SKIËN IN WERELDERFGOED

Skiën op de Secedaberg met prachtig uitzicht op het Sellamassief (links), de Sassolungo (midden) en Alpe de Siusi (rechts).

Met of tegen de klok : in een uur of vijf ski je rond een van de mooiste bergmassieven ter wereld : de Sellaronde in de Dolomieten. Tot in de hoogste berghut eet je lekker en in de dalen word je vergast op een unieke Italiaans-Tiroolse ambiance.

Ze lichten wonderlijk op, de ‘bleke bergen’, zoals de Dolomieten hier genoemd worden, en ze zijn anders dan alle andere bergen. “’s Ochtends kleuren ze roze en ’s avonds tot dieporanje, volgens de intensiteit van het zonlicht. Ik word er nog elke keer stil van”, zegt gids Christina Demetz, hier geboren en getogen in de Val Gardena in Zuid-Tirol. Het fenomeen is bekend als het alpengloeien of enrosadira. “Dat komt doordat de rotsen bestaan uit een soort magnesiumhoudende kalksteen, een bijna wit kristallijn gesteente, dat het licht reflecteert”, legt ze uit. “Miljoenen jaren geleden was hier een oerzee. Het water verdween en er rezen versteende algen- en koraalriffen op met de vreemdste vormen. Bij helder, droog weer worden ze nog lichter van kleur.” Geen wonder dat die bizarre, verkleurende pieken volgens de legenden het thuisland waren van feeën en kabouters. Maar zelfs de nuchtere Zwitsers-Franse architect Le Corbusier was onder de indruk en noemde de Dolomieten “de mooiste architectuur ter wereld.”

Onze skischoenen knerpen in de sneeuw die nu al dagen valt. Lucht, bergen, dal, alles is bijna even wit. De donslaag hult het landschap in stilte en dat maakt het nog mysterieuzer. “Normaal hebben we hier zo’n driehonderd dagen zon per jaar”, zegt Christina. “Nu doet het weer wat raar. Climate change, weet je wel. Iedereen heeft het er tegenwoordig over.” We staan al vroeg in de ochtend, gemutst, gebrild, ingeduffeld en met de ski’s op de schouder klaar om te vertrekken voor onze toer rond het Sellamassief. Een belevenis waar elke rechtgeaarde skiër naar uitkijkt. “Het is niet moeilijk, maar je moet er wel een gemiddeld ski- niveau voor hebben en een beetje conditie. De tocht bedraagt ruim veertig kilometer. Reken dat je ook zo’n twee uur doorbrengt op liften, waar je toch even moet aanschuiven, en wat tijd neemt om energie op te doen in een van de vele bergrestaurantjes en om het landschap te bewonderen. Het is dus erg belangrijk dat je op tijd vertrekt, wil je voor 15.30 uur, als de skiliften sluiten, weer bij je vertrekpunt aankomen.”

ADEMBENEMEND, LETTERLIJK

Gelukkig voor mij ligt het vertrekpunt vlak bij het hotel (Garni Concordia) in Selva/Wolkenstein, hét sportdorp van de Val Gardena. Met de kabelbaan naar Campinoi en vandaaruit naar Plan de Gralba en steeds verder, bergop, bergaf, rond het Sellamassief, door de schitterendste, telkens wisselende landschappen. De toer verbindt vier bekende skigebieden : Val Gardena, Alta Badia, Arabba en Val di Fassa. Er is een startpunt in elk ervan en de ronde kan in twee richtingen worden afgelegd. Wij gaan tegen de klok in, want sommige stukken in de andere richting zijn gesloten wegens te slecht weer. Maar zie, tegen de tijd dat we aan de voet van de indrukwekkende Sassolungo staan, de hoogste berg in de vallei met zijn vijf dreigende vingertoppen, trekt de hemel open. Niet alleen de tocht beneemt – mij althans, vlaktemens – de adem, ook het zicht op het machtige bergmassief. Ik ben dus stiekem blij als we al snel voor een korte stop afglijden naar de Rifugio Emilio Comici (www.rifugiocomici.com), genoemd naar een bergbeklimmer die in 1940 de dood vond op de Sassolungo. De berghut, omgebouwd tot modieus restaurant, is gerenommeerd om zijn visspecialiteiten en verfijnde gerechten (en zijn futuristische toiletten !). Eigenaar Gianni Marzola heeft in de zomer een ander restaurant nabij Venetië en laat de vis rechtstreeks vandaaruit aanvoeren. Vrij uitzonderlijk zo’n aanbod, op een hoogte van 2153 meter. De oester- en champagnebar buiten en het schitterende panorama trekken dan ook schoon volk, uitgedost in de meest modieuze sneeuwoutfits.

Zoals bijna iedereen hier openen we de appetijt met een Hugo, een verfrissend, licht drankje van vlierbessensap, prosecco, bruiswater en munt. En terwijl ik geniet van mijn Schüttelbrot en crafuncins, een soort ravioli gevuld met spinazie, vertelt Christina hoe haar grootvader, die berggids was, zijn oudste zoon, 21 jaar oud, vond op de flank van de Sassolungo, neergebliksemd en dan doodgevroren. Van het groepje dat hij gidste was slechts één overlevende. Omdat haar grootvader die man, ondanks de gruwelijke ontdekking, alsnog redde, kreeg hij een medaille en een hut nabij de plaats van het ongeval. Een harde wereld, die van de bergen, zoals ook deze zomer helaas nog tal van alpinisten ondervonden.

Maar de weergoden zijn ons vandaag gunstig en we hebben nog een heel eind voor de boeg. Dus klikken we weer de ski’s aan en als we uren later, net op tijd, moe maar voldaan en met wat trillende benen, ons vertrekpunt in Selva weer bereiken, heeft Christina “een beloning” in petto : “De heerlijkste taarten die je kunt dromen.”

DE TROTS VAN DE LADINIËRS

Even ploeteren door de sneeuw en dan komen de bakgeuren ons tegemoet uit Villa Frainela, gelegen aan de skipiste in Selva. Daniela Comploj bakt hier zo’n achttien tot twintig verschillende taarten per dag, maar ook quiches en soep. Alles van eigen recept. Daarbij kun je kiezen uit 44 theesoorten van over de hele wereld, of iets sterkers uiteraard. Voor de inrichting van het romantische oude huis inspireerde ze zich op Weense koffiehuizen. Na de frisse berglucht word je heerlijk doezelig van de warmte en het gemurmel rondom. Daniela vertelt hoe ze voor dag en dauw begint met gymnastiek voor ze aan het bakken slaat en ’s avonds nog met haar man, die berggids is, de natuur intrekt. In huis loopt de sportieve bakprinses altijd in dirndljurk (“gewoon praktisch en je bent altijd gekleed”), al is ze best wel op de hoogte van de nieuwste modesnufjes. Een van haar tweelingdochters woont in New York en is fotografe voor onder meer Vogue. Maar de klederdracht hoort een beetje bij de ‘nationalistische’ gevoelens die ook hier de laatste jaren de kop opsteken.

Van oudsher wordt de streek bewoond door Ladiniërs, het oudste volk in dit gebied. Ze vormen slechts een kleine groep – een paar tienduizend in Val Gardena en Val Badia – maar zijn ongelooflijk trots op hun afkomst en erfgoed. Ze spreken onder elkaar hun zachte, wat zangerige taaltje, dat niemand buiten dit kleine gebied begrijpt : het Ladinisch, dat zijn wortels heeft in een versmelting van Reto-Keltisch en volkslatijn. Het is, naast Italiaans en Duits, de derde officiële taal. “We hebben ook een apart schoolsysteem”, legt Christina uit. “De lessen worden vanaf de eerste klas half in het Italiaans, half in het Duits gegeven. Twee uur per week leren de kinderen Ladinisch en van jongs af ook Engels.” Het prettige daarvan is dat je als bezoeker overal wordt aangesproken in diverse talen tot er wel eentje weerklinkt waarin je kunt communiceren.

SPORTEN IN SCHOONHEID

Apetrots zijn ze hier ook op hun sportprestaties, of het nu skiën, schaatsen, nordic ski is of tennis. Bij de laatste Olympische Winterspelen in Sotsji mocht Val Gardena niet minder dan elf atleten meesturen en sleepte een bronzen medaille in de wacht. “Onze kinderen kunnen, op twee dagen na, elke namiddag vanaf één uur sporten. Dat vinden wij zeer belangrijk. Mijn dochter van veertien oefent elke namiddag kunstschaatsten”, zegt Christina trots.

Sporten lijkt me hier geen ‘opgave’ als je in zo’n lonkend landschap woont met schier onuitputtelijke mogelijkheden. Niet alleen skiërs komen aan hun trekken. ’s Zomers is de Sellaronde op de fiets een ware hit, wandelaars en hikers vinden een beschermd paradijs in het ruim tienduizend hectare grote natuurpark Puez-Odle, dat zich uitstrekt van Val Gardena tot Alta Badia en schitterende uitzichten biedt op de omringende Dolomieten. Geen wonder dat de streek beschermd werd als werelderfgoed.

“De laatste jaren is ons publiek internationaler geworden”, zegt Christina. “Heel opvallend zijn de vele Scandinaviërs die naar hier afzakken. Het is voor hen slechts een viertal uren reizen – met het vliegtuig naar Innsbruck en dan de rit naar hier. Dat is even ver als ze in eigen land moeten reizen om te gaan skiën, maar hier hebben ze zon en veel langere dagen.”

DOOR SABINE LAMIROY

’s Morgens bij zonsopgang kleuren de ‘bleke bergen’ roze, ’s avonds tot dieporanje

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content