SÈLAVIE

JEAN-PAUL MULDERS

Hij zit op een plek waar je koffie en bedelaarskoek kunt krijgen : een heer op jaren, voornaam gekleed, zijn sjaaltje zo retro dat het weer in hippe winkels te koop is. De schaarse haren die hem resten heeft hij naar achteren gekamd, met een golving die in model wordt gehouden door Brylcreem of zoiets. “Wijsheid is een kam die het leven je aanreikt wanneer je geen haar meer hebt.” Ik moet denken aan die gevleugelde woorden, die mij weer treffen door hun wreedheid.

Zijn vrouw zou zeggen : “Drink maar een glas rode wijn, lieve jongen. En als dat niet helpt, drink er nog een.” Met een dessertlepel schraapt hij de resten van een crumble bijeen, onderwijl nippend aan zijn bordeauxtje. Af en toe kijkt hij op zijn gouden horloge, alsof hij nog ergens moet zijn. Hij veegt de kruimels van zijn broek en spelt de menukaart, met een zorg die laat vermoeden dat zijn leven afhangt van die informatie. Hij lijkt mij iemand die graag de controle behoudt en die met zorg te werk gaat. Iemand die het leven in handen heeft gehad van talrijke anderen. Misschien is hij piloot geweest van een DC-8 in de lucht boven Afrika. Misschien heeft hij levens gered en in hemdsmouwen kinderen ter wereld geholpen, met alleen een stuk zeep en een bassin heet water.

Hij is dokter of piloot geweest, maar nu zit hij hier, gehuld in grijstinten van voorbijheid. Te kijken naar meiden in broeken met gaten, zijn best doend daar geen afkeuring bij te tonen. Ik bemerk het ereteken dat subtiel in de revers van zijn colbert zit. Wat hij heeft verdiend, wat ook zijn prestaties geweest zijn, ze vallen in het niet bij wat hij is kwijtgespeeld door het laffe verstrijken van de jaren. Zijn ogen zijn waterig ; hij heeft die hulpeloze blik die je bij sommige hondenrassen aantreft. Zijn vrouw zou met haar vingers door zijn haren strelen. Zijn vrouw zou zeggen, met haar smaak die een halve eeuw geleden feilloos trefzeker was : “Doe maar je mantel aan in kameelkleur, daar ben je altijd zo knap mee.”

Die mantel ligt nu op haar plaats, gedrapeerd over de stoelleuning. Aan zijn voet staat een zakje van een beroemde bakkerszaak die al jaren uit het straatbeeld is verdwenen. Ik zie de aders op zijn handen, waarmee hij zich geen blijf weet. Hij heeft zich al in die handen gewreven, hij heeft gebeden. Hij heeft knisperende geluiden ontlokt aan de menukaart. Nu begint hij gekke bekken te trekken en met zijn tong te zoeken in de leegte. Zijn vrouw zou zeggen : “Wil je nu eindelijk ophouden.”

Hij spreekt vriendelijk tegen de jonge serveerster, die hem op haar beurt vriendelijk te woord staat, maar niet zonder die nare zweem van verkleutering. Op een gegeven moment word je afgeschreven, onvermijdelijk, waar je ook leeft of wat je in je gloriedagen hebt betekend. Hij is helder genoeg om dat te weten. De eerste keren deed het pijn, maar het wende, zoals het achterlaten van je tanden in een glas water wende. Het is hard als mannen de statistieken verschalken en langer leven dan hun bruiden. Komt er een dag dat je met dezelfde onbewogenheid naar vrouwenborsten kijkt als naar het peper-en-zoutstel ?

Hij moet nergens meer naartoe, tenzij straks nog naar haar misschien. Zij zal iets lekkers bakken en lachen met zijn vlinderdas, die zonder haar vaardige vingers niet helemaal goed zit. Hij staat op en trekt met stramme waardigheid zijn mantel aan. Hij kijkt naar mij, ik kijk naar hem. We knikken en herkennen. Mannen zonder vrouwen. Door de donkere avond vertrekken wij, hij naar zijn huis en ik naar het mijne, waar een tikkende klok op me wacht en later die avond – ik moet nog altijd aan hem denken – de wasmachine die sèlavie sèlavie sèlavie doet als zij het water afpompt. Zonder dat iemand haar iets gevraagd heeft.

jean.paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

Wat ook zijn prestaties geweest zijn, ze vallen in het niet bij wat hij is kwijtgespeeld door het laffe verstrijken van de jaren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content