Hilde Seymus slaagde erin op een plezierige en onbevangen manier een boekje te schrijven over seksualiteit bij jongeren. ?Levende Lijven? geeft ook advies aan jongeren die andere jongeren in hun vrije tijd begeleiden. Een boekje om in je rugzak te stoppen.

Jo Blommaert / Collage Tom Hautekiet

Hilde Seymus (32) is vormingswerkster en coƶrdinatrice van Jeugd en Seksualiteit, een jeugddienst die zich richt tot jongeren in hun vrije tijd en tot wie die jongeren dan begeleidt. Ze is ook de auteur van Levende Lijven, een boekje dat op een frisse en toegankelijke manier het thema seksualiteit behandelt en dat om die reden alom werd geprezen. Alleen uit bisschoppelijke hoek kwam er gemor. Hilde Seymus : ?Jeugd en Seksualiteit staat helemaal los van de Katholieke Jeugdraad, maar die heeft het boekje wel uitgegeven. Door het feit dat we ons enkel bezighouden met jongeren in hun vrije tijd, betekent dat dat we veel te maken hebben met jeugdbewegingen. Ruim 300.000 kinderen en jongeren zijn aangesloten bij een of andere jongerenorganisatie. Vermits in Vlaanderen de jeugdbeweging nu eenmaal een overwegend katholiek fenomeen is, werken we dus overwegend, niet uitsluitend, samen met organisaties als Scouts en Chiro, die bij de Katholieke Jeugdraad zijn aangesloten.

Zelf heb ik absoluut niet het gevoel onder druk te staan. Ik heb het boek volledig in mijn vrije tijd geschreven en heb dus aan niemand verantwoording af te leggen. Er is vooraf wel heel wat gedebatteerd over de inhoud. Wat erin staat, heeft de steun van de grote jeugdbewegingen. Iedereen weet dat het standpunt dat in dit boek vertolkt wordt, niet het officiƫle kerkelijke standpunt is. Maar mensen die met jongeren werken, zitten niet te wachten op een godsdienstig, filosofisch essay over Relaties en Seksualiteit, wel op een handboek met concrete tips, dat vertrekt uit de leefwereld van de jongeren en vanuit een positieve visie op seksualiteit. De negatieve en gevaarlijke aspecten van seksualiteit worden in dit boek niet uit de weg gegaan, maar ons uitgangspunt is positief.?

Het boek is inderdaad in een prettige, bijna lichtvoetige stijl geschreven. Het is vooral niet zeurderig, moraliserend, verhullend, opdringerig… Het zegt wel wat er gezegd moet worden. Hilde Seymus : ?We wilden er absoluut geen gewichtig boek van maken. Als het over seks gaat, hoeft je stem niet per se een octaaf te zakken. Je kan er gerust gewoon over praten, zonder te polariseren, zonder stellingen in te nemen.?

Levende Lijven bestaat uit drie delen. Het eerste deel handelt over seksualiteit bij jongeren, het tweede bespreekt de vragen die in dat verband kunnen rijzen bij mensen die met jongeren werken, en in het derde deel wordt een serie spelletjes voorgesteld die iets met relaties of seksualiteit te maken hebben. Zowel de positieve als de negatieve reacties op het boek hadden vooral betrekking op het eerste deel. Eigenlijk jammer dat dat niet als een op zich staand geheel werd uitgegeven, want dan zou het een veel ruimer jongerenpubliek bereiken dan nu.

Waarom bestaat Levende Lijven uit die drie afzonderlijke delen ?

Hilde Seymus : Vermits veel begeleiders van jongeren zelf nog jongeren zijn een 20-jarige die een 17-jarige begeleidt, is geen uitzondering , vonden we dat dat eerste hoofdstuk over seksualiteit er als achtergrond voor hen bij moest. Die begeleiders zijn geen volwassenen die al jarenlang door eigen ervaring in relaties een uitgetekend beeld over die zaken hebben. Ze zijn zelf nog zoekend en hebben dus zelf nog behoefte aan informatie.

Sommigen zien in de jeugdige leeftijd van de begeleiders ook weer een argument om niĆ©t met deze thematiek bezig te zijn : Het zijn zelf nog snotapen, wat moeten zij daarover gaan vertellen ? Maar mensen die met jongeren werken, worden hoe dan ook, willen of niet, met deze thematiek geconfronteerd. In heel concrete dingen. Door de speelse, lijfelijke manier van omgaan met elkaar. Trekken, duwen, sleuren. Piramides bouwen waarbij je op elkaar moet klauteren. Of pizza’s maken waarbij je op elkaar gaat liggen : de een als tomaat, de ander als ei. Normaal maakt niemand daar problemen over, maar in deze benarde tijden merk je wel dat mensen van de begeleiding zich daar vragen over stellen : ?Mag dat nog wel ? Niemand zal mij toch verdenken van ? ? ? Stel je voor dat ouders ons hier bezig zouden zien terwijl we allemaal op een hoop door elkaar liggen te ravotten en dat ze daar zenuwachtig van worden en er iets achter gaan zoeken…?

Er zijn toch ook wel berichten over reƫel misbruik van jongeren door jeugdwerkers.

Ik weet niet of er nu meer misbruiken zijn dan vroeger, maar we moeten er niet onnozel over doen : seksueel misbruik komt overal voor, ook in de jeugdbeweging. Eigenlijk voelen de begeleiders heel goed aan waar de grens ligt. Ze weten best dat ze een klein kind mogen helpen bij het wassen als dat nodig is. Maar ze vrezen wel dat sommige mensen door de Dutroux-zaak voor een deel hun gezond verstand verliezen en overal spoken gaan zien. Ze beseffen dat er mensen zijn die vervelend zouden kunnen doen, omdat zij met een probleem zitten, niet de jongeren.

Los van die uitzonderingen kan je in het algemeen zeggen dat ouders meer de nadruk leggen op veilig op kamp gaan. ?Jullie moeten toch niet alleen in de tent slapen ?? Of : ?Jullie gaan toch zeker niet in het donker op een onverlichte weg fietsen ?? En dat laatste dan vooral vanwege hun bezorgdheid over de verkeersveiligheid, want dat is toch nog steeds het meest acute probleem.

Verder valt te vrezen dat voor kinderen, en vooral voor meisjes, in het donker rijden bijvoorbeeld een nog banger gebeuren zal zijn dan het voordien al was. Maar ik heb echt veel vertrouwen in het gezond verstand van begeleiders en begeleidsters, ze zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid en willen dat met al hun kunnen proberen waar te maken. Anderzijds is het ook zo dat een begeleid(st)er in een jongerenbeweging een taak, een functie heeft. Dat impliceert dat gedrag waar op zich niks verkeerd mee is, binnen een bepaalde context wel eens ongepast kan zijn. Wanneer bijvoorbeeld in een groep twee jongeren uitgebreid zitten te tongzoenen, dan vind ik dat, ook al is er niks verkeerd met tongzoenen, daar toch ongepast en moet er ingegrepen worden. Niet door die relatie of het zoenen aan te vallen, maar wel door duidelijk te maken dat dat niet in de groep kan. Op dezelfde manier is het niet aangewezen dat een begeleider een relatie heeft met iemand uit zijn groep. Dat is niet bevorderlijk voor een evenwichtige relatie tussen die twee en het kan ook de groepswerking schaden. Het is belangrijk over dit soort dingen, vrijen in groep of gemengd slapen, afspraken te maken, zoals je dat ook doet over roken in groep. In een groepsleven zijn er altijd een aantal afspraken nodig.

Mijn persoonlijke visie is dat seksualiteit of een bepaald aspect ervan thuishoort in de intieme sfeer. Ik weet wel dat tongzoenen door jongeren niet ervaren wordt als iets dat je niet in het openbaar kan doen, dat merk je aan de schoolpoorten.

Kan het aan de schoolpoort ?

Naar mijn gevoel ook niet. Maar het gebeurt wel. Waarschijnlijk zegt dat iets over hoe jongeren tongzoenen ervaren. Blijkbaar vinden zij dat niet zo’n intiem gedrag en ga je dat intiemer vinden naarmate je ouder wordt. Dat betekent niet dat je als opvoeder niet kan zeggen : ?Dat is iets van jullie, hou dat maar onder jullie, dat moet je niet in het openbaar doen en je moet vooral mij niet verplichten om erop te staan kijken.? Dat laatste vind ik een heel belangrijk argument. Ik kan het behoorlijk vervelend vinden als op de trein tegenover mij een koppeltje zit te vrijen.

Een grote krant kan helpen…

Dan moet ik een krant kopen, omdat zij… Je mag niemand verplichten om op de vrijerijen van een ander te zitten kijken of luisteren. Dat kan je eigenlijk ongewenst seksueel gedrag noemen ten opzichte van een derde. Je zou het als grensoverschrijdend gedrag kunnen beschouwen, ook al is dat in de wet zo niet gedefinieerd.

Wat doe je met mensen die leiding willen geven en beweren dat er zelfs in de dierenwereld geen homoseksualiteit bestaat ?

Om te beginnen, zeggen dat ze zich goed moeten informeren. Verder vinden we het belangrijk dat er naar elkaar geluisterd wordt en met elkaar gesproken zonder dat de een de ander wil bekeren. Als iemand Ć©cht discrimineert, moet die door de groep van collega-begeleiders worden terechtgewezen en desnoods eruitgezet.

Geldt dat ook voor een begeleider die fluit naar meisjes ?

In Levende Lijven staat : als je wil dat de jongeren in de groep op een niet-macho maar respectvolle manier met elkaar omgaan, dan moet de begeleider niet de toon zetten door naar meisjes te fluiten en te roepen : ?Wat een ferme grieten?. Als je je zo gedraagt, kan je niet verwachten dat de groepsleden respectvol over elkaar gaan praten.

Kan je de invloed van porno of dating-programma’s op televisie op jongeren inschatten ?

Ik denk dat jongeren daar geen voorbeeldfunctie aan geven en dat velen heel goed weten dat het zo niet is en zo niet hoort. Maar ik ben er wel van overtuigd dat het hen beĆÆnvloedt in hun beeldvorming. Het belangrijkste gevolg van dat soort programma’s is dat jongeren seksueel overstresst geraken : de druk om seksueel actief te zijn, is groot. Dat zie je ook aan de manier waarop ze zich gedragen en wat ze daar zelf over vertellen. Contact tussen jongens en meisjes wordt ook door henzelf heel snel seksueel geduid. Uit recent onderzoek bleek dat wanneer een jongen aan een meisje vraagt of ze zondag mee naar de film wil, dat meisje dat heel vlug beschouwt als een seksuele toenadering. Wat jammer is, want dat maakt vriendschappen tussen jongens en meisjes erg moeilijk. Die stress, die eigenlijk al vanuit de hele psychoseksuele ontwikkeling van jongeren aanwezig is, wordt door het alomtegenwoordig zijn van seksualiteit en seksuele thema’s vergroot.

Ook al is het tegengewicht dat een school, een ouder of een jeugdbeweging kan bieden beperkt, toch geloof ik erg dat de groep waar jongeren deel van uitmaken, bijvoorbeeld een jeugdorganisatie, hen sterk kan bepalen. Sommigen zitten van hun zevende tot hun 23ste in zo’n vereniging en trekken week na week met elkaar op. Zo’n vriendengroep kan een tegengewicht bieden voor wat jongeren aan vrijblijvende relaties en vrijblijvende seks op tv en in blaadjes te zien krijgen. Als je hen vraagt waar ze van dromen, is het antwoord duidelijk : ze willen een partner op basis van een diepgaande vriendschapsrelatie, met eerlijkheid, vertrouwen, duurzaamheid.

Wanneer er cijfers over het seksueel gedrag van jongeren gepubliceerd worden, ontstaat vaak verkeerdelijk het idee dat ze er tegenwoordig nogal op los vrijen. Meestal gebeuren die onderzoeken in functie van een duidelijke probleemstelling, bijvoorbeeld aidspreventie. De percentages die je dan onder ogen krijgt, hebben vaak betrekking op de groep jongeren die al seks heeft en niet op het totale aantal jongeren. Ik bedoel maar : de invalshoek van zo’n onderzoek verdraait soms het beeld op jongeren. Volwassenen krijgen vaak de indruk dat alle jongeren op hun 15de geslachtsgemeenschap hebben gehad. Terwijl het over 12 procent gaat.

Het is ook niet zo dat als jongeren een lief hebben, ze daar binnen de kortste keren het bed mee induiken. Uit een Nederlandse studie is gebleken dat vier vijfden van alle 13-jarigen seksueel geĆÆnteresseerd is en seksuele fantasieĆ«n heeft. Verder blijkt er een stapsgewijze ontwikkeling in de seksuele ervaring te bestaan : tussen de eerste zoen en de eerste geslachtsgemeenschap ligt vier tot vijf jaar. Net als dertig jaar geleden overigens. Op dat gebied is er dus niet veel veranderd. Jongeren beginnen met kussen, met strelen, en gaan verder met bloot strelen, met wat intiemer worden… Ze groeien naar de geslachtsgemeenschap toe. Wat ook weer niet betekent dat als iemand een lief heeft, die vier jaar wacht eer hij/zij ermee naar bed gaat. Het kan zijn dat die persoon in die periode van vier jaar verschillende liefjes heeft gehad.

Wel is het zo dat de gemiddelde leeftijd daalt waarop jongeren voor het eerst een seksuele ervaring hebben. En niet alleen omdat er meer tolerantie is tegenover seksualiteit. Er is ook een biologische factor : jongens en meisjes worden jonger geslachtsrijp, waardoor de hormonen zich beginnen te roeren en seksuele aantrekking en seksuele interesse op jongere leeftijd beginnen. Een ander aspect is de grotere beschikbaarheid van voorbehoedmiddelen.

Als blijkt dat jongeren vier Ć  vijf jaar wachten, betekent dat dan ook dat de groepsdruk niet zo groot is als wordt verondersteld ?

Toch wel, die druk is groot, zeker op een bepaalde leeftijd. Voor meisjes, maar zeker ook voor jongens. In heel wat groepen van jongens wordt hun reputatie gedeeltelijk bepaald door het feit of ze het al gedaan hebben of niet, en daar wordt nog altijd stoer over gedaan. Niet elke jongen die zegt dat hij het gedaan heeft en met hoeveel meisjes, heeft het ook echt gedaan. Dat blijkt als je erover spreekt : velen geven toe dat ze er al eens over gesnoefd of gelogen hebben.

In je boek wijs je erop dat praten over seks nog altijd niet vanzelfsprekend is en dat we daar nog altijd niet de juiste woorden voor kennen.

Naar mijn gevoel bestaan dƩ juiste woorden niet. Het hangt af van de context welk woord je gebruikt. Als ik een gedicht schrijf, gebruik ik een ander woord dan wanneer ik een artikel moet schrijven voor een medisch tijdschrift. Leer een breed gamma aan woorden, die elk hun waarde, hun gevoelskleur hebben. Als ik als vormingswerkster technische voorlichting moet geven, dan zal ik technische begrippen gebruiken. Als ik gewoon met jongeren een gesprek over seksualiteit voer, gebruik ik die niet. Bijvoorbeeld : als ik het heb over veilig vrijen, zal ik ?geslachtsgemeenschap? gebruiken, of ?neuken?. Maar in een groep in een algemeen gesprek zeg ik ?vrijen?. En dan maakt het niet uit of de ene dat verstaat als geslachtsgemeenschap en een ander als zoenen, of alles samen, omdat dat op dat moment niet aan de orde is. Maar als ik informatie moet geven, moet het wel correct zijn. Nog anders is het wanneer je met een partner over seks spreekt, over jullie seks. Zoek dan woorden.

Daar hebben twee 16-jarigen die elkaar willen vertellen wat ze voelen vermoedelijk niet veel aan.

Er bestƔƔn wel woorden, maar ze voelen zich niet op hun gemak bij het spreken over seks. DƔt is het probleem, daarover praten alleen al vinden ze moeilijk. Maar daar schuilt nog een ander probleem achter : heel veel jongeren kunnen zich niet voorstellen dat je als je vrijt ook moet praten, die zien niet dat praten een onderdeel van het vrijen is. Ze denken dat het erom gaat hun ding te doen en dat daar verder niet moet over gesproken worden. Tegen zo iemand zeg ik : misschien ben je nog te jong om te vrijen. Als hun relatie niet van die aard is dat ze met elkaar kunnen praten, ook over seks, denk ik dat ze beter nog wat wachten.

Er bestaan leuke spelletjes om iets over die woorden bij te leren. Zo kan je jongeren vragen om binnen een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk associaties van bijvoorbeeld het woord penis op te schrijven. Vanwege de spelsituatie krijg je dan Ɣlles op een rij. Schitterend, dat is gieren, brullen, lachen. Ik heb gemerkt dat die woordkeuze zeer streekgebonden is. Dan zetten we die woorden op het bord en vragen we : als je nu naar een dokter zou gaan, welk woord zou je dan gebruiken ? Als je met je vrienden praat, welk woord zou je dan gebruiken ? En als je met je lief zou spreken, wat zou je dan kiezen ? Of staat dat woord er nog niet bij ?

Ofwel hebben ze zo’n woord in hun voorraad zitten, ofwel begrijpen ze ten minste dat het juiste woord als dusdanig niet bestaat. Als zij tegen hun lief graag over Charlie spreken, doen ze dat maar. Je begrijpt dat ik in de aidsvoorlichting niet over Charlie kan spreken. Als ze graag botervlootje zeggen, voor mij niet gelaten, en hopelijk vinden ze dat heel prettig en bevordert dat de speelse sfeer. Maar in een klas kan ik niet over een botervlootje beginnen. Dat begrijpen ze wel. En dan vind ik het niet nodig om bijvoorbeeld te zeggen : gebruik piemel in plaats van penis.

Wel belangrijk vind ik dat ze aanvoelen dat wat de ene vulgair vindt, de andere niet vulgair vindt. Dat kutje voor de een een lief en respectvol woord is en voor de ander een plat, omdat die graag botervlootje hoort. Laat ons dat gesprek maar voeren, dat is verschrikkelijk leerrijk.

Uitgegeven en te verkrijgen bij Katholieke Jeugdraad,Brialmontstraat 11, 1210 Brussel, tel. (02) 219.52.62. Ook te verkrijgen bij Jeugd en Seksualiteit, Wollemarkt 28, 2800 Mechelen, tel. (015) 20.69.68. Prijs : 400 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content