‘Seattle, dat was Cobain, Microsoft en Boeing, maar ook die non uit Zutendaal’
Hoe zit dat nu eigenlijk met het Limburggevoel ? Aan wie konden we dat beter vragen dan aan über-Limburger Stijn Meuris ? De zanger, journalist, regisseur en gepassioneerd sterrenkijker heeft over álles een mening en haalt alvast moeiteloos één cliché onderuit : dat Limburgers traag zouden zijn.
Hij woont nog precies waar ik hem in 1995 al interviewde, ten tijde van het succes van ‘Ik hou van u’ uit de film Manneken Pis. Honkvast dus, Stijn Meuris, én gastvrij. Koffie en appelsap op tafel, naast watermeloen, cake en aardbeientaart. Typisch Limburgs, of is Meuris gewoon een vriendelijke mens ?
Stijn Meuris : Als journalist ben ik ook overal geweest en ach, er komt altijd wel iets op tafel, dat is maar normaal. Op de duur denkt iedereen in clichés. Limburgers zijn gastvrij, open en vriendelijk, voor een deel zal dat wel kloppen zeker. Als we in Limburg spelen met de groep, waarvan verder niemand uit Limburg komt, dan zeggen die gasten dat ook. Maar om dat cliché enigszins te relativeren : als je op je computer heel België met je cursor vastpakt en copypastegewijs naar Noord-Frankrijk sleept, dan is Noord-Frankrijk niet eens bedekt. En dat kleine landoppervlak delen we dan nog eens op in tien provincies die stuk voor stuk een genetische oereigenschap blijken te hebben. Die fragmentering heb ik altijd een beetje raar gevonden. Maar wacht, ik moet dat meteen weer de-relativeren, want met de Limburgers is er wel degelijk iets aan de hand.
Niet voor niets is er sprake van een ‘Limburggevoel’, maar niet van een ‘OostVlaanderengevoel’ of een ‘Brabantgevoel’.
Nee, dan hebben we het over Gent of Brussel, steden dus. Maar het Limburggevoel bestaat. In de jaren 90 werkte ik als journalist bij Het Belang van Limburg. Simpel, ofwel lees je die krant ofwel werk je ervoor, dat is bijna een morele verplichting. Als je je abonnement opzegt, hangt de hoofdredacteur persoonlijk aan de bel : ‘Is er iets ?’ De zogenaamde penetratie in de provincie ligt rond de vijfentachtig procent. Met dat soort onderzoeken waren we toen veel bezig. Bleek dat er op de wereld maar één andere krant was met soortgelijke cijfers : een regionale krant in Nieuw-Zeeland. Iedereen was daar trots op. Maar tegelijkertijd dacht ik : jongens, dat is niet goed. Het houdt de mensen weg van andere invloeden.
Het ‘onderdekerktorengevoel’ : te veel Limburger, te weinig wereldburger.
Pas op, onder de kerktoren, het heeft een negatieve connotatie, maar ik doe daar niet lacherig over, ik voel daar wel iets bij. We schreven destijds veel artikels over het Limburggevoel, die term kwam toen opzetten. Bestond het ? Er was daar een of andere universitaire studie over verschenen. En inderdaad : men voelde iets, een entiteit en een identiteit. En dat houdt ergens op, niet exact bij de grens, maar toch. Ik heb altijd gedacht : de Limburgers vinden het jammer dat aan de ene kant Diest en Geel er just niet bijhoren en aan de andere kant Landen en Tienen. Stel dat dat er ook nog bijhing, dan hadden we een iets forser grondgebied.
Overstijgt het de landsgrens ? Hebben jullie affiniteit met de Nederlands-Limburgers ?
Ha, nu komen we op gevoelig terrein. Want in Nederlands-Limburg, een prachtige provincie met een geweldige stad, Maastricht, leeft dat gevoel ook heel sterk. Met het gevolg dat nogal wat politici en beleidsmensen begonnen te denken, met enige fantasie, maar toch : ‘Zeg jongens, dat zou pas een land zijn.’ Een klein land weliswaar, een flink uit de kluiten gewassen Luxemburg als het ware. Het is natuurlijk ook raar : op een bepaald moment is daar een grens getrokken, bij de Maas, terwijl je aan weerszijden hetzelfde hebt, enfin toch sterk vergelijkbaar. Maar om daar nu allerlei conclusies uit te trekken… Je hebt natuurlijk de Euregio Maas en Rijn, een samenwerkingsverband tussen België, Nederland en Duitsland.
Hoe uit het Limburggevoel zich ?
Kijk, toen ik voor Het Belang werkte, werden er veel meer buitenlandse reportages gemaakt dan nu. Toen Kurt Cobain stierf bijvoorbeeld, zei de hoofdredacteur : ‘Seattle, daar zijn we nog niet geweest, hè ? Interessant, want je hebt daar ook Microsoft en Boeing.’ Maar gegarandeerd dat er op het laatste moment iemand met een briefje afkwam : ‘Meuris, ik heb wat rondgebeld en er zitten ook vier Limburgers in Seattle, waaronder een non uit Zutendaal. Spring daar eens binnen.’ Zo herinner ik mij een avonddienst. De krant was zogoed als af, de eindredacteur was bezig met de voorpagina, in Japan was er een zwaar ongeluk met een hogesnelheidstrein gebeurd. Roept die gestreste eindredacteur dwars door de redactie : ‘Zaten er ook Limburgers op ?’ Wat des te grappiger was omdat het zo spontaan in hem opwelde, vanuit dat genetisch bepaalde Limburggevoel. Een soort magnetisme ook dat maakt dat Limburgers elkaar in den vreemde opzoeken, over afkomst, stand en opleiding heen. Normaal gezien beoordelen mensen op vakantie elkaar nogal snel : ‘Rare lui, dat T-shirt klopt niet, we blijven op een afstand.’ Limburgers onder elkaar hebben dat niet. Kom je aan het andere eind van de wereld een Limburger tegen, dan is het meteen van : ‘Zutendaal, ja ? En welke kant van Zutendaal ?’ Niet-Limburgers staan daar raar bij te kijken : wat voor een bizar paringsritueel is me dat ?
Nu, het is allemaal een beetje vreemd geëindigd, maar je kunt niet ontkennen dat Steve Stevaert Limburg op de kaart heeft gezet en fantastische dingen gerealiseerd heeft. Dat was echt wel een glansperiode voor Limburg, daar moeten we nu niet flauw over doen. Maar tegelijk vreesde ik dat het naar de andere kant zou overslaan. Ik was een van die mensen die zei : ‘Rustig aan een beetje.’
Leg dat eens uit.
Vanuit een underdogpositie kun je door een positieve impuls omslaan naar arrogantie. Ik had dat gevoel heel sterk bij de krant, bij TV Limburg en andere regionale media. Jongens, je moet niet bij elk cijfer dat nationaal verspreid wordt het Limburgse deel eruit lichten. ‘Kijk eens hoe goed wij zijn, ons onderwijs is 0,03 % beter dan het landelijk gemiddelde. En het stuk weg dat door Limburg loopt is beter dan de rest.’ Hou daar toch mee op. We zijn maar een klein stukje van een op zich al klein grondgebied. En ten tweede : het wordt onsympathiek. Ik heb geen zin om bij het Servië van Vlaanderen te horen. (Nadrukkelijk in de dictafoon) Dit is een boutade !
Nu, die tijd is voorbij, alles is beter in ba-lans nu.
Limburg promoot zichzelf toch nadrukkelijk via televisiespotjes : ‘Ideeën groeien in Limburg’. Of ‘Laat je meevoeren door de C-mine expeditie’ en ‘Iedereen Genkt’.
Jamaar, dat doen de West-Vlamingen ook. Zo heb ik meegewerkt aan een radiospotje en postercampagne waarin ik als duidelijke niet-Westvleut beweerde dat ik in mijn hoofd een West-Vlaming was. Heel geestig, met een flinke knipoog. Maar direct kritiek hier : ‘Zeg Stijn, dat gaat toch niet, man.’ Kom op, we zijn toch geen sekte. Maar Limburgers zijn daar heel gevoelig voor. En toch : ik ben hier graag. Vroeger kreeg ik voortdurend de vraag of ik hier niet weg wilde. Toen had ik inderdaad het gevoel dat iedereen die iets met muziek te maken had naar Antwerpen trok. Toen Mauro (Pawlovski, red.) ging, werd er net geen provinciale rouwdag afgekondigd. Nu, ik kan er geen statistieken aan koppelen, maar ik heb het gevoel dat mensen aan het terugkomen zijn. Sue (Somers, Stijns partner) heeft lang in Schaarbeek gewoond, maar ze is ook teruggekomen.
Sue Somers, vanuit de belendende kamer : “Dat is omdat jij hier niet weg wil, Stijn, anders zat ik nog steeds in Brussel.”
Stijn Meuris (onverstoorbaar) : En ik snap waarom. Bij de recentste peiling van Test-Aankoop naar de aangenaamste Belgische steden om in te wonen, stonden Hasselt en Genk in de top vijf. Tien jaar geleden was Genk het Sodom en Gomorra van Vlaanderen, een anti-stad eigenlijk, zonder echt centrum. Maar nu is ze echt aan een enorme opmars bezig ; Hasselt doet het ook goed. Ik ben geen provincialist, ik ben mobiel en heb niet de neiging om alles klein te zien. Maar ik begrijp het als iemand zegt : ik heb genoeg van de miserie, ik wil niet meer in Brussel wonen. Ik heb een groot probleem met die stad, ik zie dat daar niet goed komen. Los van het feit dat ze als Europese hoofdstad niet voldoet aan de verwachtingen, van de onveiligheid en de uit de hand gelopen migrantenproblematiek, vind ik het er niet fijn. Mij lijkt het alsof alle beleidsmensen met een frisse kop en een visie die stad verlaten hebben. Er hangt daar een zekere tristesse, ik win een aantal lumen aan helderheid als ik die stad uitrij.
Hoe was het om op te groeien in Overpelt ?
De term bestond toen nog niet, maar ik was een echt ADHD-kind. De ketel waarin ook Obelix gevallen was, stond in onze hof. Ik was met heel veel dingen bezig en geen van die dingen heb ik afgeleerd. Er was heel veel energie, fantasie en humor, maar tegelijk ook doorgedreven ernst. Of ik nu met Lego bezig was, of het bouwen van een kamp, dat moest echt goed zijn, geen gepruts. De muziek kwam in mijn leven via Marc Haesendonckx, een interim-leraar menswetenschappen en de eerste punker die ik ooit zag. Een deftige punker, een heel slimme ook, maar vooral : de bassist van de Brassers, een punkgroepje uit Hamont-Achel. Ik wist niet wat ik hoorde. Muziek maken, dat was iets onbereikbaars, daarvoor moest je zeven jaar Lemmensinstituut gedaan hebben. En plots was daar een gast die zei : ‘Ik ken maar drie akkoorden, maar het zijn wel de drie juiste.’ Met een paar vrienden trokken we naar de finale van Humo’s Rock Rally in de AB in Brussel, meteen het eerste rockconcert dat we meemaakten. We vielen van onze stoel. En toen kwamen de Brassers, die weliswaar niet wonnen, maar wat een openbaring. Van die trage, doemerige punk. En vooral : Nederlandstalig. Terwijl ik dacht dat daar een wet tegen bestond.
Meteen wist je wat je te doen stond.
Welja, zoals dat gaat bij jongens van vijftien, zestien jaar : ‘Wat de Marc kan, dat kunnen wij ook.’ De ene had al een gitaar, de andere kon een beetje drummen. Ik had niks, ik kon niks en dus werd ik zanger. De volgende Rock Rally, die van ’82, daar zaten wij in en wij vonden dat de evidentie zelve. Ik ben een dromer en tegelijk een pragmaticus, maar toch vooral naïef. En muziek creëert een speelveld waarin je dat soort naïviteit gunstig kunt gebruiken. Neem nu Rick De Leeuw, met wie ik deze zomer op tournee ben. Die is vooraan in de vijftig, maar eigenlijk een groot kind. Pas op, niet dom of onverantwoordelijk, maar gezegend met een grote onbevangenheid. Gelukkig zijn er in de muziek en de media veel zulke mensen. En toch heb ik vaak het gevoel dat het de blasé jongens zijn die winnen. Mijn echte beroep is regisseur. De ene keer van een reclamespot, dan weer van een programma voor Canvas of van iets wat ik zelf bedenk. Die speeltuin vind ik leuk. Maar ik zit dus vaak in meetings en brainstormsessies en dan zijn er altijd wel een paar gasten bij die niets bijdragen. Terwijl ik geef en geef en achteraf kapot ben. Maar die gasten die je nooit hoort, krijgen wel de beste postjes. At the end of the day they win. Kijk, daar kan ik dus niet goed tegen en misschien is dat wel een akelige Limburgse eigenschap. Natuurlijk heb je hier ook heel clevere ondernemers en politici zoals Steve, om hem nog maar eens te noemen. Maar tegelijk heeft die ook een naïeve kant, heel zijn downfall vorig jaar bewees dat toch. Hoe kun je nu intelligent en motiverend zijn en toch zo naïef dat je je laat vangen door een hoer met een videorecorder ? Maar dit terzijde. Wat ik bedoel is dat ik steeds meer het gevoel heb dat je in al je enthousiasme op je qui-vive moet zijn, of je wordt het slachtoffer van de gehaaide jongens.
Iets helemaal anders. Heb je nooit overwogen om in het Limburgs te zingen, zoals Flip Kowlier in het West-Vlaams ?
Nee, die behoefte heb ik nooit gevoeld. Hét Limburgs bestaat trouwens niet, net zo min als hét West-Vlaams trouwens. Ik voel mij een Nederlandstalige artiest, zelfs geen Vlaamse. Zeker in de Noordkaapperiode kreeg ik daar veel vragen over, bijna alsof ik een nationalist was. Of ik in het dagelijks leven Algemeen Nederlands spreek ? Redelijk ja, met een eigen klankkleur natuurlijk. Wat de mensen altijd associëren met Limburgs is het dialect van het Maasland, naar het Zuiden toe, richting Haspengouw. Het zangerige, gezapige. Riemst, Alden Biesen, dat is het Toscane van België, als daar het zonlicht just zit en er staat geen reclamebord in de weg, wow, dat is het paradijs. Er wordt daar wijn verbouwd, ik begrijp waarom de Romeinen naar Tongeren kwamen. Noord-Limburg, dat is Hamont, Peer, Overpelt, Neerpelt. Mijn vader zal het niet graag lezen, maar daar zit er een zekere agressie in de taal, iets waar buitenstaanders het Limburgs nooit mee associëren. Het is bij mijn weten de enige taal waarin je een vraag stelt en ze meteen ook zelf beantwoordt. Jan Hautekiet moest geweldig lachen toen ik dat zei, maar toen we gisteren in Lommel optraden, moest hij vaststellen dat het waar was. Iemand vraagt bijvoorbeeld : ‘ Eje, Linda, met vakantie geweest, neuje ?’ Er wordt gesproken op een manier die geen tegenspraak duldt, je moet er iets blafferigs bijdenken.
Om het allemaal een beetje samen te vatten : je bent tegelijk de grootste promotor en de grootste criticus van het Limburggevoel.
We moeten vooral clichés vermijden. Provincialisme, ik associeer dat niet per se met benepenheid en een soort hermetische verankering. Op een ander geven we trouwens veel geld om dat mee te maken. ‘Ik ben naar de Provence geweest : zo authentiek, zo rustig, er gebeurde daar niks…’ Hier in Limburg is het : help, hoe bekrompen. Terwijl er hier alleen al op cultuurgebied zoveel gebeurt. Manifesta dat nu loopt, Pukkelpop natuurlijk, het C-mine project, Z33 in het begijnhof van Hasselt, het Modemuseum. En als we iets willen zien in de Munt of de KVS, dan rijden we daar simpelweg naartoe, dat zijn toch geen afstanden. In Limburg zijn wij daar heel flexibel in, wij springen in de auto en rijden naar Maastricht of Aken. Het pan-Europese denken is een feit. Met hoeveel staten zijn we nu in de Unie : 27 ? En straks komt Turkije daar nog bij. Ik ben geen socioloog, maar ergens vind ik het logisch en heel menselijk dat we tegelijk en als reactie ‘klein’ gaan denken, alles opsplitsen en ons heel bewust zijn van onze streek, onze buurt en straat. En daarom zeg ik vanuit de grond van mijn hart : in Istanbul en Gent is het zeker ook tof, maar ik woon graag in Kermt.
Tournee Meuris vs De Leeuw, Lagelandenrock met ook nog Axl Peleman, Jan Hautekiet, Kris Delacourt en Ron Reuman. Data en info : www.maandacht.be/meuris-vs-de-leeuw.
Door Linda Asselbergs; Charlie De Keersmaecker
“Er is een soort magnetisme dat maakt dat Limburgers elkaar in den vreemde opzoeken, over afkomst, stand en opleiding heen” “Riemst, Alden Biesen, dat is het Toscane van België, als daar het zonlicht juist zit en er staat geen reclamebord in de weg, wow, dat is het paradijs” “Ik heb steeds meer het gevoel dat je in al je enthousiasme op je qui-vive moet zijn, of je wordt het slachtoffer van de gehaaide jongens”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier