SIMPLY RED. De wereld volgens Mick Hucknall
“Ik zie onszelf meer als een jazzband dan als een soort Rolling Stones of U2. Zo zijn wij niet gestruktureerd. ” Mick Hucknall over “Life”, de nieuwste van Simply Red. “Liefde is niet alleen voor de levenden. “
JACKY HUYS
Mick Hucknall ziet er niet écht als het sekssymbool uit dat hij is. Hij zit, benen onder de kont, in een veel te grote suite van een hotel in Stockholm : rosse dreadlocks, ongeschoren, slobberig trainingspak. Eigenlijk verwijst alleen de robijn in een van zijn voortanden naar zijn status. (Terzijde : die frivoliteit, een eerbetoon aan rhythm & blueslegende Junior Wells, werd geplaatst in Los Angeles door de tandarts die naderhand Michael Jackson zou blackmailen vanwege vermeende pedofilie met zijn zoontje.)
En toch : die status is niet niets. Hucknall wordt gesignaleerd aan de arm van tennisspeelster Steffi Graf en supermodel Helena Christensen. Hij bezit een huis in Manchester zijn thuishaven en een appartement in Milaan, maar spendeert daarnaast menige nacht in Los Angeles, London of Parijs.
Zijn bandje Simply Red (eigenlijk Hucknall omringd door ingehuurde musici, die alleen maar een wedde van personeel krijgen, geen aandelen in de winst) heeft dan ook niet slecht geboerd : een wereldwijde verkoop van meer dan 25 miljoen stuks en met “Stars”, hun uit 1991 daterende vierde, zelfs in het bezit van de bestverkopende cd aller tijden in Engeland. Niet slecht voor de jongen uit het gebroken arbeidersgezin, die een kunstopleiding heeft gevolgd bij gebrek aan andere opties en die naderhand via de punkmuziek in de vaart der volkeren is opgestoten.
Back to Stockholm, for the points of the Swedish jury. In een zijkamer van het hotel wordt ons een koptelefoon over de oren geperst en mogen wij drie zegge en schrijve : drie tracks tot ons nemen van “Life”, de nieuwe en vijfde van Simply Red. Het zal vermoedelijk aan onze oren liggen maar wij horen om de vier sekonden, ergens, een kassa rinkelen.
Lang geleden zei je dat je één jaar vrijaf had genomen en er zo van genoten had, dat je er na de volgende plaat vijf vrijaf zou nemen. Dat heb je precies ook gedaan.
Hucknall : Het lijkt alleen maar zo. De vorige plaat kwam uit op het einde van ’91. We zijn op toernee gegaan tot de lente van 1993. Ik heb niks meer geschreven in ’93, als ik het me goed herinner. In de lente van ’94 ben ik er opnieuw aan begonnen, met een kleine recorder. Ik heb er mijn tijd voor genomen, want ik hield me ook nog met vele andere dingen bezig. Ik heb niet eens een gitaar gebruikt, gewoon mijn stem op het recordertje. Zo kwamen dan de woorden en de melodieën. Ik had alles in mijn hoofd en ik werkte eraan als ik op een vliegveld zat of in bed lag. Waar ik ook was, de melodieën kwamen op me af. Op die organische manier heb ik geleidelijk een reeks songs geschreven.
Je hebt dus nooit aan stoppen gedacht, omdat je bijvoorbeeld moe was.
Hucknall : Ik zou eerst moeten sterven voor ik stop met muziek maken. Muziek is echt mijn leven. Maar ik ga in de toekomst niet meer zo uitgebreid reizen. De volgende toernee zal niet meer zo grootschalig zijn. In ’96 en de eerste helft van ’97 zal ik waarschijnlijk op de baan zijn. Daarna ben ik van plan om weer wat tijd vrij te nemen.
Ik vind het een beetje vreemd dat iemand nu al weet wat hij zal doen in ’96 en ’97 ?
Hucknall : Het is gewoon zo. Sinds ’85 is mijn leven gepland. Je weet dat je, wanneer je een plaat opneemt, ook weer moet toeren. Je weet hoeveel tijd zoiets in beslag neemt.
Ja, maar stel dat je iemand ontmoet met wie je kinderen wil hebben in ’96.
Hucknall : Het is een bewuste keuze, ik heb mijn privé-leven opgeofferd voor mijn werk. Ik klaag daar niet over, dat heb ik nu eenmaal gedaan. Maar soms doet het wel pijn. Een kind kan dus niet : ik wil niet dat het zijn eerste stapjes zet, terwijl ik 2000 mijlen verder zit. Ik wil de vrouw van wie ik hou niet meer dan twee maanden achterlaten. Zo wil ik niet leven. Pas als ik mijn levensstijl verander en kan zeggen dat ik er zal zijn als ze mij nodig heeft, ga ik een serieuze relatie aan.
Vroeger speelde je vaak dj in klubs. Kan je dat nog steeds doen ?
Hucknall : De muziek in de klubs is radikaal veranderd. Ik ben niet echt zot van techno. Ik denk dat ik behoorlijk uit de toon zou vallen in de hedendaagse klub scene. Ik zou nog steeds soul en funk draaien, met een beetje Snoop Doggy Dogg, Dr. Dré en Warren G ertussen. Maar ik ben niet echt te vinden voor 120 beats per minuut. Of samples.
Toen ik daarnet in een platenwinkel rondliep, stootte ik op een cd’tje van de Frantic Elevators, je eerste punkbandje. Ik stond even in dubio : had ik het moeten kopen ?
Hucknall : Ik zou het niet kunnen zeggen (lacht). Ik heb al zeven of acht jaar geen song van de Frantic Elevators meer gehoord. Ik zou het je toch niet aanbevelen, denk ik, maar niet omdat ik me erover schaam, want het was een enorm leerproces voor mij. De punkexplosie deed zich voor mij voor vanaf juni ’76 tot de zomer van ’78, en toen was het gedaan. Ik was toen al beginnen luisteren naar de vroege Stones-platen en ik herontdekte de Beatles. Ik was op een bijna akademische wijze bezig met songs schrijven en er strukturen in te leggen. Het probleem met de Frantic Elevators was dat geen enkele van de muzikanten goed genoeg kon spelen om die ideeën te vertalen. Ik had die ideeën trouwens ook niet geformuleerd. Sommige journalisten vragen mij hoe ik van punk naar soul kon overstappen, maar eigenlijk was punk de zijstap. Daarvoor luisterde ik immers naar soul. Ik was een northern soul boy, al sinds mijn vroege jeugd. Punk voor mij was iets sociologisch : het ging over jong zijn en pukkels hebben, en vooral niet op de grote popsterren van toen lijken. Ik wou nooit van mijn leven nog een Eric Clapton-plaat zien, maar nu zijn die dinosaurussen helaas weer allemaal terug. Ik dacht nog zo dat we ze weggeveegd hadden (lacht).
Als je de verkoopcijfers van Simply Red bekijkt 25 miljoen over de hele wereld maakt je dat gelukkig ?
Hucknall : Ik denk dan aan een tandarts, een loodgieter, een schoonheidsspecialiste, een eerste minister, aan al die miljoenen individuen die een plaat van mij bezitten. Dat is de beste beloning die je kan krijgen : weten dat er mensen zijn die een volledig ander leven leiden dan jij en toch houden van de muziek die je gemaakt hebt.
Is dat de reden waarom je ooit met muziek begonnen bent ?
Hucknall : Ik ben blij dat je die vraag stelt. In mijn allereerste interview vroeg men mij wat ik wou bereiken. Ik zei dat ik zeven of acht uitstekende platen wou maken, klassiekers, en er gewoon het beste van maken. Als je mij die vraag nu zou stellen, zou ik hetzelfde antwoord geven. Ik zou er dus nog drie moeten maken (lacht).
Je vindt al je vorige platen klassiekers ?
Hucknall : Niet in hun geheel, met uitzondering van “Stars”. De andere platen bevatten songs die voor klassiekers kunnen doorgaan.
De eerste keer dat ik je sprak, leek Simply Red een groep vrienden uit het noorden van Engeland die zich amuseerde. Jij bent eigenlijk de enige die overgebleven is.
Hucknall : Sommige vrienschappen zijn verloren gegaan en soms worden ze hersteld. Ik ben nog steeds bevriend met Chris Joyce, de drummer. Ik heb zelfs de nieuwe plaat gedeeltelijk in zijn studio in Manchester opgenomen. Fritz McIntyre is er al bij van het prille begin, Ian Kirkham sinds de tweede cd, ‘Men And Women’. Ik zie het als een geleidelijke verandering. Mensen willen er nog altijd bij zijn, maar soms gaat dat niet. Tim Kellett is er niet meer bij, omdat hij twee kinderen heeft en meer tijd bij zijn gezin wou doorbrengen. Ik respekteer dat. Ik zie onszelf meer als een jazzband dan als een soort Rolling Stones of U2. Zo zijn wij niet gestruktureerd en dat hoeft ook niet. Onze muziek heeft input nodig van nieuwe mensen die een andere visie op de wereld hebben. Als ik naar Miles Davis kijk, die een carrière van meer dan veertig jaar heeft gehad en die onder andere gewerkt heeft met John Coltrane, Herbie Hancock, Wayne Shorter, Bill Evans, Charlie Parker, Mike Stern, John McLaughlin : ongelooflijk en toch had Miles altijd een soort band, die met hem opnam en toerde. Dat is mijn idee voor een groep, niet het traditionele rock’n’roll-voorbeeld, maar een jazz-achtige struktuur. Vergeet ook niet dat veel groepen enkel bij elkaar blijven uit financiële overwegingen.
Heb je het nu over je idolen, de Stones ?
Hucknall : Niet specifiek (glimlacht). Ik heb niet de indruk dat er veel haat is tussen de Stones. Er zijn problemen, maar er is iets fundamenteels dat hen bij elkaar houdt. Ik bracht onlangs een middag door met Keith Richards, en door de manier waarop hij over Mick praat, kan je zien dat ze heel close zijn. Je hoort vaak verhalen over groepsleden die elk afzonderlijk hun stuk gaan inspelen in de studio zonder elkaar ooit te zien. Dat wil ik niet. Ik heb liever een gezonde, respektvolle relatie. Als je je vaste stek hebt in een groep, word je zelfgenoegzaam. Dan hoef je niet meer de beste te zijn omdat je toch onder de beschermende vleugels van het ‘instituut’ zit. Als je nieuwe muzikanten binnen brengt, zorg je ervoor dat iedereen alert blijft. Dat is ook goed voor het publiek : ze krijgen steeds iets anders.
Jij hebt altijd gezegd dat Simply Red geen solo-act was, maar een groep. Doe je dat nu ook nog ?
Hucknall : De groep nu staat op een ander niveau. Toen was er hoofdzakelijk kameraadschap. Maar als de vijfhonderdste journalist zegt dat hij alleen maar de zanger wil spreken, en als je in een situatie zit waar één persoon 85 % van de muziek schrijft, dan wordt het wat onpraktisch. Je mag dan al het ideaal hebben van ‘de groep’, maar als ‘de groep’ geen evenwaardige bijdrage levert, dan zegt de manager : ‘Jij moet meer krijgen dan de anderen, want anders klaag je mij later aan omdat ik een slechte manager was’. We moesten gewoon de realiteit onder ogen zien, minder idealistisch zijn, want het was ons in verschillende opzichten aan het verscheuren.
Iedereen kon dus vervangen worden, behalve jij.
Hucknall : Ik heb altijd gedacht dat ook ik kon vervangen worden, maar dan spreek je niet meer over Simply Red.
De nieuwe plaat heet “Life”. Dat is een nogal filozofische titel.
Hucknall : Ik vond “Stars” ook al filozofisch.
Refereerde je met die titel echt naar Europa ?
Hucknall : Wat ik toen wou overbrengen, was iets spiritueels. Het had te maken met een gevoel van universalisme, een gevoel dat we allemaal verbonden zijn met het heelal, dat er geen scheidingslijn is tussen het levende en het levenloze. Zelfs bergen bewegen en leven. Wat”Life” betreft : ik wist al dat ik de plaat zo ging noemen toen ik op promotietoernee voor “Stars” was. Mij werd zo vaak gevraagd : ‘Mick, wat heeft je geïnspireerd om dit of dat liedje te schrijven ? ‘ En ik antwoordde : ‘In leven zijn, het leven, alles rondom mij’. De buitenwereld is verschrikkelijk inspirerend. Toen wist ik hoe ik de volgende plaat zou noemen : alle songs zijn als het ware kleine vignetten over verschillende aspekten van het voortdurend veranderende leven. Een regel uit een song zegt dat liefde niet alleen voor de levenden is. Het gaat dus niet noodzakelijk enkel over individuele liefdesaffaires. Er zijn parallellen tussen de interne verhouding van het koppel en de situatie in een land als Zuid-Afrika, waar de relatie tussen blank en zwart een enorme verandering heeft ondergaan. De openingsregel is : ‘So now we’ve got our independence, what are we going to do with it ? ‘ In de eerste strofe spreek ik over een koppel, in de tweede spreek ik over het land. Een liefdesaffaire, het universum, ik verbind alles.
Je hebt vaak gezegd dat je songs over jezelf handelen. Is dat nog altijd zo ?
Hucknall : Mijn fout was waarschijnlijk de term ‘autobiografisch’ te gebruiken. Dan lijkt het alsof je naar je innerlijk kijkt, naar je eigen persoonlijkheid, terwijl ik vind dat ik vanaf het begin, vanaf ’85, in veel songs naar buiten keek, de buitenwereld observeerde. In die betekenis zijn ze dus niet autobiografisch, maar biografisch. Het was een fout van mijn kant te zeggen dat ze dat wel waren. Ik bedoelde toen waarschijnlijk : ‘De wereld volgens Mick Hucknall’.
Op een bepaald ogenblik heeft er een gerucht gecirculeerd dat jij een plaat met jazz-standards zou opnemen. Heeft dat ooit konkrete vormen aangenomen ?
Hucknall : Nee, omdat de producer van die geplande plaat, de legendarische labelbaas Nesuhi Ertegun, aan het sterven was. We waren in New York toen we over de plaat begonnen te praten. Toen wist hij niet eens dat hij ziek was, maar het werd steeds erger en het is uiteindelijk allemaal vrij snel gegaan. Wat me nog steeds ontroert, is dat terwijl hij in zijn ziekbed lag, hij aan zijn sekretaresse dikteerde hoe we de plaat in elkaar zouden steken. Ik kàn ze nu niet meer maken.
Hoe zie jij de jazz-scene in vergelijking met de rock-industrie ?
Hucknall : Ik vind gewoon dat we in een wereld van muziek leven en niet in een wereld van muzikale hokjes. Vooral in Amerika is dat erg. Ik geloof ook dat dàt deels de reden is waarom ik wisselende suksessen ken in de Verenigde Staten. Ze weten niet voor welke radiostations ik geschikt ben : ik ben te blank om op zwarte stations te worden gedraaid en ik ben te zwart voor de blanke rockstations. Zij moeten zich maar verzoenen met mijn visie op de wereld, ik ga me niet voordoen als een blanke rockact, of mijn kleur veranderen zoals Michael Jackson. Hopelijk zullen ze ooit stoppen met hun muzikaal apartheidsbeleid.
Doorheen je carrière heeft men het vaak gehad over het feit dat je als jonge rebel uit het noorden begonnen bent, groot geworden bent en dan Manchester verlaten hebt. Je zou volgens sommigen je roots verraden hebben.
Hucknall : Ik heb een huis in Manchester, waar ik regelmatig ben om mijn familie te bezoeken. Ik heb ook nog vele goede vrienden die in Manchester wonen. Maar de meeste tijd breng ik door in luchthavens, hotels en restaurants.
Er wordt vaak gezegd dat het noorden van Engeland verarmd is, dat de kloof tussen het noorden en het zuiden steeds groter wordt. Is de Engelse maatschappij erop verbeterd sinds jij begonnen bent met Simply Red ?
Hucknall : Op die vraag kan ik onmogelijk een kristalhelder antwoord geven, tenzij in een veertig bladzijden tellende politieke tesis. Sommige zaken zijn verbeterd : de vakbonden bijvoorbeeld hebben de samenleving niet meer in hun macht zoals ze dat in de jaren ’70 wel hadden. Maar anderzijds had Thatcher de vakbonden moeten hervormen, niet vernietigen. Er werd gewoon gesold met het Britse volk, dat van de ene kant naar de andere werd geslagen. Toen Thatcher wegging, kwam Major, een verschrikkelijk zwakke leider.
Ik beschouw de regering als een morele en sociale politiemacht. Ze zou de exploitatie van werkende mensen moeten voorkomen. Maar ze hebben een soort Europees Taiwan van ons gemaakt, waarbij wij de andere Europeanen ondergraven door te zeggen dat we niet gebonden zijn aan een sociaal pakt. Zo van : ‘Mijnheer Sony, als je van Tokio naar hier wil komen, dan zal je je werkkrachten minder moeten betalen dan in Duitsland’. Veel van onze arbeiders genieten niet dezelfde sociale voordelen als in andere delen van Europa.
Er zijn veel problemen binnen Europa, maar we moeten er ons niet van weglopen. Vecht van binnen, niet van buitenuit. De nationalisten zijn oorlogstokers. Geschiedenis heeft aangetoond dat alle grote fascisten en de brengers van ellende en oorlog, fervente nationalisten waren. Hen moeten we vrezen. Als elk land zich op zichzelf terugtrekt, dan breekt er binnen tien jaar oorlog uit in Europa.
Je bent gefascineerd door sportlui. Wat boeit je zo aan hen ?
Hucknall : Het is gewoon leuk om mensen te ontmoeten die even suksesvol zijn als ik, maar die een heel ander leven leiden. Je hebt veel gemeen, je wordt aanbeden door fans over de hele wereld. Het is altijd leerrijk om te zien hoe anderen daar mee omgaan.
Soms kraken ze, zoals voetbalmanager Kenny Dalgliesh, die plots stopt omdat hij de stress niet meer aankan. Kun je je zoiets een beetje indenken ?
Hucknall : Dalgliesh stond aan de top. Hij was fantastisch zowel als speler als manager. Ik denk dat hij gewoon opstapte omdat hij genoeg had van de klub en de druk van Kenny Dalgliesh bij Liverpool te zijn. Het was een uitdaging om naar een klub in tweede klasse te gaan en daar het tij te keren. Hij had er waarschijnlijk zeer goed over nagedacht voor hij die stap zette, terwijl wij enkel zeiden : is hij zijn verstand verloren ?
Dus ja : ik kan me best voorstellen dat ik het op een mooie dag niet meer aan kan en dat ik in tweede klasse zal herbeginnen (glimlacht).
(“Life” van Simply Red is verschenen bij EastWest/Warner.)
De nationalisten moeten we vrezen. Als elk land zich op zichzelf terugtrekt, dan breekt er binnen tien jaar oorlog uit in Europa.
Mick Hucknall : “Ik heb mijn privé-leven opgeofferd voor mijn werk. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier