De helikopter davert weg, de rust keert weer. De mens en de berg blijven alleen achter. Helikopterski in de zuidelijke Chilcotin Mountains, British Columbia, Canada : voor skiërs die niet van liften houden.

De vlucht duurt veertig minuten. We zitten met zijn elven in een Bell 212, het werkpaard onder de halfgrote helikopters. Die Bell 212 werd in 1968 voor het Canadese leger ontwikkeld. Snel volgden de Amerikanen met een militaire bestelling van 141 stuks. De machines werden onsterfelijk door hun gedrag in de Vietnamoorlog. We stijgen op boven de Tyax Lodge, zo’n zes uur rijden ten noorden van de Canadese stad Vancouver. Snel wint het toestel hoogte boven het bevroren Tyaughtonmeer. We klimmen naar zo’n 2000 meter en overvliegen wouden, sneeuwvelden, valleien en toppen van het zuidelijke Chilcotinmassief. Hier, in het midden van British Columbia, tussen Vancouver en de zuidelijke grens van Alaska, heeft de Bell 212 vredelievende bedoelingen. Er zijn geen chemische wapens aan boord. Wel elf skiërs, één skigids en Ian, de Nieuw-Zeelandse piloot die al vijftien jaar van zijn nieuwe Canadese bergleven geniet.

Doel : drie dagen lang heliskiën in een van de meest ongerepte bergmassieven die onze aarde nog resten : 72.000 hectaren wildernis. Tyax Heliskiing, de operator die deze pakketreizen verkoopt, heeft het vlieg- en skimonopolie in de Chilcotin Mountains. Wat in vervlogen tijden het domein van indianen was, behoort vandaag vooral aan grizzlyberen, berggeiten en elanden. De indianen hebben plaats moeten ruimen voor verwende Amerikanen met bovengemiddelde skicapaciteiten en nog meer dan bovengemiddelde bankrekeningen.

Dansend de berg af

Ian mikt zijn bulderende helikopter perfect op de niet al te brede sneeuwtop. We schuiven het zijdeurtje open, springen in de sneeuw, en troepen als gedweeë lammetjes samen net onder de cockpit. Dit is de veiligste stek om te wachten tot wanneer de Bell 212 terug opstijgt, klaar om naar beneden te scheren en daar op ons te wachten. Gids Cliff Umpleby haalt alle ski’s uit de mand die rechts vooraan tegen de helikopter hangt. Thumbs up, Ian mag met zijn machine weer de lucht in. Traag komt ze los, sneeuw zwiept, snijdt, woekert, vloekt in onze gezichten. Even lijkt het alsof we van de berg geblazen zullen worden. Maar de helikopter zwenkt, duwt zijn neus noordwaarts en duikt bergaf, het dal in. De heli als baarmoeder voor grote, rijke kinderen die telkens op een andere bergtop herboren willen worden. Maar nu staan we er alleen voor. Een grote, witte wereld wacht op ons. Maagdelijk, klaar om ontgonnen te worden. Het heeft iets macho, maar evenzeer iets erotisch.

Want dit is het moment waarop ook ik zo lang heb gewacht. Cliff kijkt rond, zoekt de mooiste helling (typisch een noordflank, omdat die door de minder intense zonnestraling de grootste kans op droge poedersneeuw geeft), duwt zich af, springt van de toprand de helling in en trekt zijn spoor. Wij kijken naar elkaar, ik volg hem als eerste. Ik maak mijn eigen poedersneeuwspoor in de Canadese Rockies. Ritmisch wedel ik tussen links en rechts. Aan beide kanten stuift sneeuw rond me op. Daardoorheen zie ik mijn eigen schaduw als een fantoom dat mee de berg afdaalt. Bocht na bocht daal ik de zevenhonderd meter lange diepsneeuwafdaling naar beneden. Een eindeloze, bedwelmende ritmiek, dansend de berg af.

Ook de tien anderen volgen. De plaats is zo uitgestrekt, zo onmeetbaar dat iedereen plaats zat heeft om zijn eigen handtekening in de droge sneeuw te schrijven. ” It’s orgasmic !” roept iemand achter mij. Een Amerikaan. ” Oh man it’s awesome”, klinkt het bij een gezette veertiger met aanleg tot hangbuik. Ook een Amerikaan. Voor eenmaal kan ik hen niet tegenspreken. Onze fatties (ski’s die quasi dubbel zo breed zijn als een klassiek paar en daardoor extra vlottend vermogen hebben, een noodzaak om probleemloos door de dikke poedersneeuw te skiën) houden ons wonderwel boven. We planeren over de ongerepte laag sneeuw de Cougar High af. Bij de boomgrens wordt het oppassen. Je mag van het landschap houden, toch blijft voorzichtigheid primordiaal. Een eigenschap van bomen is namelijk dat ze niet uit de weg gaan voor aanstormende skiërs. Buigen als slalomvlaggetjes doen ze al evenmin. “Zoek jezelf een weg door het bos, guys”, roept Cliff. “Ginder ongeveer ( hij punt met zijn skistok naar een onbestemd punt) staat Ian op ons te wachten.” We laveren tussen de dennen. Concentratie is noodzakelijk. Enkele minuten later zien we de helikopter op een open plaats staan. Roerloos. De rotoren hangen er een beetje zielig, slapjes bij.

Ski’s uit, samenbinden, terug de mand in. Zelf kruipen we bezweet de helikopter in, drinken een busje water, zetten onze sneeuwbril af en bekijken elkaar. Puffen, blikken vol genot, er wordt weinig gezegd. Woorden zijn overbodig. Zelfs de Amerikanen zwijgen.

De helft van de Alpen

’s Avonds neem ik een glas Pinot Gris met Cliff Umpleby. Cliff is een Schot wiens liefde voor de bergen hem al in 1982 naar Canada joeg. Vandaag is hij skigids en operationeel directeur van Tyax Heliskiing. Er zijn slechtere banen denkbaar, opper ik. Hij blijft laconiek en nipt van zijn glas. Met verve vertelt hij over zijn professionele speeltuin. “Wij hebben hier de concessie over een domein dat 35.000 ha groot is. Dat is grosso modo de helft van de Alpen. Beeld je dus die halve Alpen in met maar één skioperator, geen liften én dus ook geen files.” Elke morgen roept Cliff zijn gidsen bijeen. Ze bekijken de meteo en de stafkaarten en bepalen dan waar de twee heli’s heen zullen vliegen. En zo worden er elke dag opnieuw nieuwe afdalingen gecre- eerd.

“We hebben zo’n vierhonderd afdalingen in ons skigebied. De kans dat je ergens sporen tegenkomt van andere skiërs is verwaarloosbaar klein.” Dat komt ook door de massale sneeuwval die de Chilcotin Mountains doorsnee krijgen, de oude sporen worden meteen weer uitgewist. Meer dan vijf meter ligt hier. “Ook als Europa op apegapen ligt bij gebrek aan sneeuw, blijft het bij ons uit de lucht vallen. Met bakken.” Heeft hij dan geen ecologische bezwaren tegen heliskiën ? Cliff heeft de vraag zien aankomen. “Natuurlijk hebben we een impact op het milieu. Maar toch verbruiken wij met onze twee helikopters samen op een hele winter tijd niet meer brandstof dan de Airbus 340 waarmee jij van Frankfurt naar Vancouver vloog. En je moet nog terug. Wat wil je : dat we stoppen met vliegen en rijden ?”

Voor ons stopt de Bell 212 niet. Onze skidag brengt ons veertien keer naar boven. Het skitempo ligt hoog. Cliff legt er de zweep op. Maar het lijkt erop dat de grote jongens met veel centen dat zo willen. Amerikanen komen hier omwille van hun vertical feet. Dat magische getal geeft aan hoeveel hoogtemeters ze geskied hebben. Voor mij zou het best wat rustiger aan mogen. Geen kwestie van een mindere fysieke conditie, maar wel om wat meer te kunnen genieten. Als de heli weg is, heerst in het hooggebergte een magische stilte van wit en blauw. De Alpen zonder hun winterstress, zonder toeristen, draaiende liften of naar Apfelstrudel geurende schnapskraampjes. Helaas hebben we nauwelijks de tijd voor de stilte. De machine moet draaien : letterlijk voor Ian, financieel voor de lui van Tyax.

Als de heli’s zwijgen en wij moegeskied zijn, keert de rust terug boven de Tyax Lodge. Lillooet, het dichtsbijzijnde dorpje, ligt op zo’n honderd kilometer. Het is een absolute redneck nederzetting, waar cowboys hun pick-up voor de saloon parkeren, maar waar de goudkoorts al lang geweken is. De lodge is een van de grootste houtconstructies uit British Columbia. Baas is er de Roosendaler Patrick Braspenning. Samen met zijn vrouw Anouk runt hij er een lodge met 24 kamers, een restaurant, een bar, een sauna en een jacuzzi. “Ik ben in mijn leven al meer dan twintigmaal verhuisd”, vertelt de goedlachse Nederlander. “Ik runde een hotel op Texel, maar Anouk en ik waren heimelijk verliefd op de weidsheid van de Canadese natuur. Nu wonen we hier een goed jaar. Tyax heeft onwaarschijnlijke mogelijkheden. Dit is een uitzonderlijke plaats om te werken én te leven. Akkoord, een sociaal leven heb je hier nauwelijks, want we wonen in absoluut isolement. Maar soms krijg je wel erg intense contacten met gasten. Het doet me deugd om ze na een hele dag heliskiën te zien stralen bij de open haard.”

Ik neem nog een glas Pinot Gris, schuif aan bij het buffet dat uitpuilt van de wilde zalm, zak door bij de open haard en luister. Ik hoor niet het gepoch van enkele Amerikanen aan de toog, maar wel – als ik heel, heel goed mijn best doe – het huilen van een wolf.

Door Aart De Zitter I Foto’s Thomas De Boever

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content