Sigrid Nunez schreef een opzienbarende roman, die tegelijk ontroerend, tragisch en komisch is. “Een veertje op Gods ademtocht” is het verhaal over een wel zeer Newyorkse jeugd.

GRIET SCHRAUWEN

FOTO’S : GERALD DAUPHIN

Het is een grijze, druilerige ochtend in New York City. In de building aan de drukke straat van uitgeverij HarperCollins zoeft de lift geruisloos naar de 24ste verdieping. Sigrid Nunez staat al te wachten. Ze geeft verlegen een hand, draait onwennig rond. Als de deur dichtgaat van het kleine kantoortje waarin we ons terugtrekken, worden alle geluiden van de stad buitengesloten. Haar stem is zangerig melodieus, zacht en helder. Ze is wat schuw, maar dat blijft niet duren, al behoudt ze haar ondoorgrondelijke oosterse glimlach en de buiginkjes in haar stem.

In de Angelsaksische pers wordt Nunez in één adem genoemd met Amanda Filipacchi (Nude Men) en met Donna Tartt (The Secret History) : de vrouwen heten alledrie : “veelbelovende debutanten”. Nunez schreef inderdaad óók een opzienbarend boek, dat tegelijk ontroerend, tragisch en komisch is. “Een veertje op Gods ademtocht” is het verhaal over haar jeugd, die zo Amerikaans was zo Newyorks zelfs als het maar kan : haar ouders kwamen als immigranten naar Amerika. In het oude Europa is het kwasi ondenkbaar, of op zijn minst ongewoon ingewikkeld : vader Chinees-Panamees, moeder volbloed Duits, de eerste grote liefde van de ik-persoon is een Russische immigrant.

“Nee, helemaal autobiografisch is het niet, ” zegt Nunez. “Het zijn geen memoires. Het boek zit ergens tussen fiktie en non-fiktie in. Ik gebruik feiten uit mijn leven, maar een deel is verzonnen. Ik groeide inderdaad op in de sociale woonwijk Fort Green in Brooklyn en mijn moeder was inderdaad een Duitse oorlogsbruid, maar ik kan bijvoorbeeld toch niet weten wat ze dacht in de tijd voor ik werd geboren ? “

Het eerste hoofdstuk van “Een veertje op Gods ademtocht” heeft als titel “Chang”, zoals de oorspronkelijke familienaam van uw vader. U herinnert zich niet veel meer van hem ?

Sigrid Nunez : We woonden achttien jaar onder hetzelfde dak en ik weet haast niks over mijn vader. Hij is jaren geleden overleden en ik blijf achter met tal van vragen waar niemand nog een antwoord op kan geven. Mijn moeder weet weinig, en we verloren het kontakt met wat mijn vader nog aan familie kan resten. Hij vertelde weinig of niets over zichzelf.

De kommunikatie met uw vader was ook niet makkelijk. Hij was om te beginnen zwijgzaam en sprak bovendien niet goed Engels.

Nunez : Ik heb hem ook nooit begrepen. Daar was weinig kans toe, omdat we zo weinig met elkaar gemeen hadden. We hadden geen gemeenschappelijke kultuur en lichtjes overdreven gesteld zelfs geen gemeenschappelijke taal. Toen ik geboren werd, woonde hij al bijna dertig jaar in Amerika en als je hem hoorde spreken, zou je dat nooit geloofd hebben. Dat vraag ik me nog steeds af : waarom heeft hij nooit goed Engels leren spreken ? Ik weet niet precies hoe oud ik was, maar ik herinner me dat ik hem voor het eerst Chinees hoorde spreken, met een man die we op straat ontmoetten, ergens in Chinatown. Daarna hoorde ik het hem hooguit nog twee keer spreken, aan de telefoon. Later in het ziekenhuis, gedurende de laatste dagen van zijn leven, kende hij ook zijn kleine beetje Engels niet meer. De man in het hospitaalbed naast hem vroeg ons : “Willen jullie dan niet weten wat hij zegt ? ” Wij verstonden er geen woord van. Die dag dat ik hem voor het eerst Chinees hoorde spreken, dacht ik : het is dan toch waar. Tot op dat moment geloofde ik het maar half. Geen wonder ook (lacht) : hij was maar hàlf Chinees.

Het verhaal van zijn jeugd is ook heel vreemd.

Nunez : Onbegrijpelijk, hé. Grootvader Chang was een handelaar die een vrouw had in China én een in Panama. Na mijn vaders geboorte nam grootvader Chang hem mee om door zijn Chinese vrouw opgevoed te worden. Tien jaar later kwam mijn vader weer terug bij zijn biologische moeder die één jaar later overleed. Dat roept bij mij zoveel vragen op. Welke relatie konden zij hebben ? Welke taal sprak hij met zijn Panamese moeder ? Spaans ? Chinees ? Charles Cipriano Chang, stond op papieren die ik na zijn dood terugvond. Hij moet ook een Chinese voornaam gehad hebben, maar die ken ik niet eens. Op zijn dertiende kwam hij vanuit Panama met zijn oom naar New York, waar hij illegaal in Chinatown woonde. Nog later heette hij plots Carlos Nunez. Het zal altijd een raadsel blijven wanneer, waarom en hoe hij de Spaanse naam van zijn moeder aannam.

Zoals gezegd was er dat kommunikatieprobleem, en hij was ook maar zelden thuis. Hij was een hardwerkend man, hij had een baan als afwasser in een ziekenhuiskeuken, en in zijn vrije uren werkte hij in Chinese restaurants om wat bij te verdienen. Als hij wél thuis was, nam hij geen deel aan het gezinsleven. Als wij bijvoorbeeld tv keken, bleef hij in de keuken zitten. Als iemand in de keuken kwam, merkte hij dat niet eens. Als iemand van ons een nieuw kapsel had, zag hij het niet.

En als u met hem probeerde te praten, was hij ook niet erg toeschietelijk.

Nunez : Een van zijn stopzinnetjes was : “Chinezen zoals iedereen. ” Vroeg ik : eten ze met stokjes ? Of : is het waar dat Chinezen hond eten ? Dan zei hij in zijn gebroken Engels : “Chinezen zoals iedereen. ” Ik heb in ieder geval nooit gevonden dat hij was zoals iedereen. Nu zeggen veel Aziatische Amerikanen mij dat mijn vader geen uitzondering is en dat hij voor ieder kind met een Aziatische vader zeer herkenbaar is. “Mijn vader en ik, ” zei iemand, “wij hadden een prachtige relatie, maar we praatten nooit met elkaar. Geen woord. ” En dat was dan nog een zoon ! Pas jaren later begreep ik hoe hard het voor hem moet geweest zijn. Een huis vol vrouwen : een nachtmerrie voor een Chinese man.

En zeker in het huis waar jullie woonden : u schrijft dat er in huis niks anders Chinees was dan hij.

Nunez : (lacht) Nee, er waren geen boeddha’s en geen stokjes. Hij zat zelf als een zwijgende boeddha tussen de koekoeksklokken, met achter hem foto’s van de Beierse Alpen. Mijn moeder was van uiterlijk zowat het tegenovergestelde van hem : een grote vrouw, met blond haar en blauwe ogen. Ik zie het nog voor me : een flakon in de badkamer, shampoo met citroen, alleen voor blond haar.

Uw moeder bedacht zelfs voor haar dochters stoere Germaanse namen die uw vader niet eens uitgesproken kreeg.

Nunez : Ze wilde ook echte Duitse meisjes van ons maken. Ze bond ons haar in vlechten en draaide het strak in knotjes over onze oren. Ze naaide dirndljurken voor ons en onze poppen. Thuis aten we Schweinebraten und Strudel, Leberkäse und Blutwurst. Die woorden waren zo ongeveer het enige Duits dat we kenden. Ze wilde ons haar moedertaal ook niet leren, hoewel ze Duits rijper en dieper vond. “Een woord als Weltschmerz bestaat niet in het Engels, ” zei ze, “en geen enkel ander woord drukt dat zo goed uit. ” Ze vertelde ons wel de sprookjes van Grimm, ze vertelde over Gretel en over Rapunzel, maar dan in het Engels. Die taal sprak ze wel goed en met veel zorg. Zeg maar Deutsche Gründlichkeit. Ze had wel een zwaar aksent, zoals Duitsers dat hebben in Amerikaanse films, en maakte soms fouten. Vaak was ze zonder het te weten heel grappig : ze schold ons, haar dochters, uit voor son of a bitch.

Uw moeder wist wat Weltschmerz betekende : ze verging van heimwee naar haar Heimat. Ze vertelde dat ze de eerste jaren in New York dacht dat ze gestoren was en naar de hel was gegaan.

Nunez : “Hoe ben ik hier in godsnaam terechtgekomen, ” vroeg ze zich dikwijls luidop af. Alsof ze zelf niet hierheen was gereisd. Ze kon zo ongelukkig en verdrietig zijn. Er waren periodes dat ze elke dag huilde, ze liet ons zelfs beloven dat we haar na haar dood naar Duitsland zouden brengen om haar in Duitse aarde te laten begraven. Als ze ruzie had met mijn vader, zei ze af en toe tegen ons : “We gaan naar huis. ” En daarmee bedoelde ze Duitsland.

Heeft u er een vermoeden van waarom uw ouders eigenlijk met elkaar getrouwd zijn ? De lezer krijgt niet de indruk dat het uit vrije keuze was, van romantische liefde is geen sprake.

Nunez : Amerikanen vragen me dat ook : waarom trouwt een Duitse vrouw in godsnaam met een Chinese man ? Ik ben ervan overtuigd dat die situatie is ontstaan door de oorlog, anders is het ondenkbaar. Mijn vader was soldaat in Duitsland. Toen ze elkaar leerden kennen, was zij amper 18 en hij 34, de leeftijd van haar ouders. En ze werd zwanger. Ze zijn zeker niet hals over kop met elkaar getrouwd : hun eerste kind was twee jaar oud voor ze trouwden. Niémand wou graag in Duitsland blijven, vlak na de oorlog. Veel meisjes weken uit als oorlogsbruiden, vooral bij gebrek aan Duitse mannen.

Ondanks alle heimwee is uw moeder nooit definitief naar Duitsland teruggegaan. Ook niet na de dood van haar man.

Nunez : Niet alleen was ze dan al heel lang in New York en had ze hier volwassen kinderen. Ook dààr, in Duitsland, was ze niet langer thuis. “Niets is nog hetzelfde, ” zei ze. De adjektieven die de toeristische sektor het meest gebruikt in verband met Duitsland, zijn “romantisch” en “sprookjesachtig”. Dat beeld kregen wij er ook met de paplepel ingegoten. Zelfs al groeide mijn moeder op in nazi-Duitsland, onder vlaggen met hakenkruisen en in de Hitlerjugend, in haar ogen wàs het er romantisch en sprookjesachtig. Ik heb haar altijd beschouwd als een romantische heldin : mooi en vol heimwee.

Heeft u uw Duitse grootouders ooit gekend ? En mogelijke Chinese of Panamese familieleden ?

Nunez : De ouders van mijn vader waren dood toen ik geboren werd. Mijn Duitse opa heb ik één keer ontmoet, maar ik herinner me van dat verblijf in Duitsland niet méér dan dat alle dorpskinderen te hoop liepen om naar “de Chineesjes” te komen kijken. Dat waren ook andere tijden : voor de oorlog had niemand in mijn moeders dorp ooit een Aziaat of een neger gezien.

Mijn oma zie ik nog voor me : een heks zoals in de sprookjes, ze sloot me op in de kelder. Ik was in de twintig toen ik haar voor de tweede en laatste keer ontmoette. Bij die gelegenheid vertelde ze me dat mijn moeder haar handen voor de oren hield als mijn vader begon te zingen.

Ik ben nog nooit in China geweest, al zou ik graag eens gaan. Maar er zijn zoveel beperkingen : ik spreek bijvoorbeeld de taal niet. En wat zou ik er gaan doen ? Ik ben niet zomaar een toerist : ik heb er een deel van mijn roots.

Uw moeder was niet alleen mooi en vol heimwee, soms was ze keihard. Toen ze u voor het eerst naar school bracht, wees ze de deur waardoor u naar binnen moest gaan. Toen u weer naar haar wilde opkijken, was ze al verdwenen. Soms lijkt het ook alsof vader de Duitse kant in zijn kinderen haat, en moeder de Chinese kant. Zoals in één van de pijnlijkste passages in uw boek : vader knuffelt andere Chinese kindjes en u vraagt moeder waarom hij nooit op die manier met jullie speelde. Uw moeder zei dat ze dat best begreep, dat ze dat ook zou doen met schattige Duitse kindertjes.

Nunez : (peinzend en verontschuldigend) Voorkeuren hebben is menselijk. Onvoorwaardelijke liefde tussen ouders en kinderen is iets van een andere, perfekte wereld. In de reële wereld worden veel kinderen gedeeltelijk afgewezen en verworpen. Het is nooit persoonlijk, maar het wordt veroorzaakt door vooroordelen van de ouders. Dan zeggen ze iets als : ik kan nu eenmaal beter opschieten met jongens.

Voor het kind in kwestie is het wel heel erg pijnlijk en verwarrend. Weet je nog wel zelf wie je bent, als je vader liefst heeft dat je Chinees bent en je moeder dat je Duits bent ?

Nunez : Er zit niet veel Chang in mij, geloof ik. Ik denk dat ik meer van mijn moeder heb : haar stem en haar handschrift, bijvoorbeeld. Als ik moe ben, in de war of dronken, begin ik zelfs weer met een Duits aksent te praten.

De laatste jaren zeggen mensen me dat ze jaloers zijn op mijn etnische achtergrond. Dat kon ik me vroeger absoluut niet voorstellen. Ik kende niemand met dezelfde achtergrond als wij. Ik groeide op tussen arme Amerikanen. Sommige families waren zwart, andere waren gemengd, maar niemand in onze wijk had Aziatisch bloed.

De buurt waarin u opgroeide, was wel kleurrijk, maar niet erg florissant.

Nunez : Wij woonden in een buurt waar mensen zich voor schaamden, maar dat was niéts in vergelijking met hoe het er nu is : getto’s vol drugs en geweld. Er zijn stadsdelen van New York waar je de hele dag door sirenes en geweerschoten hoort, levensgevaarlijke plekken waar mensen niet in maar onder hun bed slapen uit angst voor verdwaalde kogels.

Toen ik opgroeide in de jaren ’50 en ’60 leefden wij aan de rand van de maatschappij, maar toen was er nog belangstelling voor mensen zoals wij. De samenleving probeerde talent te benutten. De overheid was begaan met ons, we kregen kansen. Wie een goed student was, kreeg hulp. Er was ook meer geld in die tijd, en vooral een totaal andere houding tegenover armoede.

Als puber stortte u zich in het ballet. Was dat om te ontkomen aan een afwezige vader, een dominante moeder en die troosteloze buurt ?

Nunez : Dat kan je zien als een vlucht, ja. Na school ging ik niet naar huis, maar naar de balletles. Het was leuk, maar niet leuk genoeg om op die manier aan de kost te komen. Een danser is een uitvoerder : je doet wat je gezegd wordt, zoals een kind zijn ouders gehoorzaamt. Je beslist niet om de rol van Gisèle te dansen. Je wordt gevrààgd om dat te doen. Ze zeggen zelfs wat je moet aantrekken. Aan een schrijver wordt niks gevraagd. Je moet alles zelf bedenken, er zijn geen bevelen om op te volgen en niemand zit op je te wachten.

Ik was nog heel jong toen ik ervan droomde om schrijver te worden. Een gek idee natuurlijk, want ik had nooit gedacht dat het tot de mogelijkheden behoorde. Mijn droom had zeker met mijn afkomst te maken. Het feit dat mijn vader niet goed Engels sprak, en dat mijn moeder zich een andere taal eigen maakte, heeft ervoor gezorgd dat ik vastbesloten was om mijn taal goed onder de knie te krijgen.

Het laatste deel van uw boek gaat over de verhouding die de ik-persoon heeft met Vadim, een Russische taxichauffeur, een van haar studenten. Freud zou er wel wat op vinden : de ik-persoon valt in herhaling. Ze beleeft eenzelfde situatie als in haar jeugd : een relatie met een vreemde, iemand die niet goed Engels spreekt, iemand die haar of Amerika niet echt begrijpt. Naarmate ze elkaar beter leren kennen, jaagt hij haar de stuipen op het lijf met wat ze verneemt, óók over zijn duister verleden. Trekt het gevaar je aan ?

Nunez : Nee, het was het aksent, het vreemde. Gebroken Engels is mijn lot, vrees ik. Met “Een veertje op Gods ademtocht” probeerde ik een verhaal te schrijven over het verband tussen taal en liefde, over verlies en ontheemd zijn, zich nergens thuis voelen, over de verknipte relatie tussen ouders en kinderen, tussen taal en liefde.

In de tijd dat u danste, had u ook anorexia nervosa.

Nunez : Een klein beetje maar, just a touch. Ik heb één keer vijf dagen geen vast voedsel gegeten, om te zien hoe lang ik zonder vast voedsel kon. Ik at appelen, repen zoetigheid. Andere meisjes op dansles leefden konstant op sigaretten, koffie en pillen : danseressen moeten slank zijn want een te dikke danseres is als een violiste zonder handen. Onder elkaar praatten we er erg veel over. Eén meisje zei me ooit : “Als je zin hebt om iets in je mond te stoppen, beeld je dan eerst in waarin het verandert, eens je het hebt ingeslikt. Dan gaat je honger over. “

Al had ik holle wangen en scherpe jukbeenderen, al voelde ik licht als een veertje “Een veertje op Gods ademtocht, ” zoals de Heilige Hildegarde schreef al zag ik sterren en woog ik nog maar 45 kilo, dan nog vond ik mezelf niet mager.

Ik had er ook geen idee van dat het slécht voor me was om zo weinig te eten : pas jaren later vernam ik dat anorexia vaak iets te maken heeft met masochisme.

Het had veel erger gekund, maar het kwaad was geschied : gedurende jaren kon ik niets eten zonder voor me te zien waarin het zou veranderen. Ik kokhalsde zelfs al als ik mijn tanden poetste.

Dikwijls wordt er ook een verband gelegd tussen anorexia en de relatie met de moeder.

Nunez : Door de oorlog was mijn moeder geobsedeerd door eten. “Europese huisvrouwen kunnen hun hele gezin voeden met wat Amerikaanse huisvrouwen weggooien”, was een van haar vaste uitspraken. Thuis mochten wij nooit van tafel voor ons bord leeg was, en de ergste straf was om zonder eten naar bed te worden gestuurd. Mijn moeder zei ook altijd dat Amerikanen als varkens eten. Nou, ik niet.

In uw boek bent u niet getrouwd. En in het echt ?

Nunez : Ook niet, en ik zal het nooit doen. Ik heb zo weinig gelukkige huwelijken gezien. Alleen op de televisie was het soms goed. Ik groeide op te midden van ruzie, konflikten en verdriet. Ik zag niet alleen thuis de problemen, ook elders. En in het gezelschap van koppels voel ik nog altijd een vreemde spanning.

Ik herinner me nog levendig dat een van mijn leraressen ging trouwen. Ze zei : “Er zal veel veranderen. Nooit zal ik nog een lippenstift van vijf dollar kunnen kopen. ” Ik denk dikwijls aan haar. Elke keer als ik een lippenstift koop, en die kost soms al twintig dollar.

Sigrid Nunez, “Een veertje op Gods ademtocht” (A Feather on the Breath of God), uitgeverij Houtekiet/Hadewijch, 595 fr.

Sigrid Nunez : “Onvoorwaardelijke liefde tussen ouders en kinderen is iets van een andere, perfekte wereld. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content