SRI LANKA
De rust van de rijstvelden, een ibis op de rug van een buffel, vrouwen die door een lotusvijver waden. Vredige beelden van Sri Lanka, die telkens weer verstoord worden door berichten over een smeulende burgeroorlog.
Tessa Vermeiren
Het is vijf uur in de ochtend als we van de luchthaven naar Colombo rijden. Langs de weg lichten felgekleurde boeddhabeelden op en hier en daar een madonna met Portugese trekjes. Mensen lopen op straat, al of nog wakker, vraag ik me af. Hier en daar zie je nog architecturale souvenirs van koloniale tijden, maar de rechttoe rechtaan hedendaagse gebouwen die hotels en vliegtuigmaatschappijen herbergen, zijn dezelfde als in de hoofdstad van eender welk ontwikkelingsland dat het westen wil bijbenen. Een paar dagen later zal een Tamil zelfmoordcommando hier trouwens lelijk huishouden.
Ook in het holst van de nacht wordt de welkomstceremonie in het hotel omstandig opgevoerd : elke gast moet een vlammetje doen oplichten in een met bloemen versierde manshoge olielamp.
Blitzbezoek aan de stad met haar universiteitswijk, die eerder op een dambord van cricketvelden lijkt. We rijden door Cinnamon Gardens. Er wordt nauwelijks nog schors van de kaneelboom geoogst, maar de witte koloniale villa’s liggen nog steeds verscholen in de weelderig geurende tuinen van deze elitaire wijk. In een achterafsteegje torent een hindoetempel als een bont prentenboek boven de lage huizen uit. In de handelswijk markeert een rood-witte moskee de moslimbuurt. Rijen christelijke kerken en boeddhistische heiligdommen volgen elkaar op.
Het boeddhisme is de oudste godsdienst in Sri Lanka. Het eiland wordt door de volgelingen van Boeddha gezien als een beloofd land, omdat Siddharta Gautama het drie keer zou bezocht hebben. De andere godsdiensten kwamen pas later aanspoelen, via de Tamils uit Zuid-Indië die hier kwamen werken op de plantages, via de moslimkooplui die op het eiland kaneel verhandelden, en via de Portugezen, Hollanders en Engelsen wier handelsposten ervoor zorgden dat specerijen, koffie, cacao en later thee naar het westen verscheept werden en dat de winsten in hun zak waaiden.
We varen het Hollands kanaal af naar de boeddhistische tempel van Kelaniya. Langs de oever staat het leven te kijk : spelende kinderen, vissers, wondermooie vrouwen, tot hun middel in de rivier, die water over hun hoofd gieten zodat hun lange zwarte haar glanst als ebbenhout. Mannen met ingezeepte romp en schuim op hun hoofd wuiven ons toe en lachen hun hagelwitte tanden bloot. Als de boot aanlegt, komt een jong paar ons tegemoet. De man draagt in zijn armen een baby van een paar dagen oud. De eerste keer dat een kind buiten het ouderlijk huis komt, wordt het aan de voeten van Boeddha neergelegd en wordt zijn zegen afgesmeekt.
In een van de met fresco’s beschilderde kamers van de tempel zit een rij in het wit geklede oude vrouwen op de vloer. Met geloken ogen, rustig ademhalend midden al de drukte, niets kan hen raken in hun meditatie. Buiten, rond de met gebedsvlaggetjes volgehangen heilige boddhiboom waaronder honderden olielampjes branden, zitten hele families en hier en daar een oranje klad monniken of nonnen. Het is een eindeloos komen en gaan. Met toewijding worden als offergave meegebrachte bloemen in verfijnde patronen geschikt. Dit is een plek waar volgens de overlevering Boeddha zelf is geweest. Daarom is dit de tweede belangrijkste tempel van Sri Lanka.
Niets in de avondlijke rust hier verraadt de oorlog die in dit land al meer dan 20 jaar woedt tussen Tamil Tijgers en de regerende boeddhistische meerderheid. Toch is de waakzaamheid overal groot, vooral op de plaatsen waar toeristen zijn. Risicogebieden worden resoluut afgeschermd voor vreemdelingen. Maar dan treft een bom het hart van Colombo, ondanks de tientallen legerposten op alle kritieke punten in de stad, ondanks alle wegcontroles. Een paar dagen later is er een ontploffing op zee voor eenbeachresort in Negombo. De toeristen hebben de trillingen gevoeld, maar er is geen schade.
Aan het meer van Giritale, dat bij valavond doet denken aan de Noord-Italiaanse meren, toont Hiram De Silva trots zijn Deer Park. Het bungalowhotel werd op een ecologisch verantwoorde manier ingeplant in de jungle, hier in het centrum van het land. Sommige kamers werden zelfs rond een boom gebouwd. Aan de ene kant worden aloude technieken gebruikt bij het bouwen, aan de andere kant is er alle modern comfort. Je kunt er met een mountainbike de omgeving verkennen en je in het zweet werken in een airconditioned squashzaal. Het is de ideale vertrekbasis om Sri Lanka’s tweede hoofdstad Pollonaruwa te verkennen. Hiram maakt zich zorgen, zegt hij ’s avonds aan tafel. Het aantal gasten in Sri Lanka is de jongste jaren spectaculair naar beneden getuimeld. Geen wonder. De regering van Chandrika Bandaranaike Kumaratunga probeert een vorm van federale structuur in te voeren, maar de Tamils willen Tamil Eelam, een onafhankelijke Tamil-staat. De boeddhistische bonzen gebruiken hun invloed om dit te verhinderen. Onlangs kwamen ze nog massaal samen in Colombo om hun afkeer voor de regeringsplannen kracht bij te zetten.
Als Hiram de lichten op het terras van de bar laat doven, ga ik achterover in mijn makkelijke stoel liggen. Ik kijk naar de sterren, en laat de geuren van nachtbloemen zich vermengen met het aroma van de lokaal gestookte arak. Er is veel mededogen in het boeddhisme, zei vroeger op de dag onze perfect Franssprekende gids Dipak. Ik ben bereid om alle mededogen te hebben met dit land dat een mens ondanks alles doordringt met rust. Het duurt geen vierentwintig uur voor het westerse ritme plaatsmaakt voor de trage beweging van het Srilankaanse leven.
De streek rond Pollonaruwa is arm. Het is een van die gebieden waar gezinnen het hoofd boven water houden met een kleine maandelijkse toelage van de regering, en waar gepoogd wordt mensen zelfredzaam te maken door ze een vak te leren. Rond deruïnes van Pollonaruwa tiert de souvenirhandel in ieder geval welig : uit hout gesneden boeddha’s en maskers, doosjes van been en koper, zilveren sierraden, gebatikte postkaarten, ze worden je voortdurend onder de neus geduwd. Zelfs in het aanschijn van de drie indrukwekkende boeddha’s die uit één rots werden gehouwen.
Op een heilige plek als deze zou een mens liefst alleen willen zijn, of in staat om zich in meditatie terug te trekken. Zoals die ene graatmagere monnik op de rand van een rotsblok, in het aanschijn van de zittende boeddha, beschenen door de avondzon. Deze boeddha’s en de hele stad in ruïnes, die gebouwd werd tussen de 11de en de 12de eeuw van onze tijdrekening, werd nog niet zo lang geleden weer op de jungle herwonnen. De reusachtige koepel van de dagoba die de watadage overdekte, de heiligste plek hier, is reddeloos verloren. Bij avond heroveren wilde honden en apen het terrein op toeristen en bedevaarders.
De rit naar Kandy loopt over wegen overschaduwd door parasolbomen, ooit aangeplant door de Europeanen die hier woonden, als scherm voor de ongenadige zon. Aan weerszijden van de weg liggen plantages waar specerijen worden verbouwd. Nog steeds is Sri Lanka een paradijs voor inkopers van peper, saffraan, kaneel, kruidnagel, muskaatnoot, vanillestokjes en voor bloemenessences die in de parfumproductie worden gebruikt : frangipanni, blauwe waterlelies. Bij elke producent kan je leren hoe je curry bereidt, en word je ingewijd in huis-, tuin en keukenremedies tegen kwalen en ziekten.
In traag tempo sjokken kleine Srilankaanse olifanten over de weg. Een olifant is hier een kostbaar lastdier dat in de landbouw en in het vervoer wordt gebruikt. Vriendelijk tonen ze kunstjes op verzoek van hun baas. In het olifantenweeshuis van Pinnawela worden jonge dieren opgevangen die door hun troep verstoten zijn, of oudere dieren die door stropers van hun slagtanden werden beroofd. Hun dagelijks toilet in de Mahawelirivier is een spektakel waarvoor zelfs een balkon werd gebouwd.
Een beetje verder kan je proberen hoe het voelt om op een olifant te rijden zonder zadel. Zelfs het kleinste dier van een jaar of zeven is een machtige kolos als het met mij op de loop gaat.
In Peradeniya, vlakbij Kandy, ligt een van de mooiste botanische tuinen ter wereld. Je kunt er uren zoekbrengen langs de lanen en paadjes, opkijkend naar tien meter hoge bamboestruiken. Of schaduw zoeken onder de banyanboom, waarvan de kruin een doorsnee heeft van 30 meter en gestut wordt door luchtwortels die zich tot stammen ontwikkelden, zo dik als een stevige dij.
Bij valavond is het tijd om naar Kandy te gaan en gehoor te geven aan de gebiedende dreun van de trommen en de klaaglijke wekroep van de trompethoornschelp. Zij nodigen uit tot de avondceremonie in de Dalada Maligawa, het schrijn van de tand. Dé tand hoorde natuurlijk toe aan Siddharta Gautama, Boeddha, en werd in de vierde eeuw uit India naar Ceylon gesmokkeld in het haar van een Brahmaanse prinses. Het relikwie verhuisde in de loop der eeuwen van hoofdstad naar hoofdstad. Wie de tand bezat, had de macht in Sri Lanka. De bonzen die het klooster van de Dalada Maligawa leiden, zijn in dit land niet zonder invloed.
De mensen schuiven aan langs de kraampjes waar ze schaaltjes frangipanni- of lotusbloemen kopen. Na de aanschaf van de offergaven, volgt de controle met metaaldetector. We geven onze schoenen af : een boeddhistische tempel betreed je altijd blootsvoets. Dan valt de stilte. Honderden mensen schuiven rustig aan in het onontwarbare labyrint van trappen die rond het schrijn draaien. Niemand weet goed wanneer nu het grote moment komt, tot we door een smalle deur kunnen binnenkijken in een ruimte waar een paar monniken in ceremoniële kledij de offergaven aannemen. In de verte zien we een dagobavormig gouden schrijn. De weinigen die het ooit van dichtbij zagen, zoals Reginald Farrer in 1908 beschreef in zijn boek Old Ceylon, weten dat het schrijn behangen is met kilo’s kostbare juwelen. Zoals bij een Russische matroesjka komen kleinere dagoba’s te voorschijn. Het tonen van de relikwie is een bijzonder omslachtige ceremonie, die alleen voor zeer hooggeplaatsten wordt opgevoerd. Eén keer per jaar wordt de dagoba met het relikwie van de tand door Kandy gedragen in de Esala Perahera, een processie met honderden opgetuigde olifanten en duizenden in zilver en wit geklede dansers die hun bezwerende passen uitvoeren op straat, rond het meer. Het feest duurt twee weken, en valt in juli of augustus ; de juiste datum wordt door de maanstand bepaald.
In de heuvels rond het meer liggen rijkelijke huizen in het groen. Zo ook het beroemde hotel Suisse, vroeger een koloniaal paleis, waar onder meer Lord Mountbatten verblijf hield, de laatste onderkoning van India. Oude glorie met pijnlijk nauwkeurig onderhouden aftands meubilair, muskietnetten in bonbonroze boven smalle bedjes, die zwemmen in de reusachtige kamers. Maar het heeft charme, en er is in in ieder geval niets beters in Kandy. De hot corner met diverse curry’s valt in het restaurant te verkiezen boven de poging tot Europees koken.
Van een ander niveau is het hotel waar we onze laatste avond in Sri Lanka doorbrengen. Een romantische Britse gouverneur bouwde op een landpunt 12 kilometer bezuiden Colombo een ruim paleis waarin hij ging wonen met Lavinia, de vrouw die hij liefhad. Hij noemde het huis Mount Lavinia, wat ook de naam werd van de plaats. Tal van keurige lieden vonden dit meteen immers ook een uitstekende plek om te wonen. Laag beneden het statige huis met de zuilengevel beukt de Indische Oceaan onvermoeibaar op het strand. Het paleis werd een hotel en er werden vleugels bijgebouwd.
Het werd een uitgelezen plek, en na vele jaren zag het er een beetje afgeleefd uit. Maar een recente opknapbeurt gaf het Mount Lavinia Hotel weer al zijn oude charme terug. Niet alle kamers kregen al een beurt, maar de sfeer is uniek. De Empire Room, een vierkante balzaal met een enorme koepel en daarin een reusachtige art-decoluchter, is dé plek waar het mondaine leven van Colombo zich afspeelt. Romantische dansavonden met op het balkon de Sri Lankan Police Band, die muziek uit de jaren vijftig speelt. Fraai uitgedoste jonge heren die met perfecte timing elk een vleugel van de enorme deur openzwaaien als een gast naar binnen of naar buiten wil. Een keuken- en zaalbrigade van een omvang die geen enkel hotel in het Westen zich nog kan permitteren. Je krijgt hier een beetje een indruk van wat het koloniale leven in dit deel van het Britse imperium moet geweest zijn.
Boeddhistische monniken zijn overal aanwezig in Sri Lanka.
Het dagelijkse leven speelt zich af langs de rivieren.
Het hoofd van de liggende boeddha in Pollonaruwa met achter hem het staande beeld.
De koepel van deze reusachtige dagoba in Pollonaruwa is vernietigd.
’s Avonds worden onder de boddhi-bomen en de banyans duizenden olielampjes aangestoken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier