Straks, op 5 juni, trekken we naar Baskenland. Daar woont Leen, de zus van Tom. We zijn er nog maar één keer geweest. Dat was zes jaar geleden. Leen en Jesus, haar Baskische man, hebben twee dochters, Maite en Miriam. Zoals veel jonge kinderen zijn de meisjes echte taalwondertjes. Baskisch, Spaans, Nederlands: ze schakelen moeiteloos over van het een naar het ander. “Ik moet absoluut Spaans leren”, dacht ik toen ik van bij Leen terugkwam.

Toen ik pas in New York woonde, liet ik me inschrijven voor een cursus Spaans ergens tussen de tachtigste en de negentigste verdieping in het World Trade Center. De lesmethode was aan mij verspild. Enkel de lerares deed haar mond open, wij, de studenten, moesten heel de tijd luisteren. Een bizar gedoe dat nog veel geld kostte ook. Ik ben er na enkele weken mee gestopt. Het weinige huis-, tuin- en keuken-Spaans dat ik nu ken, heb ik voornamelijk op straat en via reclame en televisie geleerd. Een beetje beschaamd dus trek ik straks opnieuw naar mijn Spaans-Baskisch-Vlaamse familie: ik heb mijn woord niet gehouden.

Tijdnood, slechte planning, gebrek aan motivatie: het heeft er allemaal mee te maken. Maar op een goede dag ga ik die taal echt eens leren. Ik weet al waar en hoe ik dat het liefst wil doen. Ik wil de dagcursus aan het Spanish Institute op Madison Avenue volgen. Geen spielereitjes in die school: Spaans van ’s morgens tot ’s avonds, vijf dagen per week met huiswerk, verschillende weken lang. Een stevige basis lijkt me dat.

“De Wet Inburgering Nieuwkomers verplicht immigranten een jaar lang taallessen te volgen”, lees ik vandaag in de Nederlandse Volkskrant. Het gaat over een wet van 1998. Ik grinnik aan mijn ontbijttafel aan de Amsterdamse Herengracht. Zoals ik in mijn vorige column schreef, doen we hier een maand aan huisruil. Ik lach omdat ik me dezelfde wet in New York probeer voor te stellen. Het zou ondenkbaar zijn. Een recente New Yorkse krantenkop gaat door mijn hoofd: ” To talk like New York, sign up for Spanish” (Praat zoals New York, leer Spaans).

Spaans, ik heb het zelf in de laatste twee decennia zien gebeuren, is de tweede taal geworden in New York. Al van bij het ontstaan van de stad in de zeventiende eeuw was het deel van de waaier van straattalen. Toch zou het nog tot de jaren ’30 duren voor er een massale volksverhuizing van Spaanssprekenden naar New York op gang kwam. Het begon met Puerto Ricanen, gevolgd door Dominicanen, Cubanen en tegenwoordig Mexicanen. Vandaag is de helft van de inwoners van de Bronx van Spaanse oorsprong; één op vijf New Yorkers spreekt thuis Spaans. In de laatste tien jaar alleen al hebben er zich 400.000 Spaanssprekenden in New York gevestigd. Met 2,2 miljoen vormen ze nu de grootste minderheidsgroep in de stad. Tot voor kort woonden en werkten de meesten in hun eigen kleurige en bij tijden lawaaierige buurten zoals Washington Heights, de Lower East Side, de Bronx en sommige wijken van Queens. Tegenwoordig kom je hen overal in de stad tegen. Er zijn dagen in New York dat ik meer Spaans hoor dan Engels, ook in mijn eigen buurt.

Duizenden niet-Spaanssprekende New Yorkers reageren nu zeer praktisch op deze trend: ze beginnen Spaans te leren. Amerikanen hebben nochtans een reputatie van onverschilligheid tegenover andere talen. Engels is immers de taal van God. Maar in New York kan Spaans niet meer genegeerd worden. Spaans spreken is steeds meer een vereiste om er zaken te doen of om er een goede baan te versieren. Steeds meer bedrijven sturen hun werknemers naar de Spaanse les. De New Yorkse politie port sinds kort zijn 40.000 agenten aan om de taal te leren op kosten van de stad. Ook de New Yorkse rechters slaan aan het studeren, want een derde van de mensen die voor hen verschijnt, spreekt enkel Spaans. Dokters en verpleegsters idem. Twee jaar geleden werden alle dokters van het Metropolitan Hospital Center in East Harlem op de schoolbanken gezet nadat een opiniepeiling bij de patiënten had uitgewezen dat 65 procent liefst Spaans zou spreken met zijn dokter. In winkels zoals Gap op Madison Avenue begroet het personeel klanten die Latino lijken in het Spaans. Good for business.

Taalscholen zoals Berlitz en het Spanish Institute zeggen dat hun inschrijvingen de laatste twee jaar verdubbeld zijn, hoewel ze het lesgeld met een gulzige 10 procent hebben verhoogd. Steeds meer New Yorkse ouders die niet kunnen wachten, kopen speciale Spaanse lestapes voor hun baby’s en schrijven hun zes maanden oude ukjes in voor dure Spaanse lessen in de Upper Westside. Het lijkt idioot om kleintjes die nog geen woord spreken al met Spaans om de oortjes te slaan, maar zo leren ze een tweede taal als iets heel natuurlijks aanvaarden. Amerikaanse peuters die nog babytaal brabbelen, pikken in de Spaanse les al feilloos een manzana verde uit het mandje, mijn nichtjes Maite en Miriam achterna. Ik heb geen enkel excuus meer.

Jacqueline Goossens (even niet) vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content