Hij is juweelontwerper en zilversmid, zij houdt een kunstgalerie open. Samen zijn ze een begrip in Gent en ver daarbuiten. Siegfried & Hermine De Buck kijken terug op vijfentwintig jaar artistiek huwelijk : “We zijn er op een naĆÆeve manier ingevlogen, ja. Gelukkig maar. “

MARC RUYTERS

FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

Het Gentse Museum voor Sierkunst kocht recent een prachtig stukje zilversmeedwerk aan van Siegfried De Buck : zijn Pralinenteater behoort nu tot de vaste museumkollektie. Een mooi eerbetoon aan een kunstenaar wiens werk de jongste jaren meer en meer in de publieke belangstelling kwam. Zijn bijdrages aan de Wereldtentoonstelling in Sevilla 1992, aan het luik ’toegepaste kunsten’ van Antwerpen 93, de tentoonstellingen en stage-opdrachten in binnen- en buitenland, de solo-expositie begin vorig jaar in het Oostendse Museum voor Moderne Kunst : Siegfried De Buck is een naam geworden.

Maar aan die naam ontbreekt een helft, zeker voor de Gentenaars : daar spreken ze van Sieg & Hermine De Buck. Hermine houdt als galeriste het hoofd koel in een stad waar de galerie-krisis nog harder toesloeg dan elders. Hun grote herenhuis aan de Zuidstationstraat is galerie, atelier, kunstkollektie en woonst tegelijk. Nu oogt het De Buck-pand als een solide artistieke vesting, maar daarvoor is veel (vuil) water door Leie en Schelde moeten vloeien.

Siegfried De Buck, over het begin. “Mijn zus zat samen met Hermine in de PoĆ«sis. Op een feestje hebben we elkaar leren kennen, Hermine was pas zeventien. Mijn visie op vormgeving en kunst was iets totaal nieuws voor haar, maar niet alleen dat : ook onze manier van leven verschilde. Ik zat al vanaf mijn veertien op kot, zij zat in het internaat. Maar zij is vanaf het begin verliefd geweest op mijn juwelen, dat wel. “

Hermine : “Het was toch vooral zijn persoonlijkheid die me aantrok. Hij deed dingen die niet voor de hand lagen. Ik herinner me nog altijd het eerste geschenk dat ik ooit kreeg van hem, om vijf uur ’s morgens was dat : een armband. “

Siegfried De Buck volgde als scholier een soort kunsthumaniora avant-la-lettre, ondermeer in Maredsous en in Namen. Later trok hij naar Straatsburg voor een opleiding hedendaagse juwelen. “In Vlaanderen bestond in die tijd geen opleiding in die zin, bovendien was het ook een keuze van mijn ouders : ze zagen snel in dat een doorsnee-schoolleven voor mij geen zin had. En gelukkig ben ik, dank zij hen, terecht gekomen in iets wat me lag. Ik ben altijd in kunst geĆÆnteresseerd geweest. Als klein manneke liep ik al rond in musea en in kerken, ik had de meest gekke verzamelingen van al wat ik maar vond, en ik was altijd druk doende met tekenen. “

Begin jaren zeventig trok het koppel Siegfried & Hermine in een groot pand aan de Gentse Kuiperskaai. Hermine : “Siegfried had besloten om zijn eigen juwelen te maken, kompleet onafhankelijk van eender wie of wat. Zeker in het begin heeft hij veel geĆ«xperimenteerd, de eerste jaren hebben we dan ook zwarte sneeuw gezien. We hebben toen het geluk gehad een vrouw te leren kennen die in ons geloofde. Zij hielp ons, zodat we geld hadden om materiaal te kunnen kopen en een atelier voor Siegfried op te zetten. We hadden ook snel twee kinderen, dat maakte het er niet makkelijker op. “

Siegfried : “We hadden zelfs een heel kleine etalage op de Kuiperskaai. Als ik een juweel verkocht was het feest. “

Hermine : “Het is eigenlijk allemaal heel langzaam gegroeid, we zijn er gewoon ingerold. We waren, zoals dat ging in die tijd, naĆÆef genoeg om dat aan te kunnen. Zo is ook mijn eerste tentoonstelling bijna vanzelfsprekend tot stand gekomen : we kenden enkele mensen uit het kunstmilieu die ons op weg hebben gezet. De eerste expo die ik bracht was van Jean Bilquin, daarna Frank Liefooghe, vervolgens Burssens, Raveel. Heel belangrijk daarin was de steun van Eddy Van der Noot die we toen hadden. Die had een heel vooruitstrevende meubelzaak aan de Veldstraat, waar wij geregeld binnen gingen. Op een keer zag hij mijn armband en vroeg wie dat gemaakt had. Toen ik antwoordde dat hij van mijn man was zei hij : ‘Kijk, als je geĆÆnteresseerd bent mag jouw man hier een vitrine maken. ‘ Van der Noot had een hele entourage van kunstenaars en collectioneurs rond zich, mensen die echt in kunst geĆÆnteresseerd waren. Een boeiend publiek, dat ook voor ons interesse kreeg. Jammer genoeg is hij enkele jaren geleden overleden. “

In ’88 verhuisden de De Bucks naar de Zuidstationstraat, waar Hermine haar galerie-aktiviteiten nog verder ontplooid heeft. Siegfried : “Ze heeft een enorme werkkracht. En ze laat zich door niks of niemand uit het evenwicht brengen : ze verdedigt haar kunstenaars. De galerie van Hermine drijft puur op energie, niet op grote financiĆ«le investeringen of zo. Ze beseft dat een galerie niet alleen kan leven van toffe mensen : er moet kwaliteit zijn, en persoonlijkheid. Ze zoekt jonge kunstenaars die geen eendagsvliegen zijn. “

Hermine : ” Je moet dingen zien, vergelijken, mensen ontmoeten, je moet je visie ontwikkelen en aanpassen. Met Siegfried in de buurt had ik vroeger meer dan nu oog voor het dekoratieve in de kunst. Maar ook toen al zat er echte avantgarde bij, speelse dingen die je in die tijd aan de straatstenen niet kwijt kon. “

Toch zit aan elke galerie onvermijdelijk een commercieel aspekt vast : de balans moet in evenwicht zijn. Hermine : “Een galerie open houden is altijd moeilijk geweest. Maar voor mij is er met de krisis niet veel veranderd, omdat ik in de goeie tijd ook nooit meegedaan heb met de geldrush. Ik vond dat een vieze boel, sommigen hebben er mij voor uitgelachen. “

Siegfried : “De boekhoudkundige balans is niet de grootste van Hermine’s zorgen, en dat maakt het soms moeilijk, zeker de laatste tijd. Want de kunstmarkt maakt echt een flauwe periode door. Maar ik hou mij daar niĆ©t mee bezig, integendeel : soms moet ze ook mij nog opvangen, als ik problemen heb. Dat maakt de situatie soms wel moeilijk, ja. Je moet de motivatie onderhouden. “

Hermine : “Siegfried heeft niet echt invloed op mijn galerie-werk. Dat wil zeggen : we lĆ©ven natuurlijk samen, en heel vaak appreciĆ«ren we dezelfde dingen. Ik wil zijn mening horen, maar uiteindelijk beslis ik zelf. Dat heeft veel met gevoel te maken, met dingen waar ik persoonlijk kan achter staan, niet met de stromingen die toevallig in de mode zijn. “

Siegfried : “Ik distancieer me er zoveel mogelijk van. Ze vraagt wel altijd mijn mening, en ik geef die, maar in essentie ben ik met mijn juwelen bezig. Ik moet me kunnen afzonderen. Gelukkig is het hier een groot huis. Soms ervaar ik het zelfs als een inbreuk op mijn privacy als andere mensen in mijn huis tentoon stellen. In dit huis zitten een juwelenontwerper, een galeriste, en daar bovenop een huisgezin met drie kinderen. Dat is niet niks, soms wordt hier figuurlijk wel gevochten. “

Toch vormen de juwelen van Siegfried de kern van het De Buck-huis. Hermine : “Ik zorg naast mijn galerie-werk voor de promotie en de verkoop van zijn werk, want Siegfried is een kunstenaar, en die moet zich daar niet mee bezig houden. Ik doe dat trouwens graag. Het milieu van collectioneurs en liefhebbers van hedendaagse juwelen, zilverwerk of hedendaagse kunst, dat is eigenlijk Ć©Ć©n en dezelfde groep. Siegfried doet alles zelf : hij maakt geen tekening of schets die door anderen uitgevoerd wordt, hij maakt alles zelf, van A tot Z. Wie iets heeft van hem bezit een uniek stuk. “

Siegfried De Buck is nu full- time edelsmid en juweelontwerper, met dien verstande dat hij ook les geeft aan de kunstschool Sint-Lukas in Antwerpen. In Vlaanderen wordt juweel-ontwerpen nog altijd ingedeeld bij de sektor toegepaste of ambachtelijke kunst, dus geen Ć©chte kunst. Onzin natuurlijk. De Buck : “In landen als Nederland, Duitsland en Engeland hebben ze daar al lang geen problemen meer mee. Hier wordt veel te veel in vakjes gedacht. Er was de voorbije jaren een aanzet om de muren tussen beeldende en toegepaste kunsten te slopen, maar nu trekt iedereen zich weer terug in zijn eigen hokje. Er worden weer petten opgezet : de kunstpet of de kunstambachtenpet. Ik ben het daar helemaal niet mee eens : het is niet de discipline die bepaalt of iets kunst is of niet. Het gaat om de manier waarop de kunstenaar er mee omgaat. Het probleem van een aantal instanties, zeker vanuit de overheid, is dat ze je willen klasseren. Dat wil niet zeggen dat ik een initiatief als het Gentse Museum voor Sierkunst niet goed vind, integendeel. Daar komt niks zomaar binnen alleen omdĆ”t het toegepaste of sierkunst is. Ook daar primeert het aspekt kwaliteit. Ook in het Amsterdamse Stedelijk Museum staat de deur al lang open voor toegepaste kunst. Dit voorjaar liep daar zelfs een tentoonstelling rond het design van Alfa Romeo’s. In dit land zie ik dat nog niet zomaar gebeuren. Alleen in het Museum voor Moderne Kunst in Oostende wordt tussen de zogeheten echte kunst ook geregeld juwelenkunst en dergelijke getoond. “

Kan een juweel een autonoom kunstwerk zijn of moĆ©t het gedragen worden ? Siegfried : “Het blijven natuurlijk draagbare stukken. Maar ik heb wel ontdekt dat de ruimte waarin het juweel gedragen wordt heel precair is. Als je een man of zeker een vrouw fysiek benadert kom je op een punt dat je zijn of haar persoonlijke ruimte binnenstapt. Het is in diĆ© ruimte dat een juweel moet funktioneren. Dat wil zeggen : een juweel moet niet echt op, het moet ook rond het lichaam zitten. Het is de draagruimte waarin het objekt funktioneert. Eigenlijk staat een juweel heel dicht bij een tatouage, of bij lichaamsbeschildering. Er moet kommunikatie zijn tussen het lichaam en het objekt. “

“Het is dus complexer dan de vraag : is het draagbaar of niet ? Je hebt kunstenaars die een objekt maken, daar een hangertje aan vastknopen en dan van een juweel spreken. Dat klopt dus niet. Een echt juweel is : als het ergens ligt slaapt het, van zodra het gedragen wordt, wordt het wakker. “

Humor is in deze kunstbranche niet vanzelfsprekend. Maar in Siegfried De Bucks werk, zeker in zijn zilversmederij, is het ontegensprekelijk subtiel aanwezig. Siegfried : “Ik hou van dubbelzinnigheid, ik pak nooit iets letterlijk op. De naamgeving is bijvoorbeeld belangrijk : een pralinenteater is al iets anders dan gewoon pralinendoosje. Het moet altijd een kombinatie zijn van schoonheid en droom. De droom moet waargemaakt. Of ik zoek een kombinatie van schoonheid en funktionaliteit zonder dat het design wordt : ik voel me goed op dat onduidbare tussenterrein. Ik vertrek ook nooit van een vaststaand gegeven of idee om dat dan uit te werken. Het groeit en evolueert terwijl ik eraan bezig ben. Hoe krijgt een vorm impact ? DĆ”t is de essentie. Het objekt moet een eigen leven kunnen leiden. Maar precies een juweel is ontzettend kwetsbaar : het krijgt maar kans bij Ć©Ć©n persoon, de drager. Daarom is juweelkunst zo ontzettend moeilijk. “

Siegfried en Hermine zien het in deze tijd, waarin iedereen spreekt van krisis in de kunst, wel zitten. “De filter van de tijd doet nu zijn werk : de overdrijvingen zijn aangetoond, andere kunstvormen komen bovendrijven. Architektuur, dans, muziek, teater en ook toegepaste kunsten drukken mee hun stempel op het geheel… We hebben de Stoet van Hoet zien passeren, nu is er ruimte voor nieuwe impulsen. Dat is zeker geen verwijt aan Jan Hoet, integendeel : hij heeft van Gent een echte kunststad gemaakt. En wij, het duo Sieg en Hermine DeBuck in die stad, dat vind ik een mooie gedachte. “

Het “pralinen- teater” van Siegfried De Buck : “Het moet altijd een kombinatiezijn van schoonheid en droom. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content