Emma verwacht haar eerste kind als ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. “Mijn film gaat niet over helden,” zegt Solveig Anspach, “maar over mensen die vechten omdat ze niet anders kunnen. Ik kan het weten, want ik was één van hen.” Met “Haut les coeurs!” won ze de prijs voor de beste regie op het voorbije Internationale Filmfestival van Gent.

Ik hoop maar dat het onderwerp van de film de mensen niet te veel afschrikt”, vervolgt Solveig Anspach. “Dat ze denken: O God, een film over een zwangere vrouw met kanker, dat wil ik niet zien.” Ik doe mijn best om niet al te schuldig te kijken, want dat was nu net wat er door mijn hoofd ging toen ik de synopsis las van Haut les coeurs! (Kop Op!): help, een ziekte-van-de-week film, het laatste waar een mens behoefte aan heeft op een genoeglijke avond uit. Maar de begingeneriek spreekt mijn vooroordeel al tegen: het eerste wat je ziet is de echografie van een springlevende foetus, met een kloppend hartje en alles erop en eraan. Een visueel interessant openingsbeeld met een duidelijke boodschap: deze film gaat over leven, over innerlijke kracht. De keuze van de hoofdactrice versterkt die boodschap alleen maar. De Franse Karin Viard speelde tot nu toe vooral in komedies en haar Emma is een levenslustige en grappige vrouw, de laatste van wie je zou verwachten dat ze kanker krijgt. Dat geldt al evenzeer voor Anspach zelf, een energieke jonge cineaste met een Amerikaanse vader en een IJslandse moeder, die in Parijs studeerde en er een solide reputatie opbouwde met een reeks opmerkelijke documentaires. Het enthousiasme waarmee ze over haar eerste fictiefilm praat, is aanstekelijk. Wat me meteen opvalt, is dat zij het voortdurend over Emma heeft, haar alter ego, terwijl de film in grote lijnen haar eigen ervaringen vertelt. Voor Anspach was het maken van Haut les coeurs! duidelijk een middel om haar dramatische ervaringen te verwerken; toch is het een verrassend onsentimentele prent geworden.

Emma is een dertigjarige contrabasspeelster in een tango-orkest en heeft een relatie met Simon, die aan zijn doctoraalscriptie literatuurwetenschappen werkt. Het paar heeft een kleurrijke, multicurele entourage die sterk contrasteert met de eerder trieste Parijse voorstad waarin ze wonen. Als Emma zwanger blijkt te zijn, is Simon in eerste instantie niet echt blij. Maar als na vier maanden zwangerschap blijkt dat ze aan borstkanker lijdt en de chirurg meteen een abortus voorstelt, is hij degene die Emma ertoe aanzet om een tweede opinie in te winnen. Zij komt terecht bij een artsenteam dat beweert dat de baby een kans maakt als Emma tijdens haar zwangerschap alleen chemotherapie ondergaat en pas na de geboorte bestraald wordt. Wat volgt is het intieme, en door het ontbreken van enige sentimentaliteit tegelijk ook enigszins afstandelijke relaas van Emma’s strijd voor haar leven en dat van haar kind. Maar sommige beelden hadden alleen door een insider gemaakt kunnen worden: Emma die verlangend staart naar een glazen deur, vol handafdrukken van mensen die het ziekenhuis zijn uitgelopen en Emma, bijna transparant, die vanuit haar bed in een kleurloze steriele ruimte binnenkijkt in een indoorsportcentrum, waar mensen in een warm avondlicht zorgeloos tennis spelen.

Waarom verwerkte je zo’n hartverscheurende persoonlijke ervaring tot een fictiefilm?

Solveig Anspach: Ik maakte al acht jaar documentaires en telkens flirtte ik met fictie. Eigenlijk wilde ik al lang een fictiefilm draaien, alleen vond ik geen goed verhaal. Een film neemt gemakkelijk een paar jaar van je leven in beslag: voor je kunt beginnen draaien heb je al ontzettend veel energie gestoken in het overtuigen van mensen en het bijeenschrapen van een budget. En er zijn al zoveel films, ik had geen zin om er domweg nog één aan toe te voegen. Toen ik een kind verwachtte en kanker bleek te hebben, dacht ik meteen: laat ik iets doen met deze beproeving. Als ik een schilderes was geweest, was er wellicht iets van in mijn schilderijen geslopen. Maar toevallig ben ik regisseur. En ik voelde heel goed: als ik Haut les coeurs! rondkreeg, zou ik méér dan zomaar een film maken, maar iets waarmee ik anderen misschien kon helpen. Dat het geen gemakkelijk onderwerp was, wist ik ook wel, maar toen ik na mijn genezing vastbesloten was om die film te maken, was er geen houden meer aan. Als een stormram ging ik door de kleine kring van geldschieters en blijkbaar was ik nogal overtuigend, want ik kreeg het budget zonder veel problemen bij elkaar. Maar het laatste wat ik wilde was een film maken over ziekte en dood. Nee, dit gaat over een vrouw die wil dat haar kind bestaat, over de waarde van het leven en hoe uit dat leven alles te halen wat erinzit. Ik hoop dat het de toeschouwers energie geeft.

Ik ken verschillende vrouwen die met borstkanker te maken kregen, maar er wil mij niet zo meteen een film te binnen schieten waarin het onderwerp aan bod komt.

Het is een van de laatste grote taboe-onderwerpen. Vrouwen praten niet gemakkelijk over borstkanker omdat de ziekte nog altijd gezien wordt als een aantasting van het essentieel vrouwelijke. Maar als je er zelf over begint, dan merk je dat bij veel mensen de gêne wegvalt. Ik vind dat we hoe dan ook veel te weinig praten over dingen die echt belangrijk zijn. Wat me altijd is bijgebleven, is een anekdote over Vigdis Finnbogadottir, de voormalige presidente van IJsland. In IJsland zijn de vrouwen sterk en hebben ze veel macht, misschien omdat de mannen vroeger altijd op zee waren en de vrouwen de boel draaiend hielden. Maar zelfs in die context was Finnbogadottir een ongewone vrouw: ze werd tot drie keer verkozen, met een ruime meerderheid van de stemmen. Bovendien was ze vrijgezel, met een geadopteerde dochter. Toen ze op een bepaald ogenblik borstkanker kreeg, kwam ze daar voor uit, ook al maakte haar dat kwetsbaar in de politieke arena. Tijdens een verkiezingscampagne greep een rechtse politicus naar de microfoon en vroeg waar iedereen bijzat: “Maar mevrouw, hoe wilt u het land regeren met één borst?” Wat toch redelijk grof was. Stel je voor dat een vrouw iets gelijkaardigs zou vragen aan een man met teelbalkanker, dan stond de wereld op z’n kop. Maar Finnbogadottir aarzelde geen moment: “Ik ben van plan om dit land te regeren, meneer, niet om het de borst te geven.” Een geniaal antwoord vond ik dat en het beste bewijs dat een vrouw nog wel wat meer is dan een stel borsten en billen. Niet dat ik met Haut les coeurs! een film over borstkanker wilde maken. Emma had net zo goed zwanger kunnen zijn in Kosovo of een andere beproeving ondergaan. Waar het mij om te doen was, was tonen dat mensen vaak sterker zijn dan ze zelf ooit konden vermoeden.

Om een fictiefilm te maken, moest je afstand nemen van je persoonlijke ervaringen. Was dat een moeizaam proces?

Integendeel. Toen ik de eerste zinnen van het script schreef, in een steriele kamer op de achtste verdieping van een ziekenhuis, voelde ik heel goed: als ik dit zomaar neerschrijf, dan wordt het geen echte film. Toen ik beter was, heb ik in de eerste plaats een producer gezocht, zodat we tenminste met zijn tweeën waren om in dit project te geloven. De tweede stap was een budget vrijmaken voor een coauteur. Ik praatte met verschillende scenaristen en ten slotte koos ik voor Pierre-Erwan Guillaume, die ik nog kende van op de filmschool. We hebben ongeveer drie maanden samengewerkt en dat was heel opwindend. Veel mensen vragen mij of het niet was alsof ik het allemaal opnieuw doormaakte, maar zo voelde ik het niet aan. Door met Pierre-Erwan samen te werken, kon ik mij losweken van het puur autobiografische en zo ademruimte voor de toeschouwers creëren. Wat ook hielp, was dat ik van in het begin Karin Viard op het oog had voor de hoofdrol. Een fantastische actrice en iemand die de kijkers spontaan met humor associëren. Bovendien ziet ze er ongelooflijk vitaal uit. Tot je zelf kanker krijgt, denk je altijd dat het iedereen kan overkomen, behalve jezelf.

Karin speelde jou. Vond ze dat niet lastig?

In het begin wel, ja. Het was haar eerste echt dramatische rol en ze was bang dat ik bij elke zin, bij elk gebaar zou uitroepen: “Nee, zo was het helemaal niet.” Maar ik had geen zin om naar mezelf te zitten kijken, ik wilde samen met haar een andere vrouw creëren. Want wat mij overkomen is, is helaas niets uitzonderlijks, duizenden anderen krijgen er ook mee te maken. Zodra we het daarover eens waren, was het eigenlijk heel eenvoudig. Ze putte gewoon uit zichzelf, ze stelde zich voor hoe ze zelf zou reageren. Toen ze de scènes speelde die haar het meest onzeker maakten, merkte ze aan de ontroerde reacties van de mensen op de set dat ze goed bezig was. Dat gaf haar zelfvertrouwen, achteraf vertelde ze me dat ze dingen over zichzelf ontdekt had waarvan ze zich voordien niet eens bewust was. En op de momenten dat ze twijfelde zei ik: kijk, het is maar een film. We proberen hem zo goed mogelijk te maken, maar we hebben niets te verliezen. Wat niet lukt, gaat gewoon de vuilnisbak in.

Is die mentaliteit het resultaat van je ziekte?

Ja, ze heeft twee dingen veranderd. Vroeger had ik het gevoel dat ik alle tijd had om iets van mijn leven te maken. Nu weet ik: het kan elk moment afgelopen zijn, als ik iets wil doen, moet ik er NU aan beginnen. En ik ben voor niets meer bang. Voor mijn ziekte was ik bang om een fictiefilm te maken, bang om neergesabeld te worden door de pers, bijvoorbeeld. Nu kan mij dat niet meer schelen. Het enige wat telt is dat ik leef. Of ik succes heb in mijn werk en gelukkig ben in mijn relaties, komt op de tweede plaats. Binnenkort krijgt Karin haar tweede kind en volgens haar heeft dat alles te maken met de film. Ineens had ze het gevoel: ik wil leven en leven geven. Precies het effect dat ik wilde bereiken. Niet dat ik iedereen met kinderen wil opzadelen, maar het leven is zo kostbaar, iedereen zou er alles moeten uithalen wat erinzit.

Emma is een assertieve patiënte, ze legt zich niet zomaar neer bij de beslissingen van de artsen. Was jij ook zo?

Ja, ik stelde ongelooflijk veel vragen. Dan had ik tenminste het gevoel dat ik iets dééd. Het ergste aan zwaar ziek zijn is dat je alleen maar een lichaam wordt in de handen van de artsen. Het enige wat je kunt doen, is liggen en afwachten, meestal weet je zelfs niet eens wat er met je gaat gebeuren. De eerste arts die ik raadpleegde, was een zeer competent medicus, mij aanbevolen door vrienden. In eerste instantie wilde ik gewoon doen wat hij zei, ik was bang dat hij beledigd zou zijn als ik een tweede arts zou raadplegen. Maar mensen in mijn omgeving zeiden: “Het gaat om jouw leven en dat van je kind, van die dokter hoef je je geen moer aan te trekken.” Er is natuurlijk het tijdsaspect: ik had een snel woekerende kanker, ik had niet de mogelijkheid om allerlei dokters af te lopen… Maar met het tweede artsenteam dat Emma ontmoet, gebeurt er iets: ze wil hen geloven, misschien omdat ze een andere taal spreken. De eerste arts ging ervan uit: dit is een zeer zieke vrouw, ze heeft dringend chemo en bestraling nodig en dus moet het kind weg. Het tweede artsenteam observeert Emma en voelt aan: als we haar dat kind afpakken, zal ze niet meer willen vechten. Als we het laten leven, is er een kans dat ze het allebei halen, laat ons die kans grijpen. Ze wisten niet meer dan die eerste arts, maar ze redeneerden vanuit een ander standpunt.

Ik wist niet eens dat dat kon, chemotherapie ondergaan als je zwanger bent.

Mij werd verteld dat vanaf vijf maanden zwangerschap de kans relatief groot is dat de foetus er geen schade van ondervindt. Maar de procedure die bij mij gevolgd werd, is in Frankrijk voor zover ik weet nog maar vijf keer toegepast.

Uit je film spreekt een groot vertrouwen in de medische wetenschap.

Door mijn ziekte heb ik een enorme bewondering voor de medische sector gekregen. Kijk, in de filmindustrie kom je veel mensen tegen die denken dat de zon uit hun achterste schijnt en dat ze heel gewichtige dingen doen. Maar ik besef nu dat de echt belangrijke mensen artsen en wetenschappers zijn. Ik weet niet hoe het in België is, maar in Frankrijk staat de reguliere geneeskunde tegenwoordig in een slecht daglicht. Dokters zouden alleen op geld uit zijn, geen psychologisch doorzicht hebben en niets om hun patiënten geven. Nu heb ik een hoop artsen de revue zien passeren: sommigen waren boeiend, anderen jerks. Het zijn ook maar mensen, maar ze moeten wel dag in dag uit beslissingen nemen waar veel van afhangt. Ik kreeg voortdurend te maken met allerlei kennissen die mij per se naar een of andere natuurgenezer willen sturen. En ik moest acupunctuur laten doen en gras eten en allerlei aftreksels drinken. Ik heb mij daar heel kwaad over gemaakt: “Luister eens, ik heb niet zomaar hoofdpijn, ik heb kanker. Als ik geen chemo krijg, ga ik dood.” Artsen vertelden mij dat ze daar hoe langer hoe meer mee te maken krijgen: ernstig zieke mensen die bang zijn voor de behandelingen en die zich tot de zachte sector wenden. Natuurlijk zijn er hier en daar een paar die genezen, want net zo goed als men niet weet hoe je kanker krijgt, weet men soms ook niet waarom iemand geneest. Ik heb niets tegen alternatieve therapieën als aanvulling van de reguliere behandelingen en ik ben een groot voorstander van psychotherapie om je te helpen met de verwerking van wat er met je lichaam gebeurd is. Maar iemand voorhouden dat hij puur door het volgen van een alternatieve therapie van kanker kan genezen, vind ik misdadig.

Ik kan me voorstellen dat sommige toeschouwers het benauwd krijgen van de zeer realistisch weergegeven medische behandelingen.

Ik wilde dat de toeschouwers Emma echt zouden vergezellen op haar odyssee door de medische wereld, dat ze zich in haar ziel zouden storten. Maar dat kan alleen maar als alles er zo authentiek mogelijk uitziet. Voor ik begon te draaien, heb ik een paar films bekeken waarin ziekte een belangrijke rol speelt. Wat me opviel, was dat je de medische behandelingen bijna nooit te zien krijgt, die worden zo’n beetje verdoezeld. Waarom eigenlijk? Die chemotherapie maakt deel uit van Emma’s strijd, het is het hart van haar strijd en daarom moest ik alles laten zien. Van in het begin stond vast dat ik in een echt ziekenhuis zou draaien, met de participatie van echte patiënten. Ik weet uit ervaring hoe verschrikkelijk eentonig en vervelend het ziekenhuisleven is. Een film maken brengt veel leven mee en licht en gelach. Voor de patiënten die aan de beterhand waren, was het een welkome afleiding, ze werkten heel graag mee.

Bij het begin van de film krijg je de indruk dat de relatie van Emma en Simon verre van stabiel is. Maar ze komen versterkt uit de strijd.

Wat ik vooral niet wilde, was een ideaal paar. Emma en Simon zijn heel gewone mensen: ze zijn al een paar jaar samen, de eerste grote verliefdheid is voorbij. Zij wil per se een kind, hij is er nog niet klaar voor. Ik wilde dat de mogelijkheid bestond dat hij haar zou verlaten. Maar hij blijft en groeit als het ware boven zichzelf uit. Kijk, er is nu al dat gepraat over vrouwenfilms. Het is natuurlijk goed dat meer en meer vrouwen films maken. Toen ik in mijn eerste jaar filmschool zat, waren dertig van de veertig studenten vrouwen, terwijl het er twintig jaar geleden hoogstens twee of drie waren. Nu ben ik geen militante feministe, maar ik vind dit een opwindende ontwikkeling die binnen de fictie allerlei nieuwe gebieden opent: er komen andere vrouwenrollen en daardoor ook andere mannenrollen. Omdat ik vooral geen film de bonne femme wilde maken, heb ik samen met mijn coscenarist hard gezwoegd op de rollen van Simon en van Olivier, Emma’s broer, om van hen net zo’n rijke, complexe en ambigue personages te maken als van haar.

“Jij bent niet de enige die bang is”, roept Simon Emma tijdens een ruzie toe. Daarmee geeft hij heel goed de onmacht weer van partners en familieleden van zwaar zieke mensen.

Het is waar: het is jouw lichaam waar ze in kerven en waar ze naalden in steken en dat pijn doet. Dat kun je met niemand delen. Maar de mensen om je heen lijden natuurlijk ook. Ze zijn onzeker, ze weten niet hoe ze zich moeten gedragen, wat ze moeten zeggen. Volgens mij is humor de beste manier om een zieke mens te helpen. Want je hebt hoe dan ook de neiging om in zelfmedelijden te verzinken en dat is niet constructief. Mensen die grapjes over je maken, helpen je om jezelf te relativeren. Want het is niet omdat je zwaar ziek bent, dat je opeens een heilige bent. Er zijn vervelende zieken en kwaadaardige zieken. Ziek zijn is geen identiteit, en het is een opluchting als mensen je niet als een soort martelaar behandelen.

Als haar baby geboren moet worden, willen de artsen Emma een algemene verdoving geven en meteen ook haar borst wegnemen. Maar zij wenst de bevalling bewust mee te maken.

Wat een verschrikkelijke verwarring moet dat niet geven als je uit de narcose ontwaakt: ineens heb je een kind, maar tegelijk ben je je borst kwijt. Hoe moet je daar mee leven in je hoofd, hoe kun je zoiets verwerken? Ik heb meteen gevraagd of dat niet gescheiden kon worden: eerst een keizersnee onder epidurale verdoving en daarna de amputatie onder algemene narcose. Eerst stonden de artsen daar zeer weigerachtig tegenover. Ze geven niet graag twee verschillende verdovingen, ze hadden zoiets nog nooit gedaan. Maar uiteindelijk gaven ze toe, ze hadden begrip voor mijn situatie.

In de film zegt Emma dat ze geen borstreconstructie wil.

Dat is een momentopname: ze is doodmoe van de medische behandelingen, in dat stadium kan ze het echt niet aan. Maar veel belangrijker is de reactie van Simon. Hij staat erop dat zij haar borst laat reconstrueren, omdat hij wenst dat zij uit vrije keuze bij hem blijft en niet omdat hij de enige man is bij wie ze zich durft uit te kleden. Er spreekt zoveel generositeit uit die reactie, zowel de scenarist als ik waren er heel erg aan gehecht. Ik ken namelijk mannen die net omgekeerd reageerden: ze wilden niet dat hun vrouw een borstconstructie onderging om haar op die manier aan zich te binden. Ik zou elke geamputeerde vrouw willen aanraden om zich een nieuwe borst te laten maken, puur voor zichzelf.

Heb je nu het gevoel dat je genezen bent?

Geen enkel arts zal zeggen: “Voilà, het is voorbij, je bent er voor altijd vanaf.” De dag dat ik op controle moet, ben ik altijd heel bang. De angst dat het opnieuw zou beginnen, is trouwens altijd latent aanwezig. Maar als ik de gunstige uitslag krijg, denk ik: “Ha, vandaag ben ik gezond en elke dag is er één.” Vandaag ben ik in Gent, ik heb hier al veel boeiende mensen ontmoet, vanavond ga ik in Rijsel mijn film voorstellen. En morgen zie ik mijn dochter! Al bij al is het niet slecht om zo te leven. Omdat zoveel facetten van het leven controleerbaar geworden zijn, zou je de indruk kunnen krijgen dat je onsterfelijk bent. Je denkt altijd: ik ben nog jong, ik heb nog zoveel tijd. Maar het leven is heel kort en er is zoveel te doen. Ik heb voor mijzelf uitgemaakt dat ik zoveel mogelijk wil doen waar ik zin in heb. Als dat anderen ook nog een beetje ten goede komt, wel, zoveel te beter.

“Haut les coeurs!” loopt vanaf 24 november in de bioscoop.

Linda Asselbergs / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content