Oorlog en seks, het lijkt een oneerbiedige combinatie. Wie in Israël leeft, in de herinnering van ex-Joegoslavië of de dreiging van Kasjmir heeft wellicht heel andere zorgen. Toch kan een verwarrende oorlogstijd voor naar vrijheid snakkende lichamen misschien wel een paradijs bij uitstek zijn.

Gretel Van den Broek / Illustratie Sabien Clement

Fluitende kogels, afwezige partners en gesneuvelde verloofden. Het gebeurt vandaag, en niet eens zo ver van ons bed vandaan. Bij het zien van beelden vol ravage uit pakweg Israël kan het verwonderen dat er hoe dan ook nog zaad vloeit. Toch kruipt het waar het niet gaan kan. In echtelijke slaapkamers, maar ook in geheime hoekjes, verboden relaties en gevaarlijke afspraakplaatsjes. Wat bezielt een mensenkind dat vuurlinie, vijandschap en gevaar overstijgt voor toch maar die ene omhelzing? We grasduinen in de wereld van wel zeer aparte oorlogsrelaties.

“God, het vaderland, eer en jij.” Dat is het antwoord dat Mata HariGreta Garbo – van haar gespierde officier Alexis krijgt als ze vraagt wat heilig is voor hem. Maar Mata’s kus komt er pas als hij zijn kaars voor de Heilige Maagd heeft uitgeblazen. De concurrenten eer en vaderland verslaat ze later in haar activiteiten als spionne. “Je zei dat ik eerst kwam”, zegt ze naïef.

Mata Hari is een film uit de jaren dertig, en de wereldbekende hoofdfiguur een oosterse danseres die in haar geboorteplaats Leeuwarden de meer banale naam Margaretha Zelle droeg. Haar danskunst bracht haar naar Parijs en, net bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, naar Berlijn. Als onweerstaanbare courtisane zou ze niet alleen voor de Duitsers maar ook voor de Franse veiligheidsdienst klusjes hebben opgeknapt. Zonder voldoende bewijzen voor haar spionagewerk werd ze in 1917 in Parijs veroordeeld en uiteindelijk gefusilleerd door een militair vuurpeloton.

Haar aura van fatale spionne spreekt nog steeds tot de verbeelding. Het lijkt wel alsof ze ons voorgoed heeft ingeprent dat de strijd tussen seks en vaderlandse trouw een oorlog is binnen de oorlog. Of hoe tussen wapengekletter ook vaak een ondertoon van passie klinkt. Van seks tot het bittere einde, en zelfs tot de dood, tegen de gangbare orde in, en even onontkoombaar als de oorlog zelf, en even opwindend als gevaarlijk.

Natuurlijk is het verhaal van Mata Hari niet ontdaan van mythische projecties en sterallures. Hoe zou het dan met de levensechte oorlogsgeliefden gaan? Hoe geheim en vol van verraad of trouw zijn hun verhalen? Bestaat er zoiets als typische oorlogsseks? Slapen met de bezetter, of slapen met de bevrijder, of slapen met wie in vredestijd niet bereikbaar is; het lijkt wel slapen met de passie zelf.

Zoeken naar de motieven van vrouwen en mannen die in barre oorlogstijden hun aandacht toch kunnen richten op verliefdheden en lichamelijke verstrengelingen, is niet gemakkelijk. En het wordt al helemaal moeilijk als je zo dicht mogelijk bij de actualiteit wilt komen, of bij de oorlogssituaties van België. De generatie die pakweg geslachtsrijp was tijdens de Tweede Wereldoorlog, is niet meteen bedreven in het praten over seks en gevoelens. Ook het taboe rond contact met Duitsers is nog steeds levend, zij het vooral in de hoofden van de betrokkenen.

Over de rol van vrouwen in de collaboratie bestaan in ons land amper gefundeerde studies. De eerste van die aard is in maart 2000 gestart door Sévérine Jans van de Vrije Universiteit Brussel. Ze legt zich vooral toe op het blootleggen van de verhalen rond de naoorlogse bestraffing van deze vrouwen, en dus minder op de relatieverhalen zelf. Traditioneel is Nederland vlotter met deze materie omgegaan. Daar bestaat een Contactgroep voor Kinderen van Duitse Militairen, die lotgenoten met elkaar in contact wil brengen. “Verzwegen kinderen”, noemen de deelnemers zichzelf, en dat zegt veel over de gevoelens waarmee zij kampen. “Wij doen al lang verwoede pogingen om in contact te komen met lotgenoten in België, maar daar blijkt geen enkel initiatief deze mensen te verenigen”, zegt secretaris Teun van der Vaart.

Ook waargebeurde liefdesverhalen uit actuelere oorlogssituaties zijn moeilijk vindbaar. Neem bijvoorbeeld ex-Joegoslavië. Daar blijft van seks tijdens de volle oorlogsjaren vooral de miserie hangen. Meer dan 50.000 verkrachte vrouwen en jonge meisjes hadden geen enkele reden om verliefd te zijn op de mannen die hen bepotelden. Dit grote collectieve trauma wordt voorlopig vooral door fictie verbeeld. De film Before the Rain, een drieluik uit 1994, vertelt over de onmogelijkheid van contacten tussen orthodoxe Macedoniërs en Albanese islamieten. Een Albanees meisje dat kiest voor een jonge monnik krijgt de kogel van haar eigen kwade broer. Alsof de film zegt dat de haat te groot is om liefde te accepteren. In de film Beautiful People vliegen een Serviër en een Kroaat elkaar alleen maar in de haren, en een zwangere vrouw is zo van lichamelijkheid gedegouteerd dat ze haar kind niet wil. En in de roman De versteende bruidsstoet schrijft Ismail Kadare over de veelbelovende liefde tussen een Albanese student en zijn Servische studiegenote die openbloeit maar die gedoemd is om voortijdig te verstenen.

Neen, om het fijne te weten van liefdesverhalen tijdens een oorlog moeten we iets meer afstand nemen en ons misschien eens buigen over de drijfveer van de macht. In haar boek De Walkuren van het Derde Rijk verhaalt Anna Maria Sigmund over de tragische levensloop van de nazi-vrouwen. Bij de verhalen van deze opgewaardeerde vrouwen ruik je vanop afstand de kritiekloze toewijding en de bereidheid om tot het einde de weg van hun wederhelft te gaan. Toen Hitler zich in 1945 een kogel door het hoofd joeg, nam de kersverse echtgenote Eva Braun gif om hem te kunnen volgen in de dood. Magda en Joseph Goebbels kwamen tot dezelfde ‘oplossing’, en namen er zelfs hun kinderen in mee. Opstandigheid was er weinig.

Toen aan het einde van de oorlog Clara Petacci, de minnares van Mussolini, gearresteerd werd, sprak ze tijdens haar bekentenis de volgende ijdele woorden uit: “De minnares van de Duce (de leider) worden, dat was de heimelijke of openlijke ambitie van bijna iedere vrouw uit de hogere kringen waarin hij verkeerde.”

Dat Mussolini zijn diepe minachting voor vrouwen niet onder stoelen of banken stak, leek deze verlangende vrouwen niet te deren. Hij was tegen het stemrecht voor vrouwen en vond dat “zij geen slavin hoeven te zijn”, maar dat ze “in onze staat geen rol hoeven te spelen”. De enige rol die hij hun gunde, was die van toewijding. Al in 1936 vroeg hij alle gehuwde dames hun gouden trouwring in te leveren, zodat Italië genoeg goud zou hebben voor de strijd in Ethiopië. In ruil voor deze daad kregen ze allen een ijzeren trouwring, zoals ook de matrones uit het Oude Rome die gedragen hadden. De bruiden van Mussolini stroomden toe, trots dat ze hem hun offer konden brengen en dat er iets van hem straalde uit dat goedkope kleinood om hun ringvinger.

Deze verhalen roepen vele vragen op over verantwoordelijkheid en trouw in een relatie met een oorlogsbons. Zijn seksuele adoratie en ideologieën onlosmakelijk verbonden? Wekt het ene het andere op? Vrijen boven een massagraf, het blijft onbegrijpelijk. Of is het misschien net dat waarop die vrouwen kickten? Op de pure macht die door de nachtelijke versmeltingen bijna letterlijk in hun lichaam stroomde? Het lijkt wel alsof veel vrouwen uit de Duitsgezinde wereld hun waardigheid pas konden hervinden in de band met een man. En dan liefst een hoog gepositioneerde man, die eer en macht te bieden had die ze uit eigen naam nooit zouden kunnen vergaren. Of één die hun liefde in één adem vermeldde met het vaderland, zodat hun liefdeswerk de allure kreeg van een soort noodzakelijk werk achter de schermen.

Dat werken achter de schermen kreeg vaak vreemde uitingsvormen. Prostitutie heeft altijd bestaan, maar scoorde tijdens de oorlogsjaren hogere pieken. Voor vele vrouwen betekende dit vaak de enige bron van inkomsten, of ze hun lichamen nu voor of achter het front offreerden. Dat is zeker een tweede motief voor het hebben van seks in oorlogstijden.

Wereldwijd zijn vrouwen niet van militairen weg te slaan. Op het hoogtepunt van de Amerikaanse aanwezigheid op de Filipijnen waren meer dan een half miljoen meisjes bij de prostitutie en de seksindustrie betrokken. Slim genoeg probeerden de Verenigde Staten met de betrokken landen overeenkomsten te sluiten over deze ‘handel’, die de onschuldige naam Rest and Relaxation had. Cijfers uit 1981 spreken van een input van 170 miljoen dollar voor de Filipijnen. En toen de Amerikanen in de jaren ’70 hun tenten in Vietnam inpakten, daalde de prostitutie maar heel even, om nadien onder de vorm van sekstoerisme terug te komen.

Er is bij die oorlogsprostitutie meer aan de hand dan overlevingsdrang. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was syfilis onder de Duitse soldaten zo wijdverspreid dat het Hoog Commando in allerijl tot preventieve maatregelen overging. Misschien was dit wel hét geheime wapen van de vijand, dachten ze. Dus werden er speciale Wehrmacht-bordelen geopend, waar de meisjes tot genoeg hygiëne werden verplicht. Maar dat lukte niet, zegt Loe de Jong, auteur van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Eerste Wereldoorlog. De Duitse soldaten hielden niet zo van die georganiseerde seks. Volgens De Jong hadden ze liever Nederlandse meisjes, want die waren enthousiaster. Hij schat dat er op die manier acht- tot tienduizend buitenechtelijke kinderen zijn geboren.

Er bestaan ook zulke verhalen over België. Hier zette de Sittenpolizei, de Duitse zedenpolitie, voor de prostituees een groot hygiënisch verzorgingsproject op touw in het vrouwengasthuis van Sint-Gillis. Op een inspectietocht in Roeselare arresteerde de stedelijke politie vrouwen die zich al te lang in herbergen ophielden en bracht hen dan naar een speciaal ‘pensionaat’. Daar werden ze behandeld tegen syfilis of gonorroe. Ook de getuigenissen van de Duitse soldaat Heinrich Wandt zijn interessant. Na de oorlog publiceerde hij verhalen over onder andere het reilen en zeilen in enkele Gentse bezette ziekenhuizen. Een groot aantal van de medische diensten zette zich vooral in voor de verzorging van officieren die “onnoemelijke ziekten hadden opgedaan bij de deernen achter het front”. Deze vrouwen moesten zich regelmatig voor controle aanbieden in het Lousberggesticht voor bejaarden. Gent doopte de Lousbergkaai al snel om tot de microbenboulevard. In die tijden schreef de pastoor van Dikkebus bij Veurne vlammende taal tegen het schandelijke gedrag van “wilde en ongebonden” meisjes. Hij had begrip voor gevestigde prostituees, maar zag dat ook “jonge dochters” zich lieten verleiden door “listige en bedrieglijke taal, door het blinkend uniform der officieren en nog het meest door hun geschenken”.

Dat meisjes niet alleen vanwege het broodnodige huishoudgeld uitkeken naar de soldaten, maar vaak veeleer avontuur bij hen zochten, bewijst ook het onderzoek van de Nederlandse Monique Diedericks over de zogenaamde moffenmeiden. Wie tijdens de Tweede Wereldoorlog als vrouw of meisje alleen nog maar met een Duitser sprak, kreeg al snel dit veroordelende etiket opgeplakt. In het Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 2000 besluit Diedericks dat veel van de moffenmeiden die stempel echt niet verdienden. Ze werden beticht van seksuele collaboratie zonder dat er een bewijs van seksuele omgang was. De seksuele collaboratie, ook wel smalend horizontale collaboratie genoemd, werd als vanzelfsprekend gelinkt aan een publiekelijke nationale belediging. Contact met de bezetter was al schandalig genoeg, en schande was verwant met seks, dus kon je net zo goed van seksueel verraad spreken. Contact met Duitsers greep vaderlandslievenden in het kruis. Daarom ook werden de moffenmeiden na de oorlog gestraft met eveneens een seksueel symbool, het brutaal afknippen van hun vrouwelijke lokken.

Diedericks praatte met zestig moffenmeiden over die verwarrende tijden. Maar veertig onder hen hadden daadwerkelijk seks gehad met Duitsers. Eén van de vrouwen, die niet tot bedscènes kwam, sprak over het heimwee en de grote eenzaamheid van de Duitse soldaten. Ze waren ver en lang van huis, en hadden soms meer nood aan wat babbels dan aan seks. Het is toch niet meer dan menselijk dat door nabijheid ook meer begrip en sympathie naar boven komen?

Voor deze getuige had het contact met haar Duitser veel avontuurlijkheid in zich. Een vreemdeling met wie je kon praten, dat maakte je in die tijd nu eenmaal niet zo vaak mee. Opvallend is dat deze vrouw zich een flapper noemt, de naam die in de jaren twintig en dertig werd gegeven aan jonge vrouwen die fatsoenlijk waren en met een eigen loon ook grote consumptiemogelijkheden hadden. Nogal wat van die ondervraagde moffenmeiden waren in deze situatie. Ze gingen regelmatig buitenshuis, hadden meer zelfstandigheid dan hun leeftijdsgenoten maar overschreden daarom niet per se de grenzen van het fatsoen. Toch moesten ze hun avontuurlijkheid, hun begrip en sympathie voor mensen buiten hun eigen deur vaak duur betalen.

Bij oorlogsseks is er niet alleen liefde, drang naar macht of erkenning, de zorg om dagelijks brood of avontuur in het spel. In verzetskringen was de situatie voor vrouwen weer helemaal anders. Waar in de Duitsgezinde milieus vrouwen niet over zelfstandigheid moesten piekeren, was in de Tweede Wereldoorlog het verzet voor vrouwen veeleer een emanciperende factor. Duitse vrouwentaken cirkelden rond het gezin, refters, naaiateliers en ziekenhuizen. Verzetsvrouwen mochten typen, stencilen, pamfletten verspreiden, identiteitskaarten vervalsen, voedselbonnen ontvreemden, mensen helpen onderduiken. En net omdat het idee van de inferieure maatschappelijke rol van de vrouw zo leefde, konden zij naar hartenlust en met weinig nieuwsgierigheid van anderen ook koerierwerk doen. Dat zij in hun fietszakken of kinderwagens wapens of illegaal drukwerk smokkelden, viel amper op. Verzetsman Eduard Necker Veterman schrijft het in Keizersgracht 763, zijn oorlogsmemoires, als volgt: “Ik heb wel eens gedacht dat het illegaal verzet geboren werd uit onze straatjongensnatuur, om juist dat te doen wat niet mag.” En Gerard Aalders, schrijver van De affaire Sanders, besluit over verzetsman Wim Sanders: “Na de oorlog had hij zich nooit meer zo vrij gevoeld.” De getrouwde Wim Sanders was tijdens de oorlogsjaren voortdurend op weg voor zijn activiteiten als afluisteraar, en viel voor een tien jaar jongere koerierster. Begrijpelijk dat de man niet echt veel zin had om na de oorlog naar zijn keurslijf terug te keren.

In die algemene sfeer van gemengde en stiekeme contacten, valse namen, geheime codes en schuiladressen bloeiden ook de liefde en de seksuele aantrekkingskracht. Gevaar en onzekerheid over de dag van morgen dreven meerdere mannen en vrouwen in elkanders armen, soms zelfs onwetend over de burgerlijke staat van de ander. Met de dood voor ogen ziet alles er immers anders uit. Een fenomeen dat ook in het New York van na 11 september voor een ware sex boom zorgde. Pepper Schwartz, professor sociologie aan de Universiteit van Washington en auteur van Everything You Know About Love And Sex Is Wrong, verklaart het als volgt: “In tijden van ontreddering en terreur zoeken de mensen naar bevestiging van het leven. En er is geen duidelijker antigif tegen de dood dan seks. Het is een manier om te zeggen: ik functioneer, ik leef en ik ben niet alleen.”

In België zijn er uit de Tweede Wereldoorlog weinig van dit soort spannende verhalen bekend. Zelfs in Nederland zijn ze maar mondjesmaat aan het papier toevertrouwd. Nochtans moeten er veel van die verhalen bestaan. In Nederland steeg het geboortecijfer tijdens de oorlogsjaren, terwijl er toch veel ondervoeding was en er bovendien nog honderdduizend joden gedeporteerd waren. In 1946 telde het land zevenduizend buitenechtelijke kinderen, dat was het driedubbele van het jaar voor de oorlog. Natuurlijk had dit aantal ook wel weer te maken met de aanwezigheid van de Canadezen. Het is niet toevallig dat in Hollandse liedjes werd gezongen van Trees heeft een Canadees, en Blonde Miep in de jeep. De helden/bevrijders kwamen niet enkel met beloften van vrede, maar ook met spierballen, doorvoede lichamen, een vrolijk humeur, chocolade en sigaretten. Ze troffen ontwrichte gezinnen aan, en scholen die er niet langer meer in slaagden om hun telgen te beteugelen. In die cocktail van euforie en adoratie gingen heel wat vrouwenbuikjes groeien.

België kende tijdens de oorlog een minder spectaculaire stijging van onwettige geboortes, al spreken de cijfers van het NIS toch van een stijgend percentage ten opzichte van de totale bevolkingsaangroei. In 1939 bedroeg het aandeel van onwettig geboren kinderen 2,4 procent, in 1945 was dat 4,2 procent.

Een laatste motief voor de naar seks verlangende oorlogsvoerders vinden we in de oorlogsroman Geslacht van Frederic Mannings. Mannings beschrijft de dagen van een burgersoldaat en zijn maten terwijl ze zich tijdens de Eerste Wereldoorlog met ellenlange dagen voorbereiden op een offensief aan het Somme-front. Ze verlangen naar seks omdat ze willen ontsnappen aan de dood, of aan “hun onderaardse, heimelijke, schemerige bestaan, van dat voorgeborchte waar ze, met hun vernietigende menselijkheid, rondwaarden als evenzoveel geesten”.

Escapisme is vooral in oorlogstijden begrijpelijk. Wie met zijn neus op de dood zit, of op muren die maar niet wijken, gaat dromen. Reizen met de geest is een verdienste van seksuele opwinding. Je bent plots niet meer waar je bent, en met de schokkende lichtheid van spieren komt er ook een kortstondige lichtheid van geest door je wezen flitsen. En als seks dan nog met liefde verrijkt is, overstijg je niet alleen je eigen gevangen lichaam, maar ook grenzen en tegenstellingen. Romeo en Julia wisten er al van. Ook daar heerste de vijandelijk dreiging. Maar in echte oorlog staan eros en thanatos nog veel dichter bij elkaar.

Meer info: Philippe Besson, ‘Bij afwezigheid van mannen’, Ambo, september 2002, ca. 16,90 euro.

Slapen met de bezetter, of slapen met de bevrijder, of slapen met wie in vredestijd niet bereikbaar is; het lijkt wel slapen met de passie zelf.

Vrijen boven een massagraf, het blijft onbegrijpelijk. Of is het net dat waarop nazi-vrouwen kickten? Op de pure macht die door de nachtelijke versmeltingen bijna letterlijk in hun lichaam stroomde?

Eén van de ‘moffenmeiden’ had het over het heimwee en de grote eenzaamheid van de Duitse soldaten. Ze hadden soms meer nood aan wat babbels dan aan seks.

In die algemene sfeer van gemengde en stiekeme contacten, valse namen, geheime codes en schuiladressen bloeide ook in het verzet de seksuele aantrekkingskracht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content