te brengen. Ik maak kleding, dat is geen zaak van leven of dood. Maar ik heb een podium en ik heb publieke belangstelling, dus ik kan op mijn manier een boodschap overbrengen: think positive. Er is al zo veel negativiteit en cynisme in de wereld.
Dat klinkt als een pleidooi voor eerlijke gevoelens.
Mijn vriend is ontzettend gecultiveerd en belezen. Wanneer hij voor een schilderij staat, kan hij alle historische verwijzingen en achtergronden oprakelen en dan vertelt hij waarom je het goed of slecht moet vinden. Ik heb lange tijd geprobeerd hem bij te benen en een rijke cultuur te ontwikkelen, maar mijn hoofd zat zo vol met tweedehands kennis dat ik niets meer voelde. Nu stel ik me gewoon open voor de dingen en ik zoek de appreciatie diep in mijn hart. We moeten allemaal wat meer voelen en wat minder nadenken.
Wat vindt u van de heropleving van de wrap dress van Diane Von Furstenberg?
Ik ben blij voor Diane, zij is een sublieme vrouw. Vrienden wilden ons al lang aan elkaar voorstellen, maar ik wilde haar niet leren kennen want ik vond haar te mondain. Haar wrap dress zag ik helemaal niet zitten. Maar mijn moeder kwam op een keer terug van New York met zo’n ding en zei: natuurlijk begrijp jij dat niet, jij bent geen vrouw. Die opmerking is me bijgebleven. Het is opvallend dat de marteltuigen – hoge hakken, korsetten, ingesnoerde tailles – meestal de grote successen van de mode zijn. Waarom dat zo is, daar ben ik nog niet helemaal uit. Maar enfin, een product als de wrap dress, zowel comfortabel als mooi, verdient bewondering.
Het is waar dat vrouwen zich vaak nog het liefst identificeren met erg extreme beelden van mannelijke ontwerpers.
Tja, de mannelijke blik blijft overheersen, hé? Vreemd toch hoe mensen met kleren omgaan. Er wordt me nu voortdurend gevraagd hoe ik het jaar 2000 zie en ik twijfel er geen moment aan: mensen verlangen naar een dictatuur en een uniform. Ze willen deel uitmaken van een groep, erbij horen. Dat klinkt pessimistisch, maar een groepsgevoel kan ook positief zijn. Laat ons hopen dat het zo is.
Terug naar Diane.
Juist ja, terug naar Diane. Toen ik haar op een feestje toevallig ontmoette, was ik ondanks mijn reserve meteen onder de indruk van haar charme. Daar zat ze in een ultragesofisticeerd gezelschap ongegeneerd septantes en nonantes rond te strooien; want ze is Belgisch en weigerde dat te verstoppen. Diane is wie ze is: genereus, warm en het kan haar niets schelen wat anderen van haar denken. Ik heb uiteindelijk zes jaar voor haar gewerkt en er geen moment spijt van gehad.
Zij was een van de eersten om aan televerkoop te doen.
Ik herinner me de storm van schandaal die ze daarmee veroorzaakte. Schandalig vond iedereen het, ordinair. Tot men hoorde hoeveel geld ze ermee verdiende. Toen was ze plots geniaal en visionair.
Saint Laurent, Kenzo, Von Furstenberg… U klinkt behoorlijk mondain.
Ik heb op jonge leeftijd een korte periode in het mondaine circuit meegedraaid. Toen ik naar New York vertrok om voor Diane te werken, was dat al een vlucht uit die wereld. Ik wilde weg uit Parijs. Weg van drugs en feestjes. Vrienden dachten dat ik dood was – een overdosis werd gefluisterd – , zo vanzelfsprekend en onvermijdelijk leek je einde in dat milieu: als je verdwijnt, ben je dood. Achteraf gezien ben ik blij dat ik het fashion victim-gedoe in versneld tempo heb meegemaakt. Het is nu achter de rug en ik heb het niet meer nodig.
U bent nu naast uw eigen collectie ook aan het werk bij Pucci. Was u al door andere huizen gevraagd?
Men heeft me al vaker benaderd, maar ik voelde me nooit thuis bij de huizen die me vroegen. Pucci lijkt me een droom. Kleur, elegantie, comfort. Net iets voor mij.
Lene Kemps / Foto’s Tom Niemans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier