LINDA ASSELBERGS

Ze staat nu al een paar weken in mijn keuken, Koen. Een hippe koffiemachine, Nespresso, what else ? Een verjaardagscadeau, niet voor mij, maar ván mij, voor een niet eens inwonende koffieverslaafde, opdat hij ook op verplaatsing zijn bakje troost niet hoeft te missen. Heeft iets van een postmoderne jukebox in zakformaat, maar er komt geen muziek uit en George Clooney krijg je er ook niet bijgeleverd. De koffie is lekker, daar niet van, maar ten eerste ben ik van huize uit een theedrinker en ten tweede is die Nespresso mij te lauw. Als ik al koffie drink, dan liefst gloeiend hete. Voor mij hoefde het dus niet, die nieuwe koffiezet, ik was perfect gelukkig met de oude die voornamelijk van oranje plastic was, wegens ontworpen in de vroege jaren zeventig.

Noem mij een Vlaamse primitief, maar state of the art huishoudtechnologie, ik word daar nerveus van. Soms verlang ik hevig naar de karigheid van mijn studententijd toen mijn volledige bezit in een paar kartonnen dozen paste, met een transistor, een fluitketeltje en een wekker bovenop. Zo’n wekker die tikte en met een vleugelmoer opgewonden diende te worden, weet je nog wel. Toegegeven, la vie de bohème was vooral aantrekkelijk omdat ik uit een degelijk burgermilieu kwam, waar ik in geval van nood altijd terechtkon. Maar nergens was het lekkerder vrijen dan op die sofa van Spullenhulp en nooit was mijn conditie beter dan toen ik ’t Stad te voet doorkruiste, van het Conscienceplein tot de Monty op het Zuid en de Century in Borgerhout, waar toen de betere films draaiden. Hoe heb ik mij verzet tegen de eerste auto van mijn vrijer, een zoveelstehandse Citroën GSA die je moest opblazen voor je ermee kon rijden. Een auto, waarvoor was dat nu nodig ? Naar Amsterdam of Jazz Bilzen kon je toch net zo goed liften ? Ik was lerares toen, Koen, en de eerste keer dat mijn trotse lief mij gemotoriseerd van school afhaalde, knalde hij tegen de auto van de ouders van een van mijn leerlingen aan.

Hoe aangepast, hoe burgertruttig ben ik tegenwoordig, met een leaseauto voor de deur, een wasmachine met negen programma’s onder het aanrecht en een keurig mapje met alle verzekeringen in de la. Toch probeer ik de schade te beperken : mijn kleren drogen niet in een trommel, maar aan de waslijn, de vaatwasmachine ben ik zelf en die microgolfoven die de koffieminnaar mij al maanden probeert aan te praten : over mijn dood lijk ! Hier heerst de koningin van de stoof-potjes.

KOEN FILLET

Jij bent dus van huis uit een theedrinker, Linda. Dat verbaast me. Ik ken je als een geestige, energieke vrouw die van aanpakken weet. Het mensentype dat van hot naar haar holt, associeer ik spontaan met koffie. De dag beginnen met een stevig startschot : een kop zwart en bitter vocht waarmee je jezelf meteen het leven in katapulteert. Maar ik moet mijn mensbeeld herzien : jij neemt dus thee bij het ontbijt. Nauwelijks meer smaak dan een kop warm water. Een aroma verwant aan de geur van het warme dekentje waarvan je net afscheid hebt genomen, het ontbijt als voortzetting van de slaap.

Thee. Kijk eens hoe je dat schrijft, Linda. Die tweede letter die nergens voor dient. Een h, de slapste letter van het alfabet. Die is nog snelsnel ertussen gefoefeld, alsof de Grote Woordenbedenker geschrokken was van die stevige t waarmee thee begint en zich wil excuseren voor het overdreven enthousiasme. Koffie excuseert zich niet. Khoffie, pfff. Thee, dat is voor als je ziekjes bent.

Ik moet voorzichtig zijn met mijn harde woorden, want de kloof tussen koffie en thee loopt dwars door mijn gezin, Linda. ’s Ochtends staat er bij ons én een espressomachine én een waterkoker te pruttelen. Waarmee we opnieuw bij de huishoudtoestellenovervloed zijn. Ik schaar me vanzelfsprekend achter jouw pleidooi voor soberheid. Ik zag daarnet in het foldertje van Blokker dat de kans bestaat dat er een elektrische pepermolen onder de kerstboom terechtkomt, straks. Zelf draaien hoeft niet meer. Dan toch liever een boekenbon. Tiens, een elektrisch boek dat zelf de bladzijden omslaat, bestaat dat al ? En dat ze nog altijd geen elektrisch koffielepeltje hebben uitgevonden. Dat vermoeiende roeren, daar moeten we toch van verlost kunnen worden ?

Een van mijn kinderen kreeg lichtjes in zijn ogen. Hij zag het al helemaal voor zich : je moet een lepeltje maken waar wieltjes aanzitten, papa. Vader was kritisch. Onderaan het kopje ligt suiker, jongen, en daar struikelt dat lepeltje over, geen goed idee dus. Neenee, papa, die wieltjes moeten bovenaan zitten. Ze rijden over de rand van het kopje en het lepeltje hangt los in je koffie – of jouw thee, Linda. Een beetje zoals een traplift voor ouderlingen die over de trapleuning rijdt, zei hij nog. Ik was helemaal mee.

Ik had het idee moeten patenteren voor ik het hier prijsgaf.

(www.koenfillet.be)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content