:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Va rookt een pijp. Jan speelt met zijn bal. Tuur kijkt naar het spoor. Moe is fijn met haar bloes.” Ik lees deze zinnetjes uit een oud, beduimeld schriftje. Gevonden bij het opruimen van de garage van mijn grootmoeder, in Dozen Van Zeer Lang Geleden, bestoft en beroet door dertig jaar uitlaatgassen. Als Jommeke die de schat van de zeerover opgraaft : zo voel ik mij bij het herlezen van mijn dicteetje uit het eerste leerjaar. 10/10 staat er in de marge. Op die dag ongeveer moet de ratrace begonnen zijn.

Alles wat ik op school heb geleerd, van mijn eerste leerjaar tot en met mijn laatste licentie : grootmoe heeft het allemaal zorgvuldig bewaard. Het is alsof ik een soort grondplan van mijn eigen kop te zien krijg. Een grootboek van de bulk- en stukgoederen die pakweg tussen mijn zesde en mijn vierentwintigste in mijn hersenen zijn gestouwd. Het is nogal bevreemdend de precieze dag te zien waarop je iets geleerd hebt dat nu zo vertrouwd aanvoelt dat je je niet meer kunt voorstellen het ooit niet te hebben geweten. Het bestaan van zoiets als praatpalen, bijvoorbeeld, blijk ik te hebben vernomen in de les Werkelijkheidsonderricht, in de eerste dagen van het vierde studiejaar. Het onderscheid tussen inheems fruit (appels, peren, perziken, pruimen) en uitheems fruit (kokosnoot, bananen, meloen, ananas) volgde luttele weken later. Voorrang van rechts : voor het eerst van gehoord op 17.10.1975. In datzelfde jaar werd KateWinslet geloof ik geboren, bracht Queen Bohemian Rhapsody uit en maakte de wereld kennis met Pong.

“Alles tot eer van God”, staat er in mijn catecheseschriftje van die dagen, omkranst door rode sterretjes en streepjes. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit zoiets fundamentalistisch op papier heb gezet. De meeste pagina’s in die schriftjes staan zo ver van me af dat ze evengoed door Mohammed Atta zouden kunnen zijn geschreven. Hier en daar echter kom ik iets tegen dat een overweldigend gevoel van herkenning teweegbrengt. De blauwe schriftjes van het merk SUCCESS bijvoorbeeld, met taferelen uit de ruimtevaart erop. Het paars van de gestencilde bladen. Dat die nu vergeeld zijn verwondert mij danig, vermits ik mij als de dag van gisteren herinner hoe de meester ze uitdeelde, daar in dat klaslokaal waar altijd zonlicht op de banken danste. Ook dat klopt niet, blijkt uit het grote vel papier waarop we van 14 februari tot 18 maart 1976 dagelijks klassikaal met grote ijver neerslag, wind en bewolking noteerden.

Koddig klinken nu de opmerkingen op de maandelijkse schoolrapportjes, waar we destijds zo bang voor waren. In de vakjes staan oubollige titeltjes als Gedrag & Wellevendheid, Orde & Stiptheid, Lessen & Werken. Daar kon je een cijfer van 1 (zeer goed) tot 4 (onvoldoende) voor krijgen. “JP denkt, dat hij altijd speciaal mag uitsteken !” schrijft een onderwijzer die verder vindt dat “JP zijn rekenen en moedertaal kent maar ongehoord lastig is !” “Leute en plezier als het past, anders ernstiger zijn !” is nog zo’n geestige. Het rapportje draagt de beverige handtekening van mijn grootvader, in wiens lichaam toen al de tumor moet hebben gewoed.

Naast de rafelige afbeeldingen van trekvogels staat de vermaning dat er netter geknipt moet worden. Voor de rest zijn “Flink” en “Zg” de gebruikelijke opmerkingen die mijn schriften en rapportjes sieren. Helemaal onderaan in een van de dozen zit nog een telegram van mijn ouders, verstuurd vanuit het buitenland : “hartelijke geukwensen (sic) met uw eerste plaats. Mama papa.” Bloedserieus nam ik dat toen, die eeuwige wedren om de poleposition, die achteraf volstrekt onbelangrijk is gebleken. Als ik zelf ooit kinderen heb, dat ze dan niet thuiskomen als primus van de klas.

Wat ik vergeten was, is dat we blijkbaar ook eens om de twee weken een opstel moesten schrijven. De titels in het bundeltje Steloefeningen zijn tenenkrullend voorspelbaar. Mijn nieuwe klas, Winterpret en het werkelijk onnavolgbare Brief aan de Sint : “Hoewel ik reeds in de vierde klas zit had ik toch graag een en ander gekregen.” Vergeeld en met bruine vlekken bespot is Vakantie te Venetië, een stelwerkje waarvoor mijn moeder, toen jonger dan ik nu, blijkbaar te mijnen behoeve het veldwerk heeft verricht. “Uitrapen wat ge wilt”, heeft ze er onderaan bijgeschreven. “Zelf bijvoegen. Alles op uw manier. En als ge liever iets anders vertelt : ook goed.”

Lief vind ik dat, na al die jaren, al kon ze toen natuurlijk niet weten hoe visionair haar potloodkrabbel was.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content