In de traphal, waar ons per verdieping vier judasogen beloeren, kom ik mijn buurvrouw tegen. Of zij zich nog herinnert waar het hoofdkwartier van de Gestapo tijdens de oorlog op de Kouter was gevestigd, vraag ik haar. Het is niet onze courante manier om elkaar te begroeten, maar iets wat ik mij al geruime tijd wil weten.

“Natuurlijk”, zegt zij, alsof zij daar gisteren nog werd uitgenodigd op een gezellig feestje. “Dat was in de Club des Nobles, aan de linkerkant van het plein als je uit de Zonnestraat komt. Het mooiste gebouw van de Kouter. Daar zaten ze.”

Zij is ergens tussen de tachtig en de negentig, doctor in de rechten en niet wat je noemt : een lieftallig dametje dat mild werd door de jaren. Achter haar brillenglazen flitsen een paar felle ogen, een blik die door het leven tot ijspriem gestaald is. Altijd waakzaam, altijd wantrouwig, of het nu om de regeringsvorming gaat of over de kuren van de verwarmingsketel die in de donkerste ingewanden van ons appartementsgebouw sluimert. Altijd ontwaart zij ergens wel een list waar ik nog niet aan gedacht heb. Haar wereldbeeld loopt vol bedriegers, sjoemelaars en zakkenvullers. Helaas heb ik al vaker moeten vaststellen, soms met een paar jaar vertraging, dat zij er met haar scherpe oordeel niet zo heel ver naast zat en dat er slechts weinig wordt gedaan zonder bijbedoelingen.

Zij woont in een appartement vol tapijten en schilderijen, antieke pendules en foto’s van mensen die poseren voor auto’s die oldtimers zijn geworden. Zij heeft de bommenwerpers zien overvliegen toen die op weg waren om Dresden van de kaart te vegen. Daar voel ik ontzag voor, zoals ik – haaks op de heersende tijdgeest – de neiging heb om ontzag te voelen voor alles wat al langer dan ik op deze wereld rondwaart.

Zij is verstoken van 4G en internet. Ik kan me voorstellen dat je daarvan op zich al de indruk kan krijgen dat er een wereldomvattend complot aan de gang is waar ze je buiten proberen te houden. Elke dag trekt zij er wel nog analoog op uit, de lippen gestift en met een paraplu in Burberrymotief, om in het stadscentrum spionagewerk te gaan verrichten. Dat moet eigenaardig zijn, denk ik dan, als je nog perfect herinnert hoe de straten en winkels er in 1998, 1987, 1976, 1965, 1954 en 1943 hebben uitgezien. Leeftijdsgenoten van haar vieren in het rusthuis trieste feestjes met serpentines, maar zij begeeft zich nog tussen de mensen om alles te beoordelen met waarden die zij rondom zich zag verdampen, volgens een etiquette die de jeugd hooguit nog doet lachen. Miss Marple met een vleugje Hyacinth Bucket en opvattingen die in haar tijd heel gewoon waren, maar in deze vreemde, tegenwoordige wereld al eens op -foob durven te eindigen.

Ik hoor haar graag bezig, al walmt er soms een mening op als kolengruis uit een kelder waar in vijftig jaar geen zonlicht meer is gekomen. Zij doorspekt haar gesprekken met Franse bon mots en weegt mensen volgens hun bezittingen. Geld is belangrijk in haar wereldbeeld, want het is telbaar en bedriegt zelden – dat in tegenstelling tot de liefde, die je ook niet meeneemt in het graf.

“Maar hoe was dat dan ?”, dring ik aan. “Waren de mensen doodsbang voor dat hoofdkwartier op de Kouter ?”

Zij kijkt mij aan met dezelfde meewarigheid waarmee ik weleens kijk naar mijn dochtertje, als dat probeert een vierkant blokje in de driehoekige uitsparing van een stuk speelgoed te duwen. “Dat was… niets”, zegt zij zacht. “Niets in vergelijking met wat je nu om je heen ziet. Mijn vader was bij de weerstand, maar ik ging met mijn zuster kijken naar de Duitse officieren. Grote, schone venten waren dat. Ge moet tegenwoordig eens tram 4 naar Moscou nemen.”

Zij heft haar paraplu ten teken van afscheid en begeeft zich dapper richting station, mij achterlatend met het gevoel dat de tijd de ware tiran is.

Jean-Paul Mulders

Jean-Paul Mulders – jp.mulders@skynet.beDat moet eigenaardig zijn, je nog perfect herinneren hoe de straten en winkels er in 1998, 1987, 1976, 1965, 1954 en 1943 hebben uitgezien

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content