Schoonheid zit in imperfectie
Helemaal in de ban van edelstenen en in de lijn van de oude Indische tradities ontwerpt Marie-Hélène de Taillac stijlvolle, discrete, maar vooral moderne juwelen.
Op het tafeltje in haar Parijse flat liggen enkele van haar creaties uitgestald. Een stukje van haar gestaag groeiende collectie. Ringen, oorbellen, halskettingen, ze ogen fragiel en breekbaar. En dan die kleuren: van pastelroze tot hard fuchsia, doorschijnend blauw naast diepgroen, altijd gecombineerd met warm goudgeel. Het lijken snoepjes, maar dan wel heel precieuze. Via een omweg kwam Marie-Hélène de Taillac – een 32-jarige Française, geboren in Lybië en opgegroeid in Libanon – drie jaar geleden opnieuw bij haar jeugdliefde uit: “Juwelen zijn altijd een passie geweest, maar ik had nooit gedacht dat ik zoiets creatief zou gaan doen.” Als 18-jarige vertrok ze richting New York om er gemology te gaan studeren. Mét een tussenstop in Londen om er Engels te leren. Ze blijft er tien jaar. Tien bevlogen jaren, waarin ze onder andere werkt voor Butler & Wilson, ontwerpers van fantasiejuwelen, het Britse modehuis Victor Edelstein en de hoedenmaker Philip Treacy. “Op een mooie dag had ik er genoeg van en ben ik een jaar gaan reizen. Naar Indonesië, Thailand, Japan… me intussen afvragend: wat zal ik gaan doen? Ik heb het antwoord pas gevonden toen ik met Solange Azagury-Partridge, juweelontwerpster en een vriendin van mij, naar Jaipur in India ging om er edelstenen te kopen.”
Het klikte, zeg maar, tussen Marie-Hélène en de stenen. En van dan af begint het balletje te rollen. Ze verblijft in India om er te leren over stenen, slijpen, zettechnieken: “En toen ben ik begonnen, heb ik geprobeerd om juwelen te maken. C’est arrivé comme ça. Alsof het mijn bestemming was, mijn lot.” Haar ontwerpen lijken een gevoelige snaar te raken. Ze toont ze eerst in een beperkte kring van vrienden en op aanraden van haar vriend Lucien Pellat-Finet aan een breder publiek tijdens de modedefilés in oktober 1996. Vandaag liggen de creaties van Marie-Hélène de Taillac in enkele exclusieve, toonaangevende winkels over heel de wereld: Agete in Japan, Browns in Londen, Barneys in New York, Colette in Parijs. Ze vertelt het bijna achteloos.
Die stenen, die fascineren haar. “Toermalijn is een van mijn favorieten”, wijst ze. “Omdat het bestaat in alle kleuren. Roos, groen, grijs, geel, bijna paars, al die verschillende schakeringen en elke keer verrassend. Zie je die kleine insluitingen in de steen? Die doen ‘m leven. Of de chalcedoon in deze ring: het is alsof er een stukje is genomen uit een golf van de zee.”
Anders dan we gewend zijn, laat Marie-Hélène edelstenen zo slijpen dat ze zo vrij mogelijk op de huid liggen. “Ze zijn allemaal manueel geslepen, waardoor ze nooit identiek zijn en een aparte schoonheid krijgen. Op gemshows zie je vaak tientallen stenen bewerkt door de computer, perfect en identiek. Maar ze leven niet. Eigenlijk komt schoonheid van de imperfectie.”
Haar inspiratie vindt ze vaak in oude juwelen: byzantijnse motieven, Romeinse, Keltische en Egyptische vormen, en natuurlijk de Indische traditie. Maar wat ook het vertrekpunt is, haar ontwerpen groeien in een voortdurend zoeken naar een subtiel evenwicht in vorm en kleur. Elke ring, ketting of armband straalt een puurheid uit, tot in de kleinste details. Precies daardoor zijn Marie-Hélène de Taillacs ontwerpen de discretie zelf. Daar streeft ze ook naar: “Ik hou van sieraden die je de hele dag kan dragen, thuis, op het werk, zonder je onveilig te voelen op de metro. Mijn ontwerpen zijn niet opzichtig, op het eerste gezicht lijken ze zelfs niet bijzonder waardevol. Dat wordt alleen gezien door kenners.” Het suggereert iets intiems. Een geheimpje tussen de ontwerpster en de draagster.
Hilde Verbiest
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier