De nieuwe wetenschappelijke biblioteek van de Université Libre de Bruxelles

is een opvallend, eigentijds gebouw.

De witte driehoek spreekt grote architekten uit de hele wereld tot de verbeelding

en vormt een lichtpunt in de architekturale somberheid van Brussel.

TEKST EN FOTO’S :

JEAN-PIERRE GABRIEL

Aan de Franklin Rooseveltlaan staat de nieuwe biblioteek van de ULB. Het gebouw is wit, doorzichtig, zachtjes verlicht en biedt onderdak aan meer dan een miljoen boeken. ’s Avonds lijkt het op een scheepsboeg, of een enorme ijsschots. Overdag geeft het opvallende bouwwerk zich makkelijker bloot. De biblioteek is een ontwerp van architekt Pierre Lallemand en zijn medewerkers van het architektenbureau “Art & Build” : Philippe van Halteren, Marc Thill en Isidore Zielonka.

Men zou geneigd zijn om te zeggen : hier ontbreekt een gevel. Het gebouw bestaat inderdaad uit drie vertikale wanden die samen een gelijkbenige en rechthoekige driehoek vormen. De schuine zijde van de driehoek of hypotenusa is de hoofdgevel, gelegen aan de zonnekant. De lange, horizontale lijnen in glas en roestvrij staal over bijna de hele lengte van 70 meter, worden in het midden onderbroken door vertikale houten ramen en een kleiner, halfcilindervormig volume. Door enkel de essentie van die lijnen te behouden, kan men met wat verbeelding de vergelijking maken met een Afrikaans masker of met de helm van een Teutoonse ruiter.

Achter de drie muren van marmer uit Carrara speelt zich over tien verdiepingen, samen 13.000 vierkante meter, de zoektocht naar kennis af. Het topje van de ijsberg herbergt vier eenheden van twee verdiepingen, verbonden met ruime mezzanines die tegelijk zorgen voor licht en lucht. Hier kunnen 1700 studenten plaatsnemen om opzoekingswerk te doen of om de tijd te doden, om even iets te lezen tussen de kursussen in. Het ontwerp viel bij hen in elk geval onmiddellijk in de smaak : nog geen twee weken na de opening zaten de zalen goed vol. Nochtans werd het interieur zeer sober gehouden. In alle zalen, van boven tot beneden, is de koncentratie voelbaar en heerst een onwerkelijke rust. Helemaal wat men verwacht in een grote universiteitsbiblioteek.

Twee ondergrondse verdiepingen schragen het geheel en vormen de buik van al die kennis. Daar staan 37 kilometer mobiele rekken, de compactus in het jargon van de bibliotekarissen. Ze waren voor Pierre Lallemand een fundamenteel basisgegeven dat hij graag vergelijkt met de vaste parkeerplaatsen in een klassiek flatgebouw.

Het is interessant hem te horen praten over het ontstaan en de evolutie van het projekt. Vóór de bouw, die slechts dertien maanden in beslag heeft genomen, zag de campus van de ULB er op die plek uit als een allegaartje van onbeduidende architektuur, neergeplant aan weerszijden van de Hégerlaan, een laan die helemaal niet geschikt was voor het autoverkeer. In deze buurt waren alleen de oude gebouwen op de Rooseveltlaan, opgetrokken in een stijl die men Vlaamse neorenaissance noemt, van enige architekturale betekenis. Ze dateren van 1927, toen de art deco in volle bloei was, en getuigen van een voor die tijd traditionalistische visie. Deze gebouwen moesten destijds een zekere achtenswaardigheid uitstralen. Niettemin vormden ze een van de grote aanknopingspunten voor het biblioteekprojekt.

Nu het nieuwe gebouw er staat, heeft Pierre Lallemand een wat positievere kijk gekregen op de onderhandelingen met alle betrokken administratieve overheden, maar hij geeft toe dat het soms niet makkelijk was. Zo was de gevel oorspronkelijk gepland in baksteen “omwille van zijn demokratische eenvoud”, maar op verzoek van de stedebouwkundige dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd hij opgetrokken in wit gezandstraald of gebouchardeerd marmer, zodat nu de nadruk ligt op het doorzichtige karakter van het gebouw, de estetische waarde en de weerstand tegen de tijd.

Het volume zelf, een zuivere geometrische vorm, is er gekomen omdat er geen sprake kon zijn van integratie met de bestaande gebouwen in uiteenlopende stijlen. Pierre Lallemand mag dan karig zijn met woorden, toch stuurt hij aan op een dialoog met de omgeving en dat is hier goed gelukt. De verouderde omgeving wordt er door het nieuwe gebouw alleen maar mooier op. De meest neutrale gebouwen kunnen niet anders dan zichzelf wegcijferen, terwijl de neorenaissance-architektuur plots de rol krijgt van een gesprekspartner met de moderne tijd.

De Hégerlaan werd ook in het plan opgenomen. Ze is nu niet langer meer een doorgang voor voertuigen, maar een plein voor voetgangers, wat de universitaire campus meer konsistentie en een menselijker uitzicht geeft.

Eer het zover was, moesten de architekten en ingenieurs van “Art & Build” het hoofd bieden aan niet minder dan dertig gesprekspartners, van de Stad Brussel tot de academici en de studenten. En het spreekt vanzelf dat de verantwoordelijken voor de biblioteek ook hun zegje moesten hebben over hun werkinstrument. Zo was men lang geneigd de vensters minimaal te houden, omdat “de grote biblioteken uit het verleden, net zoals kerken, plekken waren om te mediteren”. Er moest dus zenitaal licht binnenvallen. Pierre Lallemand had het echter anders voor. Hij wilde het kontakt met de werkelijkheid niet verliezen en in de hoofdgevel lange vensters aanbrengen. Licht binnenlaten in een dergelijk gebouw is echter niet zonder gevaar. Fel zonlicht stoort de lezer. Maar op alle verdiepingen wordt het licht goed gekontroleerd. Het kan slechts in twee lichtbundels binnenstromen, de eerste op de hoogte van de tafels en de tweede, 50 centimeter hoger, zodat het licht over de hele zaal verdeeld wordt. Het kontakt met de buitenwereld is dus gebleven, maar op de buitenkant van de hypotenusa werden gewelfde metalen stroken aangebracht om de zonnestralen te breken zodat ze niet rechtstreeks binnenvallen.

Ook met het kunstlicht zijn de architekten heel diskreet geweest. Geen opzichtige kroonluchters, geen reeksen wandlampen. Pierre Lallemand ontpopte zich als een knap verlichtingstechnicus. Hij is trouwens de ontwerper van “Moonlight”, een verlichtingstoestel uit marmer of gezandstraald glas, in de vorm van een halve maan met daarin een halogeenlampje. Een model dat in binnen- en buitenland sukses heeft.

De enige luxe die hij zich op het gebied van verlichting permitteerde, is de nachtelijke verlichting op de drie buitengevels, aangebracht door Milanese specialisten. Lallemand wilde met deze verlichting een dramatisch effekt bereiken. Het gebouw moest er ’s nachts geheimzinnig en ondoordringbaar uitzien, alsof het het licht opslorpt.

Niet te verwonderen dat deze driehoek heel symbolisch voor een instelling die het vrij onderzoek voorstaat tot de verbeelding spreekt van alle grote architekten ter wereld.

Pierre Lallemand werkte op zijn manier mee aan de dramatizering van een stad die, het wordt hoogtijd, uit haar architekturale somberheid moet ontwaken.

Pierre Lallemand in de compactus- zaal : dialoog met de omgeving.

Met de nachtverlichting wou Lallemand een dramatisch effekt bereiken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content