Stamcafé
Zelfs de stoelen zijn bij ons statusgebonden”, zegt ze. Ze heeft het over het bedrijf waar ze werkt, en waar alles het universele principe weerspiegelt dat de grootste aap op de dikste tak zit. “De eenvoudige bedienden hebben stoelen zonder armleuningen. Wij hebben die wel, en vanaf het middenkader komt daar een neksteun bovenop. Hoe hoger op de ladder, hoe minder je hoeft te tikken, maar hoe ergonomischer je behandeld wordt. Nog een niveau hoger veranderen de stoelen van kleur. Ze zijn dan gemaakt van zwart leer en zien er stijlvol uit. En op directieniveau, tja, daar komen wij zelden. Daar worden naar het schijnt houten vloeren gebruikt, en accenten in geborsteld aluminium. Eén bureau krijgt er evenveel vierkante meter als tien van onze werkposten.”
Ze drinkt van haar La Chouffe, en lacht. “De parkeerplaatsen volgen hetzelfde systeem van rigide hiërarchie, zij het nog absurder. De ultieme droom van elke elleboogwerker is een parkeerplaats met zo’n kek nummerplaatje erboven te bemachtigen. Hoe hoger je staat in de pikorde, hoe dichter je parkeerplaats zich bevindt bij de ingang van het bedrijf. Het is om te lachen, zo lullig. Maar zij nemen het bijzonder au sérieux. Ze zouden ervoor vechten, terwijl het misschien honderd meter scheelt. Voelen ze een duivels genoegen telkens als het regent, omdat het voetvolk bij het naar huis gaan natter wordt dan zij ?”
Zij parkeert haar auto altijd zo ver mogelijk, zegt ze samenzweerderig. Aan de uiterste rand van het bedrijfsterrein. “Ik ben blij dat ik wat verder moet lopen. Je krijgt zo al zo weinig beweging op een werkdag. ’s Avonds gaan zij dan waarschijnlijk naar de fitness, om zich voor veel geld af te mogen beulen. Als je erover doordenkt, is het tamelijk absurd.”
We zitten in het Kobbegat, een café dat uit de jaren zestig van de vorige eeuw naar hier lijkt te zijn gekatapulteerd, en dat met status even weinig van doen heeft als de kontverwarming van een Jaguar met het achterwerk van een spin. Het is zo’n beetje mijn stamcafé aan het worden, iets wat ik lang niet gehad heb, maar waar ik altijd naar ben blijven trachten.
“Waar is Mulders ?”
“Oh, die. Die zit weer in zijn stamcafé.”
Om de een of andere reden bevalt dat antwoord mij wel. Voor iemand als ik, die een aanzienlijk deel van zijn dagen allenig achter laptops slijt, is een stamcafé een kostbaar goed. Zeker als het er een van het kaliber van het Kobbegat is, met huisbereide spaghetti van zes euro en een baas die lijkt op een monnik, die in een ver verleden zijn kap over de haag heeft gegooid. En met een overvloed aan vrouwelijk schoon, nog niet door de wereld bedorven.
De eerste keer dat ik hier kwam, moet intussen zeventien jaar geleden zijn. Toen keek ik nog niet op van de losse sfeer, vrij van de schijnheiligheid en statusnijd die je later in overvloedige mate op je pad vindt. Nu ik er terugkeer, na jaren afvalligheid, voelt het als een warm badje. Iedereen zit op dezelfde houten stoelen. Er zijn twee schaakborden, er is vrede voor alle mensen en we luisteren naar Sympathy for the devil van The Stones. De duivel als een welgestelde vent met goede smaak . “But what’s puzzling you is the nature of my ga-hame”. Oh yeah.
Past het nog wel om op mijn leeftijd met het bestek mee te zitten kloppen op de maat van de muziek ? Val ik niet te erg uit de toon ? Zullen de mensen niet denken : zie die ouwe sok daar nu ? Haastig bereken ik de gemiddelde leeftijd van het aanwezige volk, die toch wel een decennium onder de mijne ligt.
Zij, haar grijze haren zorgvuldig onder hennakleuring verstopt, blijkt aan hetzelfde soort dingen te denken. “Onlangs nog iets grappigs meegemaakt”, zegt ze, want ze heeft spraakwater gedronken met acht volumeprocent alcohol. “Zondagochtend ging ik bij de bakker koeken halen. Toen ik weer buiten kwam, stak er een briefje onder mijn ruitenwisser. Daar was in potlood een telefoonnummer opgekrabbeld. Ik trots naar huis, waar ik het papiertje als een trofee aan Xavier liet zien : kijk eens hoe goed je vrouw nog in de markt ligt !”
Pas later zag ze dat de rechterflank van haar auto helemaal ingedeukt was. “Er bestaan nog eerlijke mensen”, lacht ze groen, terwijl ik twee vingers in de lucht steek en mij even Winston Churchill voel.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Jean-Paul Mulders
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier